Kennislijn blok 2

5.0(1)
studied byStudied by 7 people
GameKnowt Play
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/91

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Social Work voltijd, Haagse Hogeschool, leerjaar 1; Kennislijn Werken aan en in de wijk

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

92 Terms

1
New cards
Van caritas tot sociaal werk
* Middeleeuwen: caritas vanuit kerken als sociaal vangnet voor de burgerij
* Gouden eeuw: God werd minder belangrijk, grote armoede bracht gevaar aan de openbare orde, omslag van liefdadigheid naar eigenbelang, ordehandhaving en arbeidsdiscipline
* Verlichting: genootschappen en instituten worden opgericht die voor volksverlichting pleitten, focus op leren in plaats van verzorgen
* 20e eeuw: maatschappelijke veranderingen, eerste sociale wetten, verzorgingsstaat
* 1980s: kritiek op dure verzorgingsstaat, idee dat sociaal werkers maar wat doen - sociaal werk krijgt duidelijke richtlijnen
2
New cards
Caritas
De dienende liefde in de naam van God; naastenliefde

* Kwam vanuit kerken, overgenomen door adel om hun ziel te bewaken
3
New cards
Volksverlichting
Principe dat elk weldenkend mens hun positie zelf zou moeten kunnen verbeteren, zodat het volk zichzelf kan ontwikkelen tot een beschaafde bevolking

* bv. Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen
4
New cards
Doelen van sociaal werk
* Bevorderen van maatschappelijke ontwikkeling
* Bevorderen van sociale cohesie
* Bevrijden van mensen uit onderdrukking en vastgelopen situaties
5
New cards
Basisprincipes van sociaal werk
* Sociale rechtvaardigheid
* Mensenrechten
* Collectieve verantwoordelijkheid
* Respect voor diversiteit
6
New cards
Standenmaatschappij - klassenmaatschappij - kennismaatschappij
* Adel, geestelijken en burgerij; afgekaderd, geen kans om op te klimmen
* Na industriële revolutie werden arme boeren arbeiders in fabrieken
* Adel verloor macht, God werd minder belangrijk, en macht werd overgenomen door kapitalisten die productiemiddelen in handen hadden
* Nu is kennis meer bepalend voor je sociale klasse; in principe is sociale mobiliteit mogelijk
7
New cards
Centrale methodes in sociaal werk
Planmatig werken, op basis van wetenschap, gelijkwaardige relaties

* Social casework: perspectief van cliënt staat centraal (Marie Kamphuis)
* Social group: werken met cliënten in groepen
* Community (opbouwwerk): mensen betrekken bij de gemeenschap
8
New cards
Multiprobleemhuishouden (MPH)
Huishouden waar problemen zich opstapelen en die zelf deze problemen niet meer kunnen overzien of aanpakken

* Overlast voor omgeving
* Meerdere hulpinstanties aanwezig
* Mogelijk geen contact
9
New cards
Maatschappelijke scheidslijnen
Tegenstellingen die tussen verschillende groepen bestaan en zorgen voor verschillende belangen, interesses, etc. op basis van achtergrond

* Opstapeling hiervan zorgt voor multidimensionale problematiek en sociale ongelijkheid
10
New cards
Sociale stratificaties
Hiërarchische indeling van de samenleving in lagen

* Standenstelsel, kastenstelsel, klassenmaatschappij
11
New cards
Sociale mobiliteit
Mogelijkheid om van sociale positie te veranderen en omhoog te klimmen naar een hogere sociale klasse
12
New cards
Invloed op sociale mobiliteit
* Onderwijs (vaardigheden en kennis)
* Sociaal kapitaal (invloedrijke netwerken)
* Economisch kapitaal (geld)
13
New cards
Polarisatie
Proces waarbij het wij-zij denken ontstaat door groeiende tegenstellingen en gebrek aan contact
14
New cards
Segregatie
Scheiding tussen groepen, loopt op door polarisatie

* Zorgt voor meer sociale ongelijkheid, gebrek aan begrip
* bv. sociale segregatie, ruimtelijke segregatie, rassensegregatie
15
New cards
Sociale segregatie
Het nauwelijks mengen van verschillende bevolkingsgroepen
16
New cards
Ruimtelijke segregatie
Het fysiek scheiden van verschillende bevolkingsgroepen, bv. in buurten op basis van inkomen of etniciteit
17
New cards
Sociale ongelijkheid
Ongelijke kansen en ongelijke verdeling van macht, geld en beloning door hoe de samenleving is ingedeeld

\
18
New cards
Economische ongelijkheid
Ongelijke verdeling van vermogen en inkomen (vermogensongelijkheid, inkomensongelijkheid)
19
New cards
Inkomensongelijkheid
Ongelijke beloning van mensen (tussen beroepen, tussen werk en uitkeringen, tussen hoogste/laagste inkomens, loonkloof)
20
New cards
Loonkloof
Mensen met hetzelfde opleidingsniveau en werk die niet hetzelfde beloond worden door bv. geslacht, etniciteit, leeftijd
21
New cards
Vermogensongelijkheid
Grote verschillen in de hoeveelheid economische waarde die mensen bezitten

* Vermogen wordt bijna niet belast, daarom worden rijken betaald in aandelen
* Zorgt voor problemen in midden/lage inkomens, zoals de woningcrisis
22
New cards
Criteria voor de armoedegrens
* Subjectief: wat mensen zelf vinden van hun situatie
* Absoluut: wat iemand zich kan veroorloven en of dat genoeg is
* Relatief: situatie vergelijken met die van anderen
* Administratief: onder een bepaalde inkomensgrens
23
New cards
Kansenongelijkheid
Wanneer mensen met gelijke capaciteiten en gelijke prestaties niet dezelfde kansen krijgen

\
24
New cards
Mattheuseffect
Wanneer mensen die het al goed hebben, erop vooruit blijven gaan, en voor wie dit niet zo is, erop achteruit gaat
25
New cards
Gevolgen van armoede
Materiële deprivatie, sociale uitsluiting, kansarmoede, gebrek aan vertegenwoordiging (bv binnen de overheid), intergenerationele armoede, slechtere (mentale) gezondheid, gebrek aan sociale cohesie, criminaliteit, minder sociale mobiliteit

* Andere manier van denken en doen dan wat de rest van de maatschappij gewend is
* Complexe problematiek met meerdere lagen en gevolgen
26
New cards
Inclusie
Het proces waarbij ieder mens, ongeacht hun mogelijkheden en beperkingen, de kans krijgt hun leven naar eigen inzicht in te richten en om gelijkwaardig deel te nemen aan de samenleving
27
New cards
Stigma
Schandvlek of brandmerk dat aan een bepaald persoon, groep mensen of zaak wordt gekoppeld; of een vooroordeel dat leeft bij of over een bevolkingsgroep
28
New cards
6 manieren om stigma aan te pakken
Educatie, protest, contact, hervorming regelgeving, belangenbehartiging, zelfmanagement
29
New cards
Stigma-aanpak: educatie (principe, doelgroep, doel)
Principe: vervangen van stereotypen door correcte informatie

Doelgroep: brede publiek of specifieke groepen

Doel: vergroten van kennis, betere herkenning van symptomen
30
New cards
Stigma-aanpak: protest (principe, doelgroep, doel)
Principe: uiten van bezwaren tegen negatieve beeldvorming

Doelgroep: opiniemakers of degenen die stigmatiseren

Doel: onderdrukken stereotypen, verwijderen van negatieve uitingen
31
New cards
Stigma-aanpak: contact (principe, doelgroep, doel)
Principe: contact met mensen in de zij-groep die hier goed mee om kunnen gaan

Doelgroep: brede publiek of specifieke groepen

Doel: terugdringen stereotypen, verminderen afstand tussen mensen
32
New cards
Stigma-aanpak: hervorming regelgeving (principe, doelgroep, doel)
Principe: ontwikkelen en uitvoeren van regels die beschermen

Doelgroep: wetgever

Doel: betere bescherming van rechten, betere toegang tot voorzieningen
33
New cards
Stigma-aanpak: belangenbehartiging (principe, doelgroep, doel)
Principe: plaatsen van de belangen van mensen in de zij-groep op de politieke agenda

Doelgroep: politici en besluitvormers

Doel: meer erkenning, betere dienstverlening
34
New cards
Stigma-aanpak: zelfmanagement (principe, doelgroep, doel)
Principe: persoonlijke ontwikkeling, o.a. met de hulp van lotgenoten

Doelgroep: mensen in de zij-groep

Doel: afnemende impact van stigma, minder zelfstigma, beter zelfbeeld
35
New cards
Voorwaarden van succesvol contact en informatie (bij het bestrijden van stigma)
* Leden van de zij-groep zijn in staat bestaande vooroordelen en stereotypen te weerleggen
* Contact wordt ondersteund door een autoriteit en gelijkheid bevorderende normen
* Gelijke status van de twee groepen tijdens het contact
* Contact vindt plaats tussen individuen onderling
* Contact levert iets positiefs op
* Er wordt samengewerkt aan hetzelfde doel
36
New cards
Cultureel kapitaal (Bourdieu)
Het geheel van culturele goederen en leefstijl die van generatie op generatie wordt doorgegeven

* Toont aan tot welke klasse je behoort en welke habitus je bekend mee bent
* Belichaamd, objectief en institutioneel
37
New cards
Belichaamd kapitaal (Cultureel kapitaal)
Persoonlijk verworven kapitaal, zoals kennis en vaardigheden, die bijdragen aan sociale mobiliteit
38
New cards
Objectief kapitaal (Cultureel kapitaal)
Cultuurgoederen die je mee hebt gekregen vanuit de cultuur waarin je opgroeit; dingen die je kan zien, waar vaak waardes aan gelinkt zijn
39
New cards
Institutioneel kapitaal (Cultureel kapitaal)
Diploma’s of bewijzen dat je iets kan die bijdragen aan sociale mobiliteit
40
New cards
Conspicuous consumption/leisure
Opzichtige consumptie of vrijetijdsbestedingen om doelbewust status te tonen
41
New cards
Statussymbolen
Producten/symbolen die status tonen, een uiting van (hoge) klasse

* Worden gevormd door leefstijl en gedrag van hogere klassen die invloed hebben
42
New cards
Habitus (Bourdieu)
Je wereldbeeld, gevormd door socialisatie, cultuur en achtergrond, die je leefstijl en keuzes vormt

* Gelijke omgevingen ontwikkelen gelijke habitus, waardoor je bepaalde mensen opzoekt en afstand doet van anderen
* Maakt mensen herkenbaar, toont signalen en met wie een band aan te gaan
43
New cards
Klassehabitus (Bourdieu)
Symbool van iemand’s sociale klasse

* Maakt sociale mobiliteit moeilijker, omdat je het habitus van een hogere klasse mist om erbij te horen
* Habitus van hogere klassen heeft hogere status en invloed dan lagere klassen
44
New cards
Sociale reproductie
Sociale posities worden van generatie op generatie doorgegeven door socialisatie binnen een bepaalde klassehabitus
45
New cards
Hoge cultuur
Cultuur die leeft binnen sociaal dominante groepen, zoals klassieke kunst en muziek

* Waardering wordt aangeleerd
* Statussymbool
46
New cards
Lage cultuur
Populaire, commerciële producten

* Gezien als makkelijker te consumeren, voor ontspanning
47
New cards
Culturele omnivoren
Consumenten van alle soorten cultuur
48
New cards
Cosmopolitisme
Openheid voor verschillende soorten cultuur en indrukken

* Statussymbool, heerst vooral in dominante groepen
* Komt door globalisering
49
New cards
Traditionalisme
Afkeuring, argwaan voor nieuwe dingen in cultuur

* Heerst vooral onder groepen in kwetsbare posities
50
New cards
Meritocratie
Systeem waarbij maatschappelijk succes afhangt van je eigen verdiensten, niet je achtergrond, dus waarbij je vrij bent te bereiken wat je wilt

* Werkt niet zo in de praktijk, omdat je achtergrond en habitus je succes beïnvloeden; niet iedereen heeft gelijke kansen
51
New cards
Sociaal kapitaal (Bourdieu)
Je sociale netwerk dat bronnen biedt om je te helpen stijgen
52
New cards
Sociaal kapitaal (Putnam)
Kenmerken van sociale organisatie, zoals netwerken, normen en sociaal vertrouwen dat de coördinatie en samenwerking makkelijker maken voor wederzijds voordeel

* Eigenschap van de collectiviteit, te gebruiken door elk individu binnen en buiten het sociale netwerk
* Bevordert welzijn en gezondheid van de samenleving
53
New cards
Sociaal kapitaal: Bourdieu vs. Putnam
Bourdieu stelt dat sociaal kapitaal het netwerk is, Putnam gaat verder in op hoe dit in elkaar zit

Bourdieu kijkt naar het individu, sociaal kapitaal als een manier om sociaal te stijgen; Putnam kijkt naar de gemeenschap, het belang van een sterke sociale collectiviteit
54
New cards
Kenmerken van sociaal kapitaal (Putnam)
* Vertrouwen: in medeburgers, ook onbekenden
* Wederkerigheid: hulp geven en terug kunnen verwachten
* Netwerken: in een samenleving
55
New cards
Bonding social capital
Het vormen van sterke banden binnen een homogene gemeenschap

* Naar binnen gekeerd
* Strong ties
56
New cards
Bridging social capital
Bruggen bouwen naar andere gemeenschappen

* Naar buiten gekeerd
* Zorgt voor vernieuwing en sterkere netwerken die achtergrond overstijgen
* Weak ties
57
New cards
Linking social capital
De mate waarin individuen relaties opbouwen met instellingen en personen die relatieve macht over hen hebben
58
New cards
Strong ties
Direct contact en emotionele verbondenheid

* Sterke band, maar zwak in het bereiken van doelen
* Bonding
59
New cards
Weak ties
Gecalculeerde relaties die we aangaan om te zorgen dat we klimmen op de sociale ladder, niet voor emotionele verbondenheid

* Effectief voor het bereiken van doelen
* Bridging
60
New cards
Persoonlijke identiteit
De mix van eigenschappen die ons uniek maakt

* Onderdelen van identiteit zijn vooral gedeeld met en gevormd door anderen
* Identiteit is de kenmerken die we belangrijk vinden en waar we onszelf in kunnen vinden
61
New cards
Zelfbeeld
Het idee dat we van onszelf hebben
62
New cards
Collectieve identiteit
Bewustzijn van het behoren tot een groep

* Kenmerken van de groep worden opgenomen in persoonlijke identiteit, krijgen symboolwaarde
* Deel van groter geheel, verbinding; maar ook wij-zij denken met de outgroup
* Kenmerk kan gedeeld worden met meer mensen, maar als er geen verbinding is, is het alsnog persoonlijke identiteit
63
New cards
Nationale identiteit
Belangrijke vorm van collectieve identiteit gebaseerd op wonen/geboren zijn in een bepaald land

* Gedeelde eigenschappen worden samengebracht en versterkt door nationale symbolen
* Nationalisme: wanneer nationale identiteit andere colectieve identiteiten overschaduwt
* Imagined community
* Manier om een outgroup uit te sluiten van integratie, kenmerken zijn subjectief
64
New cards
Imagined community (Benedict Anderson)
Groep waarvan een groot deel van de leden elkaar niet persoonlijk kennen, waardoor de groep vooral in ons hoofd bestaat

* Afgebakend door zelfverzonnen criteria
65
New cards
Individualisering
Het individueel vormgeven van onze identiteit

* Levensweg staat minder vast door je achtergrond: minder verzuiling, nu diensteneconomie die zorgde voor onderwijsdemocratisering dus meer sociale mobiliteit
* Toch ben je niet volledig vrij: sociale mechanismen, je lijkt op mensen met een soortgelijke achtergrond
66
New cards
Verzuiling
Verdeling van de samenleving in hechte groepen op levensbeschouwelijke/sociaal-economische basis

* Eerder vormde dit veel van je identiteit, nu is dit minder belangrijk
67
New cards
Keuzebiografie
Het zelf kunnen kiezen tot welke groepen en collectieve identiteiten je behoort en hoe belangrijk dat is voor je zelfbeeld
68
New cards
Intersectionaliteit
Het bewustzijn dat de deelidentiteiten van een persoon elkaar beïnvloeden, dat een persoon bij meerdere identiteiten kan afwijken van ‘de norm’ en dat die assen elkaar beïnvloeden en dat dat iemand’s positie in de maatschappij bepaalt
69
New cards
Toegeschreven identiteit
Toegekend, je hebt geen keuze of je het aanneemt

* Mensen vormen verwachtingen op basis van wie zij vinden dat je bent
70
New cards
Aangenomen identiteit
Zelf gekozen identiteit
71
New cards
Statische identiteitskenmerken
Kenmerken van je identiteit die niet veranderen en altijd bij je blijven
72
New cards
Dynamische identiteitskenmerken
Kenmerken van je identiteit die door de tijd heen veranderen
73
New cards
Individualisering en de participatiesamenleving
Meer focus op jezelf, op het individu; meer vrijheid om je eigen identiteit te ontwikkelen

* Maar ook meer eenzaamheid, gebrek aan samenhang en gemeenschap
* Als je niet mee kan draaien in de samenleving, val je erbuiten en wordt dat gezien als je eigen schuld
* Individualisering benadrukt verschillen tussen mensen, wat zorgt voor ongelijkheid
74
New cards
Empowerment
Het ervoor zorgen dat gemarginaliseerde burgers (powerless) mee kunnen doen, gericht op inclusie en participatie

* Mensen in hun eigen kracht zetten voor een betere plek in de maatschappij
* Doorbreken van onderscheid tussen powerful en powerless: de powerless powerful maken, waardoor de positie van de powerful wordt beïnvloed
* Wortels in de strijd voor emancipatie, oproep voor vereniging, het teruggeven van vrijheid aan de mensen
75
New cards
Empowerment en participatiesamenleving
Er wordt verwacht dat de burger actief meedoet aan de maatschappij en zich inzet

* Niet iedereen kan dit door beperkingen, positie of door systematische uitsluitingsmechanismen bij niet-dominante groepen
* Mensen die niet meedoen worden gezien als niet volwaardige burgers, worden uitgesloten, wat weer zorgt voor terugtrekken

De weerbare burger hoort zich in te zetten voor kwetsbaren - geen wederkerigheid, alsof de kwetsbare burger niet de kwaliteiten hiervoor heeft (disempowerment)
76
New cards
Disempowerment
Het afnemen van de kans om iemand in hun kracht te laten staan en mee te doen

* Door macht in te zetten tegen mensen ipv hun te empoweren
* Voor mensen bepalen, laten voelen alsof zij iets niet kunnen, afhankelijk maken, powerless maken, zelf problemen oplossen
77
New cards
Empowerment op macroniveau
Blik op de gemeenschap en de systemen hierin die ervoor zorgen dat iemand geen gelijke kansen krijgt om te participeren
78
New cards
Empowerment op mesoniveau
Blik op organisaties, hoe beslissingmakers hierin bepalen wie wel of niet mee mag doen
79
New cards
Empowerment op microniveau
Blik op het individu, hun vertrouwen in zichzelf en de (on)zekerheden die bijdragen aan hoe iemand hun leven inricht
80
New cards
Burgerschap (definitie van nu)
Het vermogen en de bereidheid om je op één of meerdere gebieden in te zetten voor de publieke zaak

* Vermogen: minimale cognitieve en sociale vaardigheden
* Bereidheid: gevoel van betrokkenheid bij de directe leefomgeving
81
New cards
Vervreemding (Marx)
Hoe meer er voor iemand wordt bepaalt, hoe meer afstand van jezelf en elkaar plaatsvindt

* Staat eigen kracht en emancipatie in de weg
* Empowerment gaat over het verschuiven van de balans van bepaald worden naar zelf bepalen
82
New cards
Empowerment in de praktijk
Betekenisgeving: eigen inspanningen voor herstel (bv. ervaringsdeskundigheid ontwikkelen, leren van ervaringsverhalen, leren van netwerk)

Co-learning: lotgenoten die elkaar versterken (bv. AA)

Professionele ondersteuning: empowerment vanuit sociaal werk

Maatschappelijke facilitering: wat we als maatschappij doen als antwoord op de strijd (bv. beleid)
83
New cards
Marginalisatie
Het stoppen van groepen in de marges van de samenleving; deze groepen ervaren hinder in het kunnen meedoen
84
New cards
Remarginalisatie
Opnieuw in de marges van de samenleving worden gestopt

* Mede door disempowerment: mensen komen terug in hun hokje, worden afhankelijk gemaakt
85
New cards
Schildpaddengedrag (Putnam)
In plekken met diversiteit in etniciteit/cultuur, neemt sociale betrokkenheid af

* Mensen trekken terug in hun schulp, sociale cohesie neemt af
* Om dit op te lossen moeten er bruggen worden gebouwd (bridging)
* Kritiek: ongelijkheid speelt hier een rol in
86
New cards
Paradox van empowerment
* Je stuurt alsnog vanuit je machtspositie dat iemand in hun kracht moet gaan staan
* Je zet iemand niet in hun kracht, je creërt hier alleen de ruimte voor
87
New cards
Contact en informatie als stigma-aanpak werkt niet altijd:
* Laat niet ineens alle diepgewortelde vooroordelen verdwijnen
* Contact kan vooroordelen bevestigen en versterken
* Positief contact kan worden gezien als uitzondering op de regel
88
New cards
Mogelijkheden van lokaal sociaal beleid
* Maakt maatwerk mogelijk
* Er wordt samengewerkt aan de bron
* Beheersbaar houden en hanteerbaar maken van knelpunten die leefbaarheid en veiligheid kunnen aantasten
89
New cards
Beperkingen van lokaal sociaal beleid
* Problemen kunnen het gebied overstijgen
* Beleidswerkelijkheid verschilt vaak van werkelijkheid door afstand tussen de wijk en beleidsmakers
90
New cards
Rol van sociaal werkers bij het maken van sociaal beleid
* Horizontaal schakelen: tussen bewoners, bewonersorganisaties, woningcorporaties, onderwijsinstellingen, politie, maatschappelijk werk, etc.
* Verticaal schakelen: met de wereld van beleid
91
New cards
Medebewind vs. autonomie
* Medebewind: centrale overheid vertelt andere bestuurslagen via regelgeving wat ze moeten doen (bv. uitkeringen, leerplicht)
* Autonomie: gemeenten mogen bepaalde zaken naar eigen inzicht invullen, kan zorgen voor verschillen tussen gemeenten
92
New cards
Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (regiovorming)
Wanneer gemeenten samen gaan werken aan gebiedsoverstijgende problemen

* Botst met democratische legitimiteit: gekozen gemeenteraden hebben geen grip op de samenwerkingen