1/29
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Prokaryotes ↔ Eukaryotes
Prokaryoten: bact, archaea
geen celkern: DNA ligt los in cytoplasma in nucleoid
geen membraangebonden organellen: mitochondriën, GA, …
Eukaryoten: dieren, planten, schimmels, protisten
celkern: DNA zit in kernmembraan
membraangebonden organellen
Grootte
De meeste bacteriën: 0,5 tot 2,0 µm
Menselijke rode bloedcel: 7,5 µ
Vorm en indeling
Coccus: rond, groeien + naast elkaar in streep = streptococcus, in 3d (trosje) = staphylococcus
Bacillus: staafje, naast elkaar groeien = streptobacillus
bv: clostridium tetani: veroorzaakt tetanus, lactobacillus bulgaricus (in yoghurt)
Spirochete: kurkentrekkervorm (bv borrelia burgdorferi→ lyme)
Vibrio: komma vorm, gebogen staafje (bv: vibrio cholerae→ cholera)
Overzicht structuur
Celmembraan, meestal omgeven door celwand
Intern cytoplasma met ribosomen, nucleair gebied, ...
Verscheidenheid aan externe structuren, zoals capsules, flagella en pili
Celwand
Bevindt zich buiten celmembraan
Functies: karakteristieke vorm cel en voorkomt dat cel barst (osmose)
Cholesterol zorgt CM niet openspringt →fluiditeit: bact heeft dit niet! gevoelig!
Penicilline of lysozym celwand aantasten
Bestanddelen celwand: peptidoglycaan, buitenmembraan, periplasmatische ruimte
Peptidoglycaan of mureïne
Bevat:
N-acetylglucosamine (NAG) en N-acetylmuraminezuur (NAM)
Cross linked door tetrapeptiden, met 3de AZ: lysine voor meeste grampos bact, diaminopimelinezuur (DAP) voor meeste gramneg bact
Disacharide-ruggengraat: identiek voor alle bact
Tetrapeptide: L-Alanine →D-glutamic acid →L-lysine/ DAP →D-Alanine
Gramneg versus grampos bact
Gramnegatief: meestal geen oligopeptidebrug, verbinding tussen DAP en D-Ala
Grampositief: oligopeptidebrug, 5 glycinemoleculen (S. aureus)
Grampos bact: celwand
Dikke laag peptidoglycaan: 60-90% celwand bestaat uit peptidoglycaan
Lipoteichoïnezuur en teichoïnezuur
Polymeren ribitolfosfaat of glycerolfosfaat
Bezitten neg elektrische ladingen: opp-antigeen, transport Ca2+ en Mg2+
Eiwitten: adhesiefactoren, productie capsule, penicillinebindend eiwit (PBP) in CM
Gramneg bact: celwand
Dunne laag peptidoglycaan: 10-20% celwand bestaat uit peptidoglycaan, verteerd peptidoglycaan levert sferoplasten op (2 membranen)
Periplasmatische ruimte= ruimte tussen cel en buitenmembraan, bevat peptidoglycaan, toxines en katabole enzymen
Eiwitten: adhesiefactoren, productie capsule, penicillinebindend eiwit (PBP) in CM
Gramneg bact: Lipopolysacchariden
of LPS of endotoxine (!)
buitenste domein: O of somatisch antigeen →samenstelling varieert stam tot stam, serologische classificatie
kernoligosacharide: 10-15 heptose- en octosesuikers, KDO = keto-deoxyoctulosonaat
lipide deel: lipide A →gefosforyleerde diglucosamine, meerdere VZ, zoals 3-hydroxy-myristinezuur (C14)
Groot risico: baxter= H2O + zouten + suiker
+ gram neg en pos →door hitte: bact dood (neg en pos dood)→ IV: dier gaat dood
probleem: bact afgedood →endotoxines zijn hitte stabiel! Shock!
LPS functie
Hecht zich aan specifieke weefsels
Antigene variatie
Beschermende permeabiliteitsbarrière:
LPS-moleculen en Ca2+
+ EDTA → barrièrefunctie verloren (rol in oordruppels)
bv:hond met oorontsteking: AB geven met hierin EDTA (ethyleen diamine tetra azijnzuur) →zorgt voor Ca wegnemen (binden aan COO- einden) →2 neg ladingen wel afstoten →antennes gaan uit elkaar wijken → AB gemakkelijker binnenkomen
Gramkleuring
Stap 1: kristalviolet 1min →paarskleuring: bevat pos geladen N →binden met iets neg
Stap 2: jood bij gedaan →kristalviolet binden →kristalvioletjood = sterkere kleur en groter molecule
Stap 3: Ontkleuren met ethanol en aceton
aceton: lipofiel middel, CM kapot maken
ethanol: denaturatie eiwitten (peptidoglycaanlaag →dichter samenkomen)
bij gram neg er door, maar niet bij gram pos →dikke laag peptidoglycaan (samengedrukt)
Stap 4: tegenkleuren met safranine →pos geladen
gram pos: alle plaatsen bezet →oorspronkelijke kleurstof paars
gram neg: alle kristalviolet weg →kleurt roos
Zuur vaste bact: celwand
= geen grampos en geen gramneg
Dunne laag peptidoglycaan
Arabinogalactanen: verbonden met peptidoglycaan→ verbonden met mycolzuren met hoog moleculair gewicht
Rijk aan lipiden (60% celwand) → LANGZAME GROEIERS !
Lipoarabinomannanen
Mycolzuren (C 100, lang)= β-hydroxy-α-alkylvetzuren
Ziehl-Neelsen of zuurvaste kleuring
Eerst kleuren met carbolfuchine
HCl (pH <1) toevoegen: ontkleurt en zuurvaste bact doet niks want gaat niet door celwand
Tegenkleuren: methyleenblauw, zuurvaste blijven eerste kleur behouden
Bacteriën zonder celwand
Mycoplasma
Chlamydia
Archaebacterien
Mycoplasma
Afwezigheid van celwand → pleomorf, vorm aannemen dat die wil
Stabiliteit van celmembraan door opname van sterolen (↔ andere bacteriën)
Zeer klein: 0,2 tot 0,8 µm
Chlamydia
Geen peptidoglycaan
Gramnegatieve bacterie
Obligaat intracellulair !
MOMP = belangrijk buitenmembraaneiwit
Archaebacteriën
Geen peptidoglycaan
Celmembraan: monolaag (40 C lang), ethergebonden (niet fosfolipiden!)
Nucleïnezuren: hittebestendige spiralen
Hittebestendige enzymen: meer hydrofobe AZ, extra bindingen tussen AZ
Archaebacteriën kunnen in extreem barre omstandigheden leven
Celmembraan
Vloeistofmozaïekmodel: fosfolipiden in vl toestand, eiwitten verspreid tussen lipiden→ mozaïekpatroon
Dubbele laag
Eiwitten
Celmembraan functies
Doorlaatbaarheidsbarrière: voorkomen grote stoffen naar buiten
Eiwitanker
Energiebesparing: elektronentransportketen →gradient, vorming ATP
Celmembraan: passief transport
Geen ATP nodig: diffusie doorheen membraan, eiwitkanaal, osmose via water
Celmembraan: actief transport
ATP nodig
Fosfaat zorgen dat het niet terug naar buiten kan gaan
Celmembraan: transport siderophores
Ijzer cofactor
ijzer 3+ complexeren (graakt niet op zijn eigen goed binnen) →via kanaal binnenkomen → uiteindelijk terecht in cel, ATP nodig →ijzer 3+ omgezet tot ijzer 2+ →in bep enzymes actief
Ijzer transport van buiten naar binnen
Interne structuren: cytoplasma en nucleoide
Cytoplasma: 80% water en 20% stoffen, zoals ionen en suikers
Nucleaire regio of nucleoïde
geen kernmembraan! en histon-eiwitten
bestaat voornamelijk uit DNA, maar ook uit wat RNA en eiwitten
meeste bact slechts 1 cirkelvormig chromosoom, vibrio cholerae: 2 chromosomen
Interne structuren: Ribosomen
20.000 ribosomen/bacterie, bestaat uit RNA en eiwitten
Functie: eiwitsynthese
Sedimentatiesnelheid in centrifuge
Svedberg (S)-eenheden: variëren naargelang moleculaire grootte en vorm
Eukaryoten: snelheid afh van gewicht →versch: niet enkel gewicht telt mee maar ook vorm →verandert: 80s en niet 100s
AB maken dat enkel werkt op ribosomen bact en niet op humane ribosomen →doelwit verschillend van mens – bact
Interne structuren: Inclusions
Korrels: = metachromatische korrels (versch kleurintensiteiten)
glycogeen (polymeer van glucose): energie
polyfosfaat (fosfaatpolymeer)
Vesikels: door membranen omgeven structuren
met gas gevulde vacuolen → fotosynthetische bact en cyanobact
Interne structuren: cytoskelet
Bepaalt vorm van de bacterie
Cytoskelet → bacillus
Geen cytoskelet → coccus
Endosporen
Meest resistente van alle levensvormen (≠ schimmelsporen!)
Om te ontsnappen aan ongunstige omgevingsomstandigheden: uitputting voedingsstoffen, hoge temp, ...
Geslachten (Gram-pos): voornamelijk Bacillus en Clostridium
Endosporen: kieming
Kieming = terugkeer naar vegetatieve toestand vanuit spore
NIET reproductief (1 cel vormt 1 endospore)
Plaats van endospore → identificatie