Frans: werkwoorden op IR en RE (regelmatig)

slapen

dormir

liegen

mentir

vertrekken

partir

voelen, ruiken

sentir

opdienen, bedienen

servir

uitgaan, naar buiten gaan

sortir

kiezen

choisir

(be)eindigen

finir

groeien

grandir

verdikken

grossir

vermageren

maigrir

gehoorzamen

obéir

reageren

réagir

vullen, in vullen

remplir

rood worden, blozen

rougir

vuil maken

salir

(be)dekken

couvrir

ontdekken

découvrir

aanbieden

offrir

openen

ouvrir

lijden, afzien

souffrir

(op)wachten

attendre

naar beneden gaan, dalen

descendre

horen

entendre

verliezen

perdre

teruggeven

rendre

(iemand) bezoeken

rendre visite à

antwoorden (op)

répondre (à)

slaan, verslaan

battre

vechten

se battre

verkopen

vendre

rijden, besturen

conduire

bouwen

construire

introduceren

introduire

vertalen

traduire

bereiken

atteindre

vrezen

craindre

uitdoen, doven

éteindre

samenbrengen

joindre

verven

peindre