fasen zwangerschap
embryonale fase (week 3 t/m 8), basis organen; foetale fase (week 9 t/m 38), groei+ontwikkeling organen
blastocyst
gevormd eind week 1 zwangerschap; buitenste cellen zijn voorlopercellen placenta
endometrium
eind week 1; contact met blastocyst; slijmvlies van uterus
innesteling
proces eind week 1; klompje cellen (begin embryo) tussen blastocyst en endometrium
chorionholte
eind week 2; cellen placenta hebben contact met bloed moeder, ontstaat holte; grote holte om baby heen; groeit niet; wordt op een gegeven moment gevuld door amnionholte
extra-embryonaal mesoderm
hoe de wand van chorionholte ligt
amniomholte
eind week 2; 1 van de 2 holten in blastocyst; tegen latere ectoderm; vult met vocht dus groeit; vult uiteindelijk de chorionholte op
dooierzak
eind week 2; andere holte in blastocyst; tegen latere endoderm; groeit niet; wordt relatief kleiner; verdwijnt op een gegeven moment
kiemschijf
eind week 2 - precies tussen amnionholte en dooierzak; plek waar embryo gaat ontwikkelen
primitiefstreep
week 3; ophoping cellen in het midden; cellen migreren van amnionholte naar primitiefstreep
endoderm
dag 14/ 15; cellen van amnionholte vervangen de dooierzak voor endoderm; binnenste laag van buis; spijsverteringskanaal en longen
mesoderm
wordt op dag 16-20 gevormd als tussenlaag; middelste laag buis; bekleding borst en buikholte, urigenitaalstelsel; hart; bloedvaten; spieren en botten
ectoderm
bovenste cellen op de primitiefstreep; buitenste laag van de buis; de huid / zenuwstelsel
respiratoir diverticulum
25 dagen; uitstulping in oerdarm boven hart; hieruit ontstaan trachea en longen; niet alleen uit endoderm ook beetje mesoderm
mediale plaat mesoderm
zorgt voor bloedtoevoer en spieren in longen
Tracheo-oesophagale fistels
er is iets mis gegaan bij ontwikkeling respiratoire diverticulum tot trachea en oesophagus; connectie tussen de 2 ontstaat
verschil bronchioli en bronchi
aan bronchioli zit alveoli en aan bronchi niet; bronchioli zijn kleinere aftakkingen dan bronchi
soorten krommingen in kiemschijf
craniale kromming, caudale kromming, laterale kromming; midden embryo nog contact met dooierzak; door krommingen ontstaat de buis
paraxiale deel
naast de as van de baby
somieten
gevormd door paraxiale deel; vormt onder andere botten en spieren; elk somiet ontwikkeld zich tot 3 structuren
sclerotoom
wervel (uit somiet)
myotoom
spierweefsel dat splitst in 2 delen (uit somiet)
epimeer
spierweefsel bij wervelkolom
hypomeer
buikspieren
dermatoom
bindweefsel tegen ectoderm (uit somiet)
intermediar mesoderm
ligt in midden; vormt urogenitaalstelsel
zijplaat mesoderm
ligt aan zijkant; vormt bekleding borst en buikholte; splitst zich
laterale plaat
somatisch mesoderm; tegen rompwand
mediale plaat
splankisch mesoderm; tegen ingewanden
intraembryonic coelom
ruimte tussen de 2 platen vanuit de zijplaat; wordt hoefijzervormige holte om je hart + organen; midden in hoefijzer is thoraxholte en andere 2 holtes liggen om oerdarm; thoraxholte splitst ook weer in 2
septum transversum
vlies dat buikholte van borstholte onderscheid; groeit ventraal naar dorsaal hart
pleuracardiale plooien
plooien tussen hart en longen; n. phrenicus loopt hier; groeien richting oesophagus en sluiten hier uiteindelijk aan; volwassen situatie: pleura parietalis mediastinalis en pericard
pericardiaperotoneale kanalen
verbindingen van pleuraholten met peritoneale holten; volwassen: afgesloten door diafragma
pleuraperitoneale membranen
membraan tussen pleura holte en peritoneale holte; sluit vanaf achterwand op septum transversum aan
mesenchym
zit om aorta oesophagus en vena cava inferior
rompwand mesoderm
hieruit bestaan randen van diafragma
nervus phrenicus
innerveert centrale deel van diafragma
nervus intercostalis
innerveert diafragma deel aan rompwand
congemitaal hernia diafragmatica
pericardioperitoneale kanalen zijn niet goed afgesloten; pleuraperitoneale membranen zijn niet genoeg gegroeid --> membranen konden niet hechten aan septum transversum --> diafragma blijft open; probleem: buikorganen kunnen hierdoor naar boven kruipen en tegen longen aan duwen --> longen niet goed ontwikkelen want geen ruimte
surfactant
is cruciaal voor goede ontwikkeling longen; wordt geproduceerd vanaf canaliculaire fase (26 weken); verlaagd oppervlaktespanning; te weinig--> klappen alveoli in --> hypoxie of op korte termijn respiratoir disstress syndroom; lange termijn: dysplasie en onder ontwikkelde long
ECMO
longfunctie premature baby is niet goed genoeg; vena cava en vena subclavia en arteria carotis communis worden gecannuleerd; hart en longen worden omzeilt