College 2 - Economisch gereedschap, Allocatieve efficiëntie, Pareto-criterium, Marshall-Criterium

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/36

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

37 Terms

1
New cards

Wat geeft de vraagcurve weer?

Het verband tussen prijs en de hoeveelheid die consumenten willen kopen; hun bereidheid om te betalen.

2
New cards

Wat betekent ‘marginaal nut’?

De extra welvaart of het extra geluk dat iemand ervaart door het consumeren van één extra eenheid van een goed.

3
New cards

Waarom neemt het marginale nut af naarmate iemand meer heeft?

Omdat elke extra eenheid minder toegevoegde waarde heeft; dit heet de wet van het afnemend marginaal nut.

4
New cards

Wat is het totale nut?

De som van alle marginale nutsen; alle tevredenheid die iemand krijgt van alle geconsumeerde eenheden samen.

5
New cards

Wat is consumentensurplus?

Het verschil tussen wat iemand bereid is te betalen en wat hij daadwerkelijk betaalt; de ‘gelukswinst’ van de consument.

6
New cards

Wanneer is het consumentensurplus maximaal?

Als de consumptie doorgaat tot het punt waar het marginale nut gelijk is aan de prijs.

7
New cards

Wat geeft de aanbodcurve weer?

Het verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid; de marginale kosten voor de producent.

8
New cards

Wat zijn marginale kosten?

De extra kosten om één extra eenheid van een goed te produceren.

9
New cards

Wat is het producentensurplus?

Het verschil tussen de prijs die de producent ontvangt en de kosten om dat goed te maken.

10
New cards

Wanneer is het producentensurplus maximaal?

Als de producent produceert tot het punt waar de marginale kosten gelijk zijn aan de prijs.

11
New cards

Wat is welvaartsmaximalisatie?

De situatie waarin de som van consumenten- en producentensurplus maximaal is.

12
New cards

Wanneer is de welvaart maximaal?

Op het punt waar de marginale waarde (vraag) gelijk is aan de marginale kosten (aanbod) – het marktevenwicht.

13
New cards

Wat is elasticiteit van de vraag?

De mate waarin de gevraagde hoeveelheid reageert op een prijsverandering.

14
New cards

Wat betekent een elastische vraag?

De gevraagde hoeveelheid reageert sterk op prijsveranderingen; bijvoorbeeld luxe goederen.

15
New cards

Wat betekent een inelastische vraag?

De gevraagde hoeveelheid reageert nauwelijks op prijsveranderingen; bijvoorbeeld medicijnen.

16
New cards

Wat is de elasticiteit van het aanbod?

De mate waarin producenten hun productie aanpassen bij prijsveranderingen.

17
New cards

Wat betekent een elastisch aanbod?

Producenten kunnen snel meer produceren bij hogere prijzen; bijvoorbeeld graan op lange termijn.

18
New cards

Wat betekent een inelastisch aanbod?

Producenten kunnen productie nauwelijks aanpassen; bijvoorbeeld woningen of wijn op korte termijn.

19
New cards

Wat is het verschil tussen vraag en gevraagde hoeveelheid?

Vraag is de hele curve (relatie tussen prijs en hoeveelheid); gevraagde hoeveelheid is één punt op die curve bij een bepaalde prijs.

20
New cards

Wat is het verschil tussen aanbod en aangeboden hoeveelheid?

Aanbod is de hele relatie tussen prijs en hoeveelheid; aangeboden hoeveelheid is één punt op de curve bij een specifieke prijs.

21
New cards

Wat is individuele welvaart?

Het nut dat één persoon haalt uit consumptie; kiezen en betalen in één hand.

22
New cards

Wat is maatschappelijke welvaart?

De som van alle individuele welvaarten in de samenleving.

23
New cards

Wat is een interpersonele nutsvergelijking?

Een vergelijking van geluk tussen personen; volgens economen onmogelijk objectief te meten.

24
New cards

Wat is het Pareto-criterium?

Een verandering is wenselijk als niemand slechter af is en ten minste één persoon beter af is.

25
New cards

Wat betekent Pareto-efficiënt?

Er is geen verdere verbetering mogelijk zonder dat iemand slechter af wordt.

26
New cards

Wat is het Marshall-criterium (Kaldor-Hicks)?

Een verandering is goed als de totale winst van de winnaars groter is dan het verlies van de verliezers, ook zonder compensatie.

27
New cards

Wat is de belangrijkste stelling uit de welvaartseconomie?

Een vrije markt met volledige concurrentie leidt tot een Pareto-efficiënte uitkomst.

28
New cards

Wat zijn de voorwaarden voor een perfecte markt?

Vrije toetreding, vrije prijsvorming, volledige informatie, geen externe effecten, geen transactiekosten.

29
New cards

Wat gebeurt er bij een maximumprijs onder het evenwicht?

Er ontstaat een vraagoverschot en welvaartsverlies; sommige consumenten vallen buiten de markt.

30
New cards

Wat gebeurt er bij een minimumhoeveelheid boven het evenwicht?

Er ontstaat overproductie; de kosten van extra productie zijn hoger dan de waarde voor consumenten.

31
New cards

Wat is marktfalen?

Situatie waarin de markt niet leidt tot maximale maatschappelijke welvaart.

32
New cards

Wat zijn voorbeelden van marktfalen?

Monopolie, externe effecten, publieke goederen, informatie-asymmetrie, transactiekosten.

33
New cards

Wat is overheidsfalen?

Situatie waarin overheidsingrijpen de welvaart verlaagt in plaats van verhoogt.

34
New cards

Wanneer kan overheidsingrijpen wél wenselijk zijn?

Als de markt niet efficiënt functioneert en beleid de welvaart kan verhogen, bijvoorbeeld bij vervuiling of zorg.

35
New cards

Wat betekent allocatieve efficiëntie?

Schaarse middelen worden ingezet waar ze de hoogste waarde hebben voor de samenleving.

36
New cards

Wat bedoelen economen met ‘de som van surplus’?

De totale maatschappelijke welvaart: consumentensurplus + producentensurplus.

37
New cards

Wat is de conclusie van College 2?

De vrije markt maximaliseert welvaart onder ideale omstandigheden, maar in de praktijk zijn marktfalen en correcties via beleid vaak nodig.

Explore top flashcards