1/51
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Verandering
Iets dat anders is geworden.
Klimaatverslechtering
Het achteruitgaan van de toestand van de atmosfeer, bijvoorbeeld door temperatuurstijging -of daling.
Migratie
Verhuizing van de bevolking.
Verdediging
Bescherming.
Belastingen
Betalen van een financiële bijdrage aan de overheid.
Landbouweconomie
Samenlevingsvorm waarin landbouw de voornaamste bron van bestaan vormt.
Territoriale verdeeldheid
Het territorium dat ooit 1 rijk was, raakt verdeeld in verschillende kleinere deelgebieden.
Koning
Een erfelijke titel waardoor je over een gebied/koninkrijk heerst.
Handel
Het kopen en verkopen van goederen.
Wereldlijke leider
Macht over personen, instituties en objecten.
Religieuze leider
Macht met betrekking tot religie.
Rechtspraak
Een beslissing nemen in een rechtszaak of de rechtelijke organisatie waar rechters werken.
Christendom
Op de bijbel gebaseerde godsdienst van hen die geloven dat Jezus Christus Gods zoon is.
Akkerbouw
Verbouwen en oogsten van gewassen zoals aardappelen en graan.
Veeteelt
Het houden van dieren voor het verkrijgen van melk, vlees, eieren.
Landbouwopbrengsten
De producten die de akkerbouw en veeteelt opleveren.
Beperkt
Begrensd, gelimiteerd.
Gesloten landbouwsamenleving
Landbouwsamenleving waar men niet meer produceert dan nodig en waar er slechts een beetje handel is voor een kleine groep, namelijk de elite.
Elite
Het machtigste, rijkste en best opgeleide deel van de bevolking.
Grootgrondbezitter
Persoon die in bezit is van een grote oppervlakte aan land.
Ongelijkheid
Niet iedereen wordt als even belangrijk gezien, heeft dezelfde rechten en plichten.
Lokale handel
Handel in de eigen nederzetting.
Ruilhandel
Vorm van handel waarbij goederen geruild worden voor andere goederen, zonder tussenkomst van geld.
Regionale handel
Handel in de eigen regio, tussen nederzettingen in elkaars nabijheid.
Langeafstandshandel
Handel over bijna heel de wereld, vaak met luxeproducten.
Geldeconomie
Een vorm van economie waarin voornamelijk met geld/munten wordt betaald.
Veroveringen
Iets door middel van strijd in bezit genomen hebben.
Koninkrijk
Staatsvorm met een koning aan de macht.
Frankenrijk
Een gebied dat door de Franken werd bestuurd tussen de 6de en de 10e eeuw.
Territoriale eenheid
Een territorium dat 1 rijk vormt.
Staatsgreep
Plotselinge, vaak gewelddadige en illegale, overname van de macht.
Sacraal koningschap
De koning is de vertegenwoordiger van de goden of van God.
Heilige oorlog
Een oorlog veroorzaakt door godsdienstige verschillen.
Keizer
De hoogste vorstelijke titel, afkomstig uit het Romeinse Rijk.
Opperbevelhebber
Heeft de hoogste zeggenschap over de gezamenlijke strijdkrachten.
Opperrechter
De hoogste rechter die het meeste zeggenschap heeft.
Wetgever
Staatsorgaan dat de inhoud van de wetten in een land bepaalt.
Leenman
Iemand die iets in leen krijgt in ruil voor eed van trouw.
Leenheer
Iemand die iets in leen geeft.
Koninklijke wetten
Wetten die uitgevaardigd of ondertekend zijn door de koning.
Arabieren
Iemand die behoort tot het Arabische volk.
Nomadisch
Zonder vaste woonplaats, rondtrekkend.
Herder
Begeleider en bewaker van een kudde.
Transithandel
Buitenlandse goederen worden door een land vervoerd naar een ander gebied.
Polytheïsme
Het geloof in meerdere Goden.
Stam
Gemeenschap van mensen die groot genoeg is, maar waarin nog geen elite is ontstaan.
Stad
Een grotere plaats waar mensen wonen met een eigen bestuur- en verzorgingsstructuur.
Sedentair
Een vaste verblijfplaats hebben.
Monotheïsme
Geloof in één God.
Islam
Een monotheïstische geloofsovertuiging gebaseerd op de Koran en waarin Mohammed erkend wordt als profeet van God (Allah)
Islamitische jaartelling
een tijdrekening met als beginpunt het jaar waarin de migratie van Mohammed van Mekka naar Medina plaatsvond.
Moskee
Een gebedshuis binnen de islam.