BIOLOGIE BEGRIPPEN V5 planten

studied byStudied by 0 people
0.0(0)
learn
LearnA personalized and smart learning plan
exam
Practice TestTake a test on your terms and definitions
spaced repetition
Spaced RepetitionScientifically backed study method
heart puzzle
Matching GameHow quick can you match all your cards?
flashcards
FlashcardsStudy terms and definitions

1 / 54

encourage image

There's no tags or description

Looks like no one added any tags here yet for you.

55 Terms

1

Adhesie

in de natuurkunde is adhesie de onderlinge aantrekkingskracht tussen ongelijke moleculen zonder dat er sprake is van een chemische binding

New cards
2

Auxine

zijn een groep plantenhormonen met vergelijkbare structuur en effecten, die in planten een groot aantal belangrijke functies vervullen, zoals de groei van bovengrondse delen

New cards
3

Bastvaten

transportkanalen in de bast, vooral bedoeld om suikers te vervoeren die gevormd zijn in het blad

New cards
4

Callus

callus bestaat uit ongedifferentieerde, totipotente cellen

New cards
5

Cambium

is een weefsellaag in planten, vooral bekend van bomen en struiken, die altijd ten minste ŽŽn cambium hebben. Het is een delingsweefsel, een van de weinige plaatsen in een plant waar nieuwe cellen gemaakt worden.

New cards
6

Capillaire werking

opstijging van een vloeistof (meestal water) in nauwe kanalen door onderlinge aantrekking van moleculen. In de bodem heeft dit stijging van het grondwater tot gevolg. In planten gaat het water in de houtvaten door capillaire werking omhoog.

New cards
7

Celdifferentiatie

proces, waarbij cellen steeds meer gaan verschillen in vorm en functie. Celdifferentiatie treedt op bij de ontwikkeling van een meercellig individu.

New cards
8

Cellulose

polymerisatieproduct van glucose. Cellulose is een bestanddeel van de celwanden.

New cards
9

Celspecialiasatie

proces waarbij, bij de ontwikkeling van een meercellig individu, elke cel zijn specifieke bouw en functie krijgt.

New cards
10

Celstrekking

groei van de cel door opname van water in de vacuole. Celstrekking draagt bij planten bij aan groei en stevigheid van plantenweefsels.

New cards
11

Cohesie

is de onderlinge aantrekkingskracht tussen gelijke moleculen zonder dat er sprake is van een chemische binding

New cards
12

Complete bloem

bloem met kelkbladeren, kroonbladeren, meeldraden en stampers

New cards
13

Cuticula

waslaagje

New cards
14

Endodermis

binnenste cellenlaag van de schors (Schorsgrenslaag), vooral bij wortels. De endodermis is betrokken bij de selectieve opname van stoffen door de wortel.

New cards
15

Enten

hierbij wordt een deel van een plant (de ent) vastgemaakt op een deel van een andere plant (de onderstam)

New cards
16

Epidermis

opperhuid, buitenste cellaag (cellagen) van wortel, stengel en blad.

New cards
17

Ethyleen

is een hormoon in planten, waar het verschillende effecten heeft. Een ervan is dat ethyleen wordt geproduceerd door sommige rijpende vruchten.

New cards
18

Floëem (phloem in Engels)

de bastvaten

New cards
19

Fotoperiodiciteit

is het verschijnsel dat organismen

New cards
20

Fototropie

is een biologisch verschijnsel, waarbij een organisme op de uitwendige lichtprikkel reageert.

New cards
21

Geotropie

is het verschijnsel dat de groei van planten beinvloed wordt door de zwaartekracht

New cards
22

Houtvaten

transportkanaal voor water en zouten, soms ook voor organische stoffen. Bij het ontstaan van houtvaten worden de wanden tussen in elkaars verlengde liggende cellen opgeruimd, waarna de cellen sterven.

New cards
23

Huidmondjes

openingen in de opperhuid van planten, bestaande uit twee sluitcellen rond een regelbare spleet. De huidmondjes dienen voor de gaswisseling.

New cards
24

Incomplete bloem

bloem mist iets uit dit rijtje: kelkbladeren, kroonbladeren, meeldraden en stampers

New cards
25

Kelk

krans van buitenste bloembekleedselen, meestal groen gekleurd en kleiner dan de kroon

New cards
26

Kloon

groep van individuen die door ongeslachtelijke voortplanting uit 1 organismen is ontstaan

New cards
27

Kroon

krans van binnenste bloemblaadjes. Kroonbladeren zijn meestal niet groen en groter dan kelkbladeren

New cards
28

Kruisbestuiving

bestuiving waarbij het stuifmeel van een bloem van een andere plant van dezelfde soort komt.

New cards
29

Lignine

(houtstof) is een stof, die voorkomt in de celwand van verschillende cellen.

New cards
30

Meristemen

het meristeem of plantaardig delingsweefsel bevindt zich op speciale plaatsen in de plant.

New cards
31

Mitose

kerndeling waardoor twee kernen ontstaan die hetzelfde genotype hebben als de oorspronkelijke kern.

New cards
32

Ongeslachtelijke voortplanting

vegetatieve voortplanting is een voortplantingsstrategie waarbij het nieuwe individu ontstaat uit een deel van het ouderindividu. Er vindt geen meiose en geen kernversmelting plaats.

New cards
33

Parenchym

weefseltype (vulweefsel) bestaande uit cellen met een dunne, niet verhoute wand, die het vermogen tot celdeling behouden hebben. Bij beschadiging in een plant gaan de parenchymcellen zich delen en een wondweefsel (callus) vormen dat de wond afsluit.

New cards
34

Pollen

Stuifmeel

New cards
35

Polyploïdie

chromosomen komen in de kern meer dan een paar voor, zoals 3n of 4n

New cards
36

Primaire celwand

vrijwel alle plantencellen hebben een primaire celwand. Na de mitose wordt allereerst de celplaat gevormd. Daarna wordt er vanuit de nieuwe cellen direct een verdikkingslaag aangegebracht: de primaire celwand. Hij bestaat vooral uit cellulose.

New cards
37

Sacharose

een disacharide waarvan elk molecuul bestaat uit een glucose

New cards
38

Secundaire celwand

als de strekkingsgroei van de cel afgelopen is, kan een tweede verdikkingslaag worden afgezet. De secundaire wand groeit alleen in de dikte, niet in de oppervlakte. Hij kan opgebouwd zijn uit meerdere lagen. Hij bevat gewoonlijk veel lignine.

New cards
39

Sluitcel

opvallend gevormde epidermiscel om een regelbare opening in de epidermis. De opening en sluitcellen vormen samen het huidmondje.

New cards
40

Stamcel

(embryonale) cel, waaruit zich weefsels ontwikkelen.

New cards
41

Stamper

vrouwelijk geslachtsorgaan van de zaadplant. Een stamper bestaat uit stempel(s), stijl(en) en vruchtbeginsel.

New cards
42

Stuifmeelbuis

een buisvormige uitgroeiing van de stuifmeelkorrel waardoor de vegetatieve kern en de generatieve kernen uit de stuifmeelkorrel de eicel in het zaadbeginsel kunnen bereiken.

New cards
43

Vaatbundel

verzameling houtvaten en bastvaten en ander weefsel in kruidachtige stengels en bladeren

New cards
44

Voorjaarshout

hout uit jaarring met wijde houtvaten en dunne wanden

New cards
45

Vruchtbeginsel

gedeelte van de stamper dat een of meer zaadbeginsels bevat

New cards
46

Waterpotentiaal

is een maat voor de energietoestand van water in vergelijking met zuiver water en bepaalt de richting en beweging van het water

New cards
47

Weefselkweek

een stukje weefsel wordt uit een plant gesneden en onder steriele omstandigheden opgekweekt tot nieuwe planten

New cards
48

Worteldruk

druk in de houtvaten als gevolg van osmose door actief zouttransport door de endodermiscellen vanuit de wortelschors naar de houtvaten.

New cards
49

Wortelharen

uitstulping van een epidermiscel van een wortel

New cards
50

Xyleem

de houtvaten

New cards
51

Zaadbeginsel

onderdeel van een vruchtbeginsel dat een eicel bevat en dat na bevruchting uitgroeit tot een zaad.

New cards
52

Zeefplaat

openingen in de dwarswanden van bastvaten

New cards
53

Zelfbestuiving

bestuiving waarbij pollen op stempels van bloemen van dezelfde plant terechtkomt.

New cards
54

Zomerhout

hout uit jaarring met dikke wanden en nauwe vaten

New cards
55

Zeefvat

de bastvaten; transportkanalen in de bast

New cards
robot