1/77
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
bakken
bakte
beginnen
begon
begrijpen
begreep
bewegen
bewoog
bezoeken
bezocht
bieden
bood
binden
bond
blijken
bleek
blijven
bleef
breken
brak
brengen
bracht
denken
dacht
doen
deed
dragen
droeg
drinken
dronk
durven
durfde
ervaren
ervoer
eten
at
gaan
ging
genieten
genoot
gieten
goot
grijpen
greep
hangen
hing
hebben
had
helpen
hielp
houden
hield
kiezen
koos
klinken
klonk
komen
kwam
kopen
kocht
krijgen
kreeg
kunnen
kon
lachen
lachte
laten
liet
lezen
las
liggen
lag
lijken
leek
lopen
liep
moeten
moest
mogen
mocht
nemen
nam
opschieten
schoot op
raden
raadde
rijden
reed
scheppen
schiep
schijnen
scheen
schrijven
schreef
slaan
sloeg
slapen
sliep
snijden
sneed
spijten
speet
spreken
sprak
staan
stond
sterven
stierf
treffen
trof
trekken
trok
vallen
viel
vechten
vocht
vergelijken
vergeleek
vergeten
vergat
verliezen
verloor
vinden
vond
vliegen
vloog
vragen
vroeg
waaien
woei/waaide
wassen
waste
weten
wist
willen
wilde (wou = informeel)
winnen
won
worden
werd
zeggen
zei
zien
zag
zijn
was
zitten
zat
zoeken
zocht
zullen
zou
zwemmen
zwom