Eerste bundel woorden en zinnen om te gebruiken in klas. (19/09)
Une armoire
Een kast
Un banc
Een bank
Un bureau
Een bureau
Une brouillon
Een klad
Un bulletin
Een rapport
Un cahier (de travail)
Een (werk)schrift
Une cartouche
Een inktbuisje
Une chaise
Een stoel
Un chiffon
Een doek/ een vod
Des ciseaux
Een schaar
Un classeur
Een map
Un compas
Een passer
Une corbeille (à papier)
Een papiermand
Une craie
Een krijt
Un dictionnaire
Een woordenboek
Un effaceur d’encre
Een inktwisser
Une éponge
Een spons
Une équerre
Een geodriehoek
Un fascicule
Een bundel
Un feutre
Een stift
Une feuille
Een blad
Une gomme
Een gom
Les hauts-parleurs
Luidsprekers
Un journal de classe
Een schoolagenda
Un livre
Een boek
Un marqueur
Een markeerstift
Un perforateur/ une perforatrice
Een perforator
Une pochette en plastique
Een plastic mapje
Un portemanteau
Een kapstok
Une poubelle
Een vuilnisbak
Un projecteur
Een projecter
Une règle
Een lat
Le ruban adhésif/ le scotch
Plakband
Un sac à dos
Een rugzak
Un seau
Een emmer
Un tableau
Een schoolbord
Un tableau blanc
Een whitebord
Un tableau d’affichage
Een prikbord
Un taille-crayon
Een puntenslijper
Un trombone
Een paperclip
Une tousse
Een pennenzak
Un tube de colle
Een lijmtube
Un mouchoir
Een zakdoek
Associez
Verbind
Cachez
Dek af
Changez de rôle
Wissel van rol
Chassez l’intrus
Verdrijf de indringer
Cherchez
Zoek (op)
Choisissez
Kies
Cochez
Kruis aan
Combinez
Combineer
Commentez
Becommentarieer
Comparez
Vergelijk
Compléter
Vul aan
Composez
Stel samen
Conjuguez
Vervoeg
Consultez
Raadpleeg
Continuez
Zet verder
Copiez
Schrijf over
Corrigez
Verbeter
Travaillez à deux
Werk per twee
Décrivez
Beschrijf
Donnez
Geef
Écoutez
Luister
Écrivez
Schrijf
Employez
Gebruik
Encerclez
Omcirkel
Envoyez
Verstuur
Étudier
Studeer
Expliquez
Leg uit
Faites
Doe
Indiquez
Duid aan
Interrogez
Ondervraag
Jouez
Speel
Lisez
Lees
Marquez
Duid aan
Mettez
Zet
Notez
Noteer
Posez les questions
Stel de vragen
Préparez
Bereid voor
Raconter
Vertel
Recherchez
Zoek op
Réécrivez
Herschrijf
Regardez
Bekijk
Reliez
Verbind
Relisez
Herlees
Remplacez
Vervang
Rendez
Geef terug
Répétez
Herhaal
Répondez
Antwoord
Retrouvez
Vind terug
Souligner
Onderlijn
Suivez
Volg
Traduisez
Vertaal
Transformez
Zet om
Je n’ai pas compris ce que vous avez dit.
Ik heb niet begrepen wat u heeft gezegd.
Vous voudriez répéter?
Zou u willen herhalen?
Qu’est-ce que ce mots signifie?
Wat betekent dat woord?
Pourriez-vous m’expliquer cette règle?
Zou u me die regel kunnen uitleggen?
Je ne comprends pas la différence entre … et ….
Ik begrijp het verschil niet tussen … en ….