Looks like no one added any tags here yet for you.
Rol van de pleura
De pleura functioneert om de longen te laten bewegen zonder schade, waarbij de structuur zorgt voor een afwezigheid van wrijving.
Types pleurabladen
Elke long heeft twee pleurabladen: de pleura visceralis en de pleura parietalis.
Inhoud van de pleuraholte
De pleuraholte is gevuld met pleuravloeistof.
Bloedtoevoer naar de longen
De truncus pulmonalis splitst zich in de linker en rechter arteria pulmonalis, die zuurstofarm bloed naar de longen voeren.
Invloed van het autonome zenuwstelsel op bronchiolen
Het autonome zenuwstelsel beïnvloedt de diameter van de bronchiolen; bij sympathische activering wordt de diameter vergroot, wat resulteert in meer luchtstroom.
Normale volwassenen ademhaling in rust
De normale ademhalingsfrequentie voor volwassenen in rust is 12-15 ademhalingen per minuut.
Kinderen ademhaling in rust
De normale ademhalingsfrequentie voor kinderen in rust is 18-26 ademhalingen per minuut.
Baby's ademhaling in rust
De normale ademhalingsfrequentie voor baby's in rust is 30-40 ademhalingen per minuut.
Elasticiteit van de longen
Elasticiteit is het vermogen van de longen om weer in de oorspronkelijke vorm terug te keren na uitrekking, door elastiek en collageenvezels in het weefsel.
Compliantie van de longen
is de rekbaarheid van de longen; het is de hoeveelheid inspanning die nodig is om de alveoli op te blazen.
Luchtwegweerstand
Luchtwegweerstand verwijst naar de doorgankelijkheid van de luchtwegen.
Teugvolume (TV)
De hoeveelheid lucht die in en uit de longen stroomt tijdens de ademhaling.
Inspiratoir reservevolume (IRV)
De extra hoeveelheid lucht die boven op de normale ademhaling kan worden ingeademd.
Inspiratoire longcapaciteit (IC)
De hoeveelheid lucht die tijdens inspanning kan worden ingeademd, berekend als TV + IRV.
Functionele residuale capaciteit (FRC)
De hoeveelheid lucht die na uitademing achterblijft, waardoor voorkomen wordt dat de alveoli dichtklappen.
Expiratoir reservevolume (ERV)
De grootste hoeveelheid lucht die uit de longen kan worden gedreven.
Residuaal volume (RV)
De lucht die achterblijft in de longen na gedwongen expiratie.
Vitale longcapaciteit (VC)
De maximale hoeveelheid lucht die door de longen kan gaan, berekend als TV + IRV + ERV.
Totale longcapaciteit (TLC)
De maximale hoeveelheid lucht die in de longen kan worden opgeslagen, berekend als VC + RV.
Alveolaire ventilatie
De hoeveelheid lucht per minuut die in en uit de alveoli stroomt, berekend als (TV - anatomische dode ruimte) X ademhalingsfrequentie.
Niet-kleincellig longcarcinoom
Een type longkanker dat trager groeit en minder snel metastaseert dan kleincellig longcarcinoom.
Kleincellig longcarcinoom
Een agressieve vorm van longkanker met kleine cellen die snel delen en metastaseren.
Risicofactoren voor longkanker
Roken, meeroken, blootstelling aan schadelijke stoffen, genetische aanleg en bestaande longziekten.
Etiologie van longkanker
Hoofdzakelijk veroorzaakt door tabaksrook of DNA-mutaties door risicofactoren.
Pathofysiologie van longkanker
Mutatie van DNA in longcellen door risicofactoren leidt tot kankercellen en tumorvorming, wat kan resulteren in obstructie en secundaire infecties.
Symptomen van longkanker
Beginstadium vaak asymptomatisch; later verschijnen prikkelhoest, hemoptoe, wheezing, kortademigheid, en pijn in borst, rug en schouders.
Algemene symptomen van longkanker
Koorts, vermoeidheid, gebrek aan eetlust, gewichtsverlies en verlies van conditie.
Metastaseren
Kankercellen die zich verspreiden naar andere delen van het lichaam, resulterend in symptomen zoals misselijkheid, pijn, fracturen en neurologische problemen.
Diagnostiek bij longkanker
Onderzoeken zoals X-thorax, CT-scan, PET-scan, en cytologisch of histologisch onderzoek via punctie of biopt.
Behandeling van longkanker
Behandelingen omvatten operatie, chemotherapie, radiotherapie of immunotherapie, vaak met palliatieve intentie.
Complicaties van longkanker
Pneumonie, heesheid, aantasting van de vena cava superior, ventilatieproblemen, en pleuritis carcinomatosa.
Prognose bij longkanker
Vijfjaarsoverlevingskans is klein, maar beter bij vroegtijdig gediagnosticeerde gevallen.
Preventie van longkanker
Aanpakken van risicofactoren om de kans op longkanker te verlagen.
Fentolyn
Een medicijn dat het sympathische zenuwstelsel activeert.
Atrovent
Een medicijn dat het sympathische zenuwstelsel remt.
Aansturing ademhaling
De aansturing van ademhaling gebeurt door het ademhalingscentrum (AHC) dat de tussenribspieren en het diafragma reguleert voor diepte en snelheid.
Pneumothorax
Een aandoening waarbij lucht zich ophoopt in de pleuraholte, wat leidt tot gedeeltelijke of volledige samenv collapsing van de long.
Spontane pneumothorax
Pneumothorax die ontstaat zonder externe oorzaak; kan primair (zonder bestaande longziekte) of secundair (bij bestaande longziekten) zijn.
Traumatische pneumothorax
Pneumothorax veroorzaakt door letsel zoals ribfracturen, steekwonden of schotwonden.
Iatrogene pneumothorax
Pneumothorax die ontstaat door medische procedures, bijvoorbeeld bij het plaatsen van een centrale lijn.
Symptomen van pneumothorax
Dyspnoe, scherpe pijn op de borst, of in sommige gevallen asymptomatisch.
Diagnostiek bij pneumothorax
Informatie verkregen door auscultatie van de longen en het maken van een X-thorax.
Behandeling van pneumothorax
Behandeling kan symptomatisch zijn (zuurstof toedienen) of curatief (monitoren, katheter, thoraxdrain, pleurodese bij terugkerende gevallen).
Longrevalidatie
Een proces gericht op het bereiken van zo hoog mogelijk onafhankelijkheid en functioneren via inspanningsoefeningen, psychosociale ondersteuning, voedingsadvies en ondersteunende longtherapie.
Waarom is absorptie anders bij kinderen?
Kinderen hebben een andere zuurgraad van de maag.
Andere maagledigingssnelheid.
Verschillende darmflora.
Andere gastro-intestinale doorbloeding.
Andere samenstelling van gal.
Verschillende voeding.
Hoe verschilt absorptie via de huid bij kinderen?
Relatief groot huidoppervlak ten opzichte van lichaamsgewicht, wat leidt tot hogere opname.
Pasgeborenen hebben een dunner huid en betere doorbloeding, wat de opname verbetert.
Waarom is de distributie van geneesmiddelen anders bij kinderen?
Verhouding van vetweefsel en water verschilt.
Lagere plasma-eiwitbinding leidt tot hogere concentraties van geneesmiddelen in het bloed.
Wat zijn de manieren om medicijnen aan kinderen toe te dienen?
Rectaal.
Als drankje.
Via een pleister.
Farmacodynamiek
Wat het geneesmiddel met het lichaam doet, met inbegrip van absorptie, distributie, metabolisatie en excretie.
Metabolisatie
Het proces waarbij geneesmiddelen worden omgezet in andere stoffen, voornamelijk in de lever en darmen.
Absorptie
De opname van geneesmiddelen in de lichaamscirculatie vanuit spierweefsel, huid, slijmvliezen en longen.
Distributie
De verspreiding van geneesmiddelen naar verschillende weefsels in het lichaam, inclusief de hersenen.
Excretie
De eliminatie van geneesmiddelen uit het lichaam via de nieren, galwegen en huid.