1/57
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
een bal, een kogel
une balle
blauw
bleu
een waardebon, een bon
un bon
een kapitein, een aanvoerder
un capitaine
breken, stukmaken
casser
breken
se casser
vertegenwoordigen, betekenen
constituer
opbouwen
se constituer
een vriend
un copain
bedekken
couvrir
zich bedekken
se couvrir
beschikken over, schikken
disposer (de)
een economie
une économie
kussen
embrasser
elkaar kussen
s'embrasser
verwijderen, uitdoen, ontvoeren
enlever
een hoop, een verwachting
un espoir
vriendelijk
gentil
wonen
habiter
een eer
un honneur
een ziekenhuis
un hôpital
aangeven, aanduiden
indiquer
een speler
un joueur
een rechter
un/une juge
loslaten
lâcher
zwaar
lourd
een trede
une marche
het stappen, de werking
la marche
militair
militaire
een helft
une moitié
de neus
le nez
naakt
nu
een standpunt, een positie
une position
verduidelijken
préciser
een bewijs
une preuve
een product
un produit
een leraar, een professor
un professeur
voordeel halen uit, profiteren van
profiter de
een werkelijkheid, een realiteit
une réalité
regionaal
régional
weer rechttrekken, opnemen
relever
weer overeind komen
se relever
opmerken
remarquer
een seizoen
une saison
hallo
salut
een groet, een saluut
un salut
springen
sauter
vastdrukken, straktrekken
serrer
dicht tegen elkaar gaan zitten, gaan staan
se serrer
een site, een plaats
un site
een avond, een avondvoorstelling
une soirée
een show
un spectacle
bedriegen
tromper
zich vergissen (van)
se tromper (de)
een verbond, een unie
une union
groen
vert
een weg, een rijbaan
une voie
een gebied, een zone
une zone