usage based linguistics
gebruiksgebaseerde taalkunde, niet gebaseerd op logica maar taalstructuur gebaseerd op het concrete gebruik van taal
natuurlijke taal
een taal die zich spontaan ontwikkelt bij ieder mens na zijn geboorte, zonder bewuste beslissing
Kunsttalen
talen die op een bepaald moment bewust door mensen ontworpen zijn om natuurlijke talen te vervangen
Characteristica Universalis
een ideale (en universale) taal die duidelijkheid schept en culturele verschillen kan overbruggen. Onvolkomendheden van natuurlijke talen (zoals ambiguïteit) worden verbeterd
graphemics/graphematics
wetenschap over schriftsysteem
alfabetisch schrift
geschreven tekens corresponderen met klank
syllabisch schrift
tekens corresponderen met lettergrepen
logografisch schrift
tekens corresponderen met begrippen/woorden
homesign
systeem van gebaren dat wordt ontwikkeld door kinderen van dove ouders
iconisch
tekens lijken niet op de dingen waar ze naar verwijzen
referentiële waarde
naar iets in wereld verwijzen
lexigram
teken dat iets betekent
multimodaal
niet beperkt tot klanken, maar ook spontane gebaren, lichaamshouding en gezichtsuitdrukkingen
vocaalauditief
gesproken en beluisterd
denotatie
alle objecten en personen waar een woord naar kan verwijzen
referent
specifieke verwijzing
paralinguïstische signalen
manier waarop woorden worden uitgesproken (klemtoon, snelheid, intonatie)
onomatopeën
klanken in letters weergegeven
dubbele articulatie
bestaan uit fonemen en morfemen waardoor oneindig aantal combinaties mogelijk is met eindig aantal klanken
articulatie
verdeling geheel in kleinere delen
kritische periode
periode waarin kinderen moeten leren spreken omdat ze anders nooit meer zullen kunnen leren spreken zoals andere kinderen (voor puberteit)w
wolfskinderen/enfants sauvages
kinderen die niet in talige context opgegroeid zijn
turn-taking
beurtwisseling
displacement
onafhankelijk zijn van hier en nu
discreet
van elkaar te onderscheiden
principe van compositionaliteit
Een oneindig aantal onbekende zinnen produceren met woorden waarvan wij de betekenis kennen
criterium van wederzijdse verstaanbaarheid
als twee sprekers elkaar verstaan, spreken ze dezelfde taald
dialectcontinuüm
dialecten lopen vloeiend over, geen duidelijke grenzen waardoor dialecten op elkaar lijken en soms mensen met een bepaald dialect elkaar wel kunnen verstaan terwijl moedertaal anders is
taalpolitiek
macht centraliseren door bepaalde taal als model te kiezen in staat
metaforische transfer
woord van bepaald kennis- of ervaringsdomein in ander domein gebruiken, want gelijkenis tussen domeinen
metonymische transfer
binnen een kennisdomein bepaalde associaties bij woorden verschuiven, gelijkenis tussen verschillende domeinen zien speelt geen rol
betekenisveralgemening/ generalisatie
woord verwijst naar meer elementen buiten de taal dan oorspronkelijk
betekenisvernauwing / specialisatie
woord verwijst naar minder elementen dan oorspronkelijk
grammaticalisatie
proces waarbij lexicale woorden evolueren tot grammaticale woorden/elementen
lexicale woorden
woorden die in het lexicon zitten en een rijke betekenis hebben, uitbreidbare klasse
grammaticale woorden
Een gesloten lijst woorden met een abstractere betekenis die grammaticaal verband tussen andere woorden aanduiden
Grammaticalisation clines
grammaticalisatie volgt meestal een bepaald pad en dit pad is gemotiveerd
reanalyse
vorm van woordgroep verandert zonder dat de onderliggende structuur verandert
sociolecten
sociale groepen die eigen taalvarianten/'dialecten' ontwikkelen
ideolecten
taal van ieder individu
Indo-Europees
taal die oorspronkelijk gesproken werd waar alle talen vandaan komen
historisch-comparatieve taalkunde
door comparatief onderzoek tussen talen en hun elementen inzicht krijgen (in de oorsprong van taal)
etymologie
herkomst woord
Indo-Europese taalfamilie
gemeenschappelijke voorvorm Europese talen en Sanskrit
proto
geconstrueerd, hypothetisch
lenition/lenitie
klanken die moeilijker uit zijn te spreken veranderen naar gemakkelijkere klanken
isolaten
talen die geen enkele affiniteit vertonen met andere talen
gedeelde intentie
veronderstellen dat mensen samenwerken en hulpvaardig zijn
joint attentional frame
gedeeld aandachtskader, doelgerichte activiteiten waarbij zowel kind als ouder focussen op zelfde element binnen omgeving
ostentatieve definitie
woord aanleren door te wijzen
whole object assumption
feit dat mensen geboren worden met de neiging om de wereld waar te nemen in termen van hele objecten
basic level niveau
niveau meest relevante informatie die gemiddelde taalgebruiker kent
taaltypologie
structuurkenmerken en -patronen van verschillende talen beschrijven om zo verschillende taaltypes in kaart te brengen en te bepalen welke types mogelijk zijn en welke niet
isolerende talen
alle woorden zijn onveranderlijk, grammaticale concepten worden uitgedrukt door afzonderlijke woorden
agglutinerende talen
woorden samengesteld uit morfemen, elke grammaticale betekenis wordt uitgedrukt door een afzonderlijk morfeem (dus deeltje aan woord geplakt)
flecterende talen
woorddelen kunnen meer dan één grammaticale betekenis tegelijkertijd uitdrukken
incorporerende/polysynthethische talen
iets in het ww toevoegen waardoor de term die ontstaat zowel woord als zin is
analytische talen
gebruiken verschillende woorden om uit te drukken wat in een synthetische taal in 1 woord uitgedrukt wordt
syntactische taaltypes
taaltypes op basis van structuur van zin en woordvolgorde
universalia
kenmerken (eigenschappen of patronen) die in alle talen van de wereld voorkomen
absolute universalia
kenmerken die voorkomen in alle talen
onvoorwaardeijke universalia
voor alle talen T geldt: heeft eigenschap P
voorwaardelijke (implicatieve) universalia
vooral alle talen T geldt: heeft eigenschap P, heeft ook eigenschap Q
syntaxis
studie structuur van zin
productiviteit/creativiteit van taal
met een eindig lexicon en een eindig aantal syntactische regels/structuren een oneindig aantal zinnen kunnen produceren
hiërarchische structuur
zin wordt onderverdeeld in kleinere onderdelen
structureel ambigu
twee interpretaties mogelijk naargelang structuur
boomstructuren
schema om hiërarchische structuur in zin weer te geven
constituenten
onderdelen van zin
analyse in directe constituenten
zin splitsen in woordgroepen, die weer splitsen: watervaleffect
regelsysteem
boomstructuur weergeven in regels, boom kunnen opbouwen vanuit die regels
woordgroepen
een groep woorden die in een zin samen horen en zich als een eenheid gedragen
vervangingstest
groep woorden vormt constituent wanneer door één proform vervangen kan worden
proform
één woord dat een ander woord of woorden kan vervangen (pronomen, voornaamwoord, verwijswoord...)
verplaatsingstest
opeenvolging van woorden die binnen zin samen verplaats kan worden, vormt een constituent
hoofd/kern
centrale element woordgroep
complementen
elementen waarvan de aanwezigheid is vereist door het hoofd van de woordgroep
adjuncten/toevoegingen
niet geselecteerd door hoofd, heeft lossere relatie met hoofd dan een complement
specificeerders
tussen complement en adjunct in, bv determinatoren
distributie van een woord
het geheel van contexten waarin een bepaalde woordsoort kan worden gebruikt en bij welke niet
rechtshoofdig
hoofd staat rechts van woord
lexicon-en-syntaxis-model
grammatica = lexicon (betekenisdragende woorden) + syntaxis (betekenisloze regels/elementen)
analogie
woord gebruiken in vergelijkbare context (bij ontwikkeling taal)
universele grammatica
aangeboren grammaticaregels, bepaalde structuren in menselijk brein
armoede van de stimulus
Het taalaanbod is te arm om grammaticale regels te ontwikkelen
samenvoegregel (merge)
Zinnen en woordgroepen zijn allemaal opgebouwd op de basis van hetzelfde principe: twee elementen samenvoegen waarvan 1 het hoofd is
constructie
een associatie van een syntactisch patroon die met een betekenis is ons geheugen is opgeslagen
idiomatische uitdrukkingen
uitdrukkingen waarbij geen enkel element vervangen kan worden, zoals spreekwoorden
semi-productief
constructies waarvan een aantal elementen vervangen kan worden
usage-based
zoals het in het dagelijks gebruik voorkomt/gebeurt
taalspecifieke principes
kwaliteiten die ons toelaten een taal te leren
schematisering
gelijkenissen zien tussen woordgroepen om er een abstract schema uit af te leiden waarin linguïstisch materiaal ingevoegd kan worden in open plaats
holofrase
een woord van één lettergreep die een gedachte weergeeft
pivot/ankerpunt
Een bepaald lexicaal item als ankerpunt gebruiken om van daaruit meer lagen toe te voegen
semantiek
betekenisleer, hoe krijgen woorden betekenis
lexicale semantiek
identificeren betekenissen van lexicon
lexicografie
de wetenschap van het opstellen van woordenboeken
grammaticale semantiek
Wetenschappelijke studie van de betekenis van grammaticale woorden (en elementen) en constructies
genus proximum
kleinste overkoepelende algemene klasse
Differentias specificas
bepaalde specifieke kenmerken die worden binnen klasse onderscheiden