Het vooroordeel
Le préjugé
Delen
Partager
Zich afvragen
Se demander
Gewend zijn
Ătre habituĂ©
De aanpak
Lâapproche
Uitgebreid
Largement amplement détaillé
Onderhevig zijn aan
Ătre sujet Ă en proie Ă
De zinsopbouw
La construction de phrase
Omgaan met
Manipuler
De voorzieningen
Les subventions
De kinderopvang
La garderie
De verhouding (= de relatie)
La relation
De leiginggevende
Le cadre le dirigent
Overleggen
Consulter
De medewerker
Le collaborateur
Het besluit
La décision
Afstandelijker
Plus distant
De nadruk (= het accent)
Lâaccent
De overdracht
La transmission la passation
Gepaard gaan met
Sâaccompagner de
Gericht op
Diriger sur
De houding
Le comportement
De vaardigheid
La compétence
De verschuiving
Le glissement
Losbarsten
Ăclater
Gelijk krijgen
Obtenir gain de cause
De bevinding
Lâobservation constatation
Laten blijken
Montrer avec ostentation
Lomp
Grossier
Een vriendschap sluiten
Nouer une amitié
Scheiden
Dssocier
Waarde hechten aan
Attacher de la valeur Ă
Zich ergeren aan
Sâindigner de
Omgaan met
Traiter se comporter manier
Draaien om
Tourner autour (sens figuré)
De toenadering
Le rapprochement
Opkijken tegen
Avoir de lâestime
Voorheen (= vroeger)
Plus tĂŽt
Bescheiden
Humble
De neiging (= de tendens)
La tendance
Het kenmerk
La caractéristique
Schuiven
Glisser se rapprocher
Mondig
ĂmancipĂ©
Mengen
Se mélanger