Biologie - Thema 1: Ecologie

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/67

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

68 Terms

1
New cards

cel

de kleinste structurele en functionele eenheid van het leven

2
New cards

weefsel

groep cellen met dezelfde vorm en functie

3
New cards

orgaan

groep weefsels met gedeelde functie

4
New cards

stelsel

verschillende organen die meewerken aan eenzelfde functie

5
New cards

organisme

alle stelsels samen

6
New cards

populatie

organismen van dezelfde soort die in een bepaald gebied voorkomen en waar interactie tussen de individuen mogelijk is

7
New cards

biotisch

levend organisme --> invloed op iets (omgeving)

8
New cards

abiotisch

niet-levend organisme --> invloedt op de organismen, veroorzaakt door niet-levende factoren uit de omgeving (licht, temperatuur, vochtigheid en pH)

9
New cards

levensgemeenschap

de verzameling populaties van verschillende soorten, die elkaar direct of indirect beïnvloeden

10
New cards

ecosysteem

het geheel van interacties tussen alle biotische en abiotische factoren in een biotoop

11
New cards

biodiversiteit

de verscheidenheid van het leven in al zijn vormen

12
New cards

ecologie

de wetenschap die de complexe wisselwerking tusssen de organismen en hun biotoop bestudeert op veschillende organisatie-niveaus en zo een volledig beeld geeft van een ecosysteem.

13
New cards

biosfeer

het gedeelte op aarde waar leven mogelijk is

14
New cards

lithosfeer

het vaste gedeelte van de aardkost

15
New cards

hydrosfeer

het geheel van water boven, onder en op het aardoppervlak

16
New cards

atmosfeer

de lucht om ons heen

17
New cards

epifyten

planten die steun zoekn op de stam of op dikke takken en met hun wortels water en voedingsstoffen uit de lucht halen

vb. Bromelia's (niet schadelijk)

slechte vb. Maretak (schadelijk/ =(half) parasiet)

18
New cards

biotoop

een min of eer homogeen gebied met welbepaalde fysiche en chemische kenmerken waarin een typische levensgemeenschap voor komt

19
New cards

habitat

welke voorwaarden een gebied moet voldoen voor deze ene soort

20
New cards

(ecologische) niche

de ecologische rol van de soort binnen een ecosysteem (vaak gelinkt aan de voedselrelatie van dieren, maar ook over de abiotische aspecten van de groeiplaats van planten)

21
New cards

indicatorsoorten

soorten die door hun aan- of afwezigheid informatie geven over een bepaald kenmerk van het milieu

vb. aanwezigheid van kokerjuffer = zuiver water

22
New cards

natuurlijke ecosytemen

  • geen invloed van de mens

    Himalaya + Madagascar

23
New cards

halfnatuurlijke ecosytemen

vb. natuurreservaten

24
New cards

kunstmatige ecosystemen

vb. wegbermen, intensieve beheermaatregelen, verschralen

25
New cards

verschralen

bodem voedselarmer maken door maaisel af te voeren → andere planten dan op voedselrijke bodems

26
New cards

tredplanten

planten die aangepast zijn aan een verdichte bodem met een slechte waterhuishouding

vb. straatgras, varkensgras, grote weegbree…

27
New cards

genetische diversiteit

de motor van de natuurlijke selectie, waardoor soorten zich aanpassen aan de ecologische niche

28
New cards

endemische soorten

soort die van nature uitsluitend in 1 geografisch gebied voorkomt

vb. baobabs (apenbroodbomen)

29
New cards

voedselweb

geeft de verschillende voedselbronnen van meerdere organismen in een ecosystemen weer

30
New cards

voedselrelatie

een van de relaties die organismen met elkaar kunnen hebben

31
New cards

voedselketen

geeft de relatie weer als een keten van organismen, waarbij elk organisme een voedselbron is voor het volgende organisme

32
New cards

trofisch niveau

de plaats van een organisme in een voedselketen

33
New cards

Autotrofe organismen (1ste niveau)

de producenten

--> planten

34
New cards

Heterotrofe organismen

de consumenten

--> 1ste orde: eten de producenten en worden zelf ook gegeten

--> 2de orde: eten de consumenten van de 1ste orde

--> 3de orde: eten de consumenten van de 2de orden

enzo.

35
New cards

herbivoren

planten- en bacteriëneters

36
New cards

carnivoren

dieren-/vleeseters

37
New cards

omnivoren

planten- en vleeseters

38
New cards

detrivoor

dood/detritus-organisch-materiaaleter

39
New cards

reducenten

mineralisatie door bacteriën en schimmels

40
New cards

voedselkringloop

aaneenschakeling van wie eet wie, rekening houdend met de omzetting in mineralen door de reducenten

41
New cards

ecologische voedselpiramide

een kwantatieve voorstelling van een voedselketen en geeft dus informatie over hoeveelheden; geeft info over:

  • aantallen

  • biomassa

  • energie

  • bij elke overgang -90% energie

42
New cards

Waarom energieverlies?

  • door celademhaling

  • door biomassaverlies (van 1e tropisch niveau naar de 2e)

43
New cards

10% -regel

per trofisch niveau wordt slechts 10% van de energie doorgegeven, de rest gaat verloren

44
New cards

Energieverlies door biomassaverlies

  • producenten sterven zonder te worden opgegeten

  • producenten worden slechts gedeeltelijk opgegeten

  • producenten die worden opgegeten, komen in het lichaam van het consument van de 1ste orde terecht (de rest van de energie gaat naar zijn uitwerpselen)

    = 90% die afgenomen wordt

45
New cards

biomassa

= droge massa

= massa aan organische verbindingen

= totale massa - hoeveelheid water

46
New cards

materiekrinlopen

stoffen die circuleren binnen het ecosysteem in kringlopen

47
New cards

watercyclus of waterkringloop

een voortdurende beweging van water in en tussen de hydrosfee, de atmosfeer en de lithosfeer

48
New cards

korte waterkringloop

Het water in de oceanen en de zeeën verdampt en de waterdamp stijgt. Door de koudere lucht hoog in de atmosfeer condenseert de waterdamp tot waterdruppeltjes of desublimeert hij tot ijskristalletjes. Alle kleine waterdruppels en ijskristallen vormen wolken die bewegen door de atmosfeer. Als waterdruppels en ijskristallen botsen, worden ze groter. Zodra ze zwaar genoeg zijn, ontstaat er neerslag; regen, sneeuw of hagel. Neerslagwater is zoet omdat van het zoute zeewater alleen het water verdampt. Daarnaast is neerslagwater ook lichtjes zuur omdat er bij de chemische reactie tussen het water en de koolstofdioxide in de atmosfeer koolzuur ontstaat. Het grootste deel van de neerslag komt rechtstreeks in de oceanen en de zeeën terecht. De kringloop sluit zich.

49
New cards

lange waterkringloop

Als de neerslag op het land terechtkomt en op weinig doorlaatbare of op verharde oppervlakken valt, stroomt het regenwater af naar beken en rivieren. In het oppervlaktewater lossen voedingsstoffen makkelijk op, het is dan ook rijk aan mineralen. Afhankelijk van de doorlaatbaarheid van de bodem en de bodemsoort kan de neerslag ook indringen in de bodem. Water dat zich in de bovenste laag van de bodem bevindt, noemen we bodemwater. Dringt het water dieper in de bodem tot onder de grondwatertafel, dan is het grondwater. Grondwater isvaak neutraal en arm aan voedingsstoffen. Deze waterstromen komen uiteindelijk in de zee terecht en sluiten zo de kringloop. Ook boven het land kan water opnieuw in gasvormige toestand in de atmosfeer terechtkomen. Dat gebeurt door de verdamping of evaporatie van het oppervlaktewater in rivieren en meren. Anderzijds neemt de vegetatie bodemwater op via de wortels, en ontsnapt dit water als waterdamp door de huidmondjes in de bladeren. Dat heet transpiratie. Ook op deze manier sluit de kringloop zich

50
New cards

oppervlaktewater

Water dat je kunt zien, zoals meren, vennen, rivieren en zeeën.

--> voedingsstoffen lossen makkelijk op

51
New cards

bodemwater

water dat zich in de bovenste laag van de bodem bevindt

52
New cards

grondwater

water dat zich diep in de bodem bevindt

--> neutraal en vaak arm aan voedingsstoffen

53
New cards

verdamping of evaporatie

het verdampen van oppervlaktewater boven land (rivieren en meren) en in zeeën en oceanen

54
New cards

transpiratie

verdamping van water door planten

55
New cards

koolstofcyclus of koolstofkringloop

een korte kringloop waarbij koolstof maximaal enkele honderden jaren rondgaat in de biosfeer, en uit een lange kringloop die meerdere duizenden tot miljoenen jaren duurt

56
New cards

stikstofficatie

het proces waarbij stikstofgas uit de lucht omgezet wordt in stikstofverbindingen in de bodem

57
New cards

stikstofassimilatie

het proces waarbij stikstofverbindingen uit de bodem door de producenten omgezet worden in biomassa

58
New cards

ammonificatie

het aneorobe proces waarbij reducenten, zoals rottingsbacteriën en urobacteriën, de stikstofverbindingen in organisch afval omzetten in ammoniak en ammoniumionen

59
New cards

nitrificatie

het omzetten van ammoniak (NH3) in nitriet (NO2-) en nitraat (NO3-)

60
New cards

denitrificatie

omzetting van nitraationen uit de bodem in gasvormige stikstof die in de lucht verdwijnt, en in zuurstof die voor een deel door de wortels wordt opgenomen

61
New cards

ecosysteemdiensten

diensten en producten die ecosystemen aan mensen leveren

62
New cards

producerende ecosysteemdiensten

natuurvoordelen die ons leven mogelijk maken

vb. voedsel, drinkbaar water, zuurstofgas, grondstoffen en energie

63
New cards

culturele ecosysteemdiensten

rust, ontspanning en recreatie maken het leven aangenamer en gezonder

64
New cards

regulerende ecosysteemdiensten

natuurvoordelen die ons beschermen tegen natuurlijke bedreigingen

65
New cards

ondersteunende ecosysteemdiensten

noodzakelijk voor het realiseren van alle andere ecosysteemdiensten

vb. voedselketens, cyclus, voedselkringloop, voedselpyramides

66
New cards

klimaatverandering

gevolg van een verstekt broeikaseffect

67
New cards

koraal

een samenlevingsvorm van een dier, een koraalpoliep,met microalgen.

68
New cards

verbleking

Het proces waarbij de kleur van het poliep verdwijnt en het witte kalkskelet komt bloot te liggen.