HA 2 Nederlands Op niveau Woordenschat

Constateren

vaststellen

Onderscheiden

als verschillend herkennen, waarnemen, zien

Reserveren

bewaren, vastleggen, geld apart zetten voor een bepaald doel

Stimuleren

aanmoedigen, prikkelen

suggereren

(een idee) voorstellen, op subtiele wijze een voorstel doen.

verstrekken

geven

verwerven.

krijgen, bereiken

accepteren

goed vinden, aanvaarden

besluiten

Beslissen, afsluiten, eindigen

garanderen

verzekeren, iets met zekerheid toezeggen

handhaven

in stand houden; zorgen dat iets blijft bestaan

monteren

in elkaar plaatsen of samenvoegen

wijten aan

de schuld geven, toeschrijven aan

Bevestigen

zeggen dat iets klopt, vastmaken

eigenaardig

apart, vreemd

essentieel

heel belangrijk, onmisbaar

gehalte

Percentage, gedeelte

klaarblijkelijk

blijkbaar, zoals duidelijk te merken is

nadelig

schadelijk, negatief

ogenschijnlijk

zoals het lijkt, maar waarschijnlijk niet is

ontwijken

uit de weg gaan, mijden

overvloedig

in grote hoeveelheden (aanwezig)

realistisch

heel werkelijk, echt

tegenstrijdig

tegengesteld, het kan niet samengaan

toegankelijk

open, goed te bereiken

uitgestrekt

over een grote oppervlakte, ruim, wijd, groot

verkondigen

bekendmaken; in het openbaar vertellen

zodanig

op die manier, zo

Activeren

aansporen tot handelen, werkzaam maken

Doorstart

nieuwe start na een mislukking

steentje bijdragen

ergens aan meehelpen

factor, de

onderdeel, medeoorzaak

failliet

bankroet, niet in staat schulden te betalen

fanatiek

bezeten, heel erg enthousiast

in eerste instantie

aanvankelijk, in het begin

motorisch

wat te maken heeft met de manier waarop je beweegt

reanimeren

weer tot leven wekken, het hart weer op gang brengen

in het verschiet liggen

iets wat binnenkort gaat gebeuren

beklijven

onthouden, blijven hangen, bijblijven

concreet

duidelijk (omschreven)

delicaat

gevoelig, kwetsbaar

minuscuul

ontzettend klein

onophoudelijk

zonder stoppen

perceel

stuk grond

rank

slank

registreren

(officieel laten) vastleggen

sculpturen

beeldhouwwerken

weren

tegenhouden, niet toelaten

ring

strijdperk, cirkelvormig voorwerp, rondweg, sieraad om vinger

spoor

beugel aan rijlaars, spoorwegbedrijf, rails, afdruk op de grond

weg

afwezig, route, strook voor verkeer

dure

kostbaar, benodigde tijd, deftig

lijn

verbinding, streep, figuur, koord

neuzen

reukorgaan, in iets snuffelen, punten van schoenen

kop

bovenkant, hoofd, voorkant, drinkkom met oor, titel

gepasseerd

gebeurd, overslaan, langskomen, voorbijgaan

vorst

koning, vrieskou

blik

metalen verpakking, kijken naar

klieren

plagen, orgaan dat bepaalde stoffen transporteert of afgeeft

bel, de

bol van zeepsop, voorwerp voor geluidssignaal

douw

duw

dauw

kleine waterdruppeltjes

rauw

niet gekookt of gebakken

rouw

verdriet over de dood van iemand

fel

hevig, sterk

vel

dunne laag, bijvoorbeeld papier, afgestroopte huid.

spelt

soort graan

speld

dun metalen staafje met scherpe punt

pijl

stok met een scherpe punt,

peil

niveau, hoogte

rad (het)

ronddraaiend wiel

rat

knaagdier met lange kale staart

berijden

rijden op

bereiden

klaarmaken, eten klaarmaken

pool

gebied aan het uiteinde van de denkbeeldige as door een planeet, iemand uit Polen, uiteinde van een batterij

poule

groep (meestal bij een sport)