Frans woorden TW2
5.0(1)
Studied by 4 people
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
FlashcardsCard Sorting
1/97
Study Analytics
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
98 Terms
1
New cards
le journal
de krant
2
New cards
le sujet
het onderwerp
3
New cards
réfléchir
nadenken
4
New cards
raconte
vertel
5
New cards
j'avais
ik had
6
New cards
je voulais
ik wilde
7
New cards
je dois
ik moet
8
New cards
comme tu veux
zoals je wilt
9
New cards
le lendemain
de volgende dag
10
New cards
je me léve
ik sta op
11
New cards
en retard
te laat
12
New cards
plus tard
later
13
New cards
tôt
vroeg
14
New cards
les horaires
de tijden
15
New cards
au lieu de
in plaats van
16
New cards
faire la grasse matinée
uitslapen
17
New cards
se relaxer
zich ontspannen
18
New cards
dessiner
tekenen
19
New cards
lire
lezen
20
New cards
faire du théâtre
toneelspelen
21
New cards
jouer de la guitare
gitaar spelen
22
New cards
jouer du piano
piano spelen
23
New cards
faire des photos
fotograferen
24
New cards
bête
dom
25
New cards
embêtant(e)
vervelend
26
New cards
j'ai horreur de
ik vind vreselijk
27
New cards
je me suis trompé(e)
ik heb me vergist
28
New cards
oublier
vergeten
29
New cards
avoir envie de
zin hebben in
30
New cards
venir chez moi
bij mij komen
31
New cards
le but
het doel
32
New cards
le jeu
het spel
33
New cards
le début
het begin
34
New cards
avoir peur de
bang zijn voor
35
New cards
sans
zonder
36
New cards
quand
wanneer, toen
37
New cards
apprendre
leren
38
New cards
commencer
beginnen
39
New cards
fort(e)
sterk
40
New cards
faible
zwak,slap
41
New cards
facile
makkelijk
42
New cards
difficile
moeilijk
43
New cards
faire du cyclisme
wielrenner
44
New cards
faire des randonnées
wandelen
45
New cards
faire de la voile
zeilen
46
New cards
faire de l'escade
klimmen
47
New cards
le sport de combat
de vechtsport
48
New cards
toucher
aanraken
49
New cards
sauter
springen
50
New cards
l'adversaire
de tegenstander
51
New cards
progresser
vooruitgaan
52
New cards
grâce à
dankzij
53
New cards
la confiance
het vertrouwen
54
New cards
courir
rennen
55
New cards
relaxant(e)
ontspannend
56
New cards
passionnant(e)
boeiend
57
New cards
amusant(e)
vermakelijk
58
New cards
ça me plait
dat bevalt me
59
New cards
ça me rend fou
dat maakt me gek
60
New cards
énervant(e)
irritant
61
New cards
nul(le)
waardeloos
62
New cards
affreux/ -se
afgrijselijk
63
New cards
garder (quelqu'un)
op (iemand) passen
64
New cards
sortir le chien
de hond uitlaten
65
New cards
ranger ma chambre
mijn kamer opruimen
66
New cards
chanter
zingen
67
New cards
être actif/ -ve
actief zijn
68
New cards
être sportif/ -ve
sportief zijn
69
New cards
être créatif/-ve
creatief zijn
70
New cards
avoir l'oreille musicale
muzikaal zijn
71
New cards
au nord
in het noorden
72
New cards
á l'est
in het oosten
73
New cards
au sud
in het zuiden
74
New cards
á l'ouest
in het westen
75
New cards
lourd(e)
zwaar
76
New cards
léger/-ère
licht (van gewicht)
77
New cards
pauvre
arm
78
New cards
riche
rijk
79
New cards
chaud
warm
80
New cards
froid
koud
81
New cards
au printemps
in de lente
82
New cards
en été
in de zomer
83
New cards
en automne
in de herfst
84
New cards
en hiver
in de winter
85
New cards
il pèse
hij weegt
86
New cards
ça marche
dat werkt
87
New cards
la différence
het verschil
88
New cards
timide
verlegen
89
New cards
l'enfant
het kind
90
New cards
l'adulte
de volwassene
91
New cards
l'arbitre
de scheidsrechter
92
New cards
la source
de bron
93
New cards
le concours
de wedstrijd
94
New cards
accrocher
(iets) ophangen
95
New cards
il est assis
hij zit
96
New cards
s'assesoir
zitten
97
New cards
être prêt(e) à
bereid zijn om te
98
New cards
chercher (quelqu'un)
(iemand) ophalen