1/26
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
la tante
de tante
le copain, la copine
de vriend/ vriendin
le rendez-vous
de afspraak
le portable
de mobiele telefoon
la glace
het ijsje
content(e)
tevreden
interdit(e)
verboden
nul(le)
waardeloos
donc
dus
maintenant
nu
vite
snel
peut-être
misschien
après
daarna, na
arrêter
ophouden, stoppen
j'en ai marre
ik ben het zat
présenter
voorstellen
écouter
luisteren
participer à
meedoen aan
trouver
vinden
gagner
winnen
Comment tu trouves ta chambre?
Hoe vind jij jouw slaapkamer?
J'aime bien ma chambre, elle est grande.
Ik vind mijn slaapkamer leuk, hij is groot.
Il y a un lit et un bureau.
Er staat een bed in en een bureau.
Tu es souvent dans ta chambre?
Ben jij vaak in jouw slaapkamer?
Oui, pour discuter avec mes amis.
Ja, om te kletsen met mijn vrienden.
Qu'est-ce que tu fais dans ta chambre?
Wat doe je in je kamer?
Je fais mes devoirs et j'écoute de la musique.
Ik maak huiswerk en ik luister naar muziek.