1: les qualités et les défauts - caractère liste p. 21-22

une qualité

een kwaliteit

un défaut

een gebrek

ordonné

ordelijk

désordonné

slordig

autoritaire

autoritair

honnête

eerlijk

sincère

oprecht

menteur

leugenachtig

direct

direct

aimable

vriendelijk

sociable

sociaal

méchant

gemeen

jaloux

jaloers

désagréable

onaangenaam, onvriendelijk

insupportable

onuitstaanbaar

généreux

vrijgevig

égoïste

egoïstisch

inquiet

ongerust

pessimiste

pessimistisch

méfiant

wantrouwig

optimiste

optimischtisch

confiant

vol vertrouwen

anxieux

angstig

nerveux

zenuwachtig

énervé

geïrriteerd

déprimé

gedeprimeerd

désespéré

wanhopig

calme, tranquille

kalm, rustig

dynamique, énergique

dynamisch

peureux

angstig

courageux

dapper

facile

gemakkelijk

difficile, compliqué

moeilijk

sensible

gevoelig

ému

ontroerd

ressentir

voelen

indifférent

onverschillig

dur

hard, ongevoelig

timide

verlegen

embêté, ennuyé

gegeneerd

maladroit

onhandig

distrait

verstrooid

raisonnable

redelijk

sage

wijs

fou

gek

tolérant

tolerant

ouvert

open

respecter

respecteren

supporter

verdragen

surprendre

verrassen

compréhensif

begripvol

fâché

boos

avoir confiance en soi

zelfvertrouwen hebben

douter de soi

twijfelen aan zichzelf

fier

trots

admirer

bewonderen

affectueux

liefdevol

curieux

nieuwsgierig

déçu

ontgoocheld

discret

discreet

excité

opgewonden