1/36
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
de bewegelijkheid, de handigheid
l’agilité
het liefdesverdriet
le chagrin d’amour
een ontdekkeing
une découverte (découvrir)
een inspanning
un effort
een plaats
un endroit
het vet
la graisse
een spier
un muscle
(spiertraining)
(la musclation)
de zwaarlijvigheid
l’obésité
een been, een bot
un os
een long
un poumon
een bodem, een vloer
un sol
een richting
un sens (une direction)
vermoeiend
fatigant, fatigante
stevig
solide
compenseren
compenser
samentrekken
contracter
kruisen, tegenkomen
croiser
zitten
être assis, assise
uitademen
expirer
inademen
inspirer
zich meten met
se mesurer avec
zich buigen
se pencher
vooruitgaan, vooruitgang boeken
progresser (le progrès)
vertragen
ralintir
loslaten, vrijlaten
relâcher
zich blesseren
se blesser (une blessure)
opspannen
serrer
gaan halen
aller chercher
een verkoudheid oplopen
attraper froid
pijn hebben aan + lichaansdeel
avoir mal au/à l’/à la/aux + partie du corps
dat dient om
ça sert à (à quoi ça sert de …)
de uitdaging aangaan
relever le défi
rechtop, rechtstaand
debout (><assis)
onopvallend, discreet
discrètement
Het hart
Le coeur
De hersenen/het brein
Le cerveau