Werkwoorden Frans

(s')ennuyer

(zich) vervelen (verbes en -yer)

(s')essuyer

zich afdrogen (verbes en -yer)

(s')éteindre

uitdoven (-re, type C)

(s')inquiéter

zorgen maken (verbes en -é...er)

(se) déplacer

(zich) verplaatsen

(se) rappeler

(zich) herinneren (verbes en -eler)

aboyer

blaffen (verbes en -yer)

acheter

kopen (verbes en -e...er)

achever

beëindigen (verbes en -e...er)

affaiblir

verzwakken (-ir, type A)

amener

meebrengen (verbes en -e...er)

annoncer

aankondigen (verbes en -cer)

appeler

roepen (verbes en -eler)

applaudir

toejuichen (-ir, type A)

apprécier

waarderen (-er, type B)

appuyer

steunen (verbes en -yer)

atteindre

bereiken (-re, type C)

attendre

wachten (-re, type B)

avancer

vooruitgaan (verbes en -cer)

avertir

verwittigen (-ir, type A)

bondir

springen (-ir, type A)

changer

veranderen (verbes en -ger)

commencer

beginnen (verbes en -cer)

compléter

vervolledigen (verbes en -é...er)

conduire

rijden, leiden (-re, type A)

confier

toevertrouwen (-er, type B)

confondre

verwarren (-re, type B)

construire

bouwen (-re, type A)

contraindre

dwingen (-re, type C)

convertir

converteren (-ir, type A)

correspondre

overeenkomen, corresponderen (-re, type B)

corriger

verbeteren (verbes en -ger)

couvrir

dekken, bedekken (-ir, type C)

craindre

vrezen (-re, type C)

crier

roepen (-er, type B)

cuire

koken, bakken (-re, type A)

découvrir

ontdekken (-ir, type C)

défendre

verbieden, verdedigen (-re, type B)

définir

bepalen (-ir, type A)

déménager

verhuizen (verbes en -ger)

dépendre (de)

afhangen (van) (-re, type B)

descendre

naar beneden gaan, uitstappen

détendre

ontspannen (-re, type B)

détruire

vernietigen (-re, type A)

dormir

slapen (-ir, type B)

eévéler

openbaren (verbes en -é...er)

effacer

uitwissen (verbes en -cer)

effrayer

doen schrikken (verbes en -yer)

emmener

meenemen (verbes en -e...er)

employer

gebruiken (verbes en -yer)

encourager

aanmoedigen (verbes en -ger)

enduire

instrijken (-re, type A)

enfreindre

overtreden (-re, type C)

entendre

horen (-re, type B)

entrouvrir

half openen (-ir, type C)

espérer

hopen (verbes en -é...er)

essayer

proberen/passen (verbes en -yer)

étendre

(ver)spreiden (-re, type B)

exagérer

overdrijven (verbes en -é...er)

exiger

eisen (verbes en -ger)

feindre

veinzen (-re, type C)

fendre

splijten (-re, type B)

feuilleter

doorbladeren (verbes en -eter)

finir

eindigen (-ir, type A)

geler

vriezen (verbes en -e...er)

grandir

groeien (-ir, type A)

grossir

verzwaren (-ir, type A)

instruire

opleiden (-re, type A)

introduire

inleiden (-re, type A)

investir

investeren (-ir, type A)

jeter

werpen (verbes en -eter)

joindre

bereiken, samenvoegen (-re, type C)

lancer

werpen (verbes en -cer)

lever

opheffen (verbes en -e...er)

maigrir

vermageren (-ir, type A)

manger

eten (verbes en -ger)

mélanger

mengen (verbes en -ger)

menacer

bedreigen (verbes en -cer)

mener

leiden (verbes en -e...er)

mentir

liegen (-ir, type B)

mordre

bijten (-re, type B)

nager

zwemmen (verbes en -ger)

neiger

sneeuwen (verbes en -ger)

nettoyer

schoonmaken (verbes en -yer)

offrir

aanbieden, geven, schenken (-ir, type C)

oublier

vergeten (-er, type B)

ouvrir

openen (-ir, type C)

pâlir

bleek worden (-ir, type A)

partager

delen (verbes en -ger)

partir

vertrekken (-ir, type B)

payer

betalen (verbes en -yer)

peindre

schilderen (-re, type C)

peler

pellen (verbes en -e...er)

pendre

ophangen (-re, type B)

pénétrer

indringen (verbes en -é...er)

penser

denken (-er, type A)

perdre

verliezen (-re, type B)

peser

wegen (verbes en -e...er)

placer

plaatsen (verbes en -cer)

plaindre

beklagen (-re, type C)