la nacionalidad
de nationaliteit
la afición
de hobby
el idioma
de taal
el chico
de jongen
la chica
het meisje
el músico
de muzikant
la marca
het merk
el cantante
de zanger
el futbolista
de voetballer
el escritor, la escritora
de schrijver, de schrijfster
la vida
het leven
la empresa
het bedrijf
la escuela
de school
el/la pareja
de partner
el/la colega
de collega
el foro
het forum
la entrevista
het interview
un bolígrafo
een pen
un lápiz
een potlood
un cuaderno
een schrift
un diccionario
een woordenboek
una hoja
een papier
una goma
een gom
un libro
een boek
un sacapuntas
een puntenslijper
una carpeta
een map
una agenda
een agenda
un portafolios
een portfolio
una calculadora
een rekenmachine
un rotulador
een markeerstift
tijeras
een schaar
un pegamento
een lijmstift
un corrector
een typex
una regla
een lat
la capital
hoofdstad
un estudiante
een student
una isla
een eiland
una moneda
een munt
un gobierno
een regering
la población
de bevolking
distinto
verschillend
un enfermero, una enfermera
een verpleger, een verpleegster
un camarero
een kelner
un estuche
een pennenzak
pedir
vragen
negar
ontkennen
aprender
leren
decir
zeggen
creer
geloven
presentar
presenteren
faltar
ontbreken
estudiar
studeren
tener
hebben
tocar un instrumento
een instrument bespelen
cocinar
koken
bailar
dansen
buscar
zoeken
conocer
leren kennen
trabajar
werken
pintar
schilderen
practicar deportes
sporten beofenen
saber
weten
este/a/os/as
deze, die
sobre
over
aquí
hier
muy
erg / heel
mismo/a
zelfde
muy bien
heel goed
más
extra / erbij
un poco de
een beetje
bastante bien
best/vrij goed
con fluidez
heel vlot
e
en
para
voor / om
también
ook
¿Qué aficiones tienes?
Wat zijn je hobby’s?
¿Qué te gusta hacer en tu tiempo libre?
Wat doe jij graag in je vrije tijd?
me gusta(n)
ik hou van
¿Qué idiomas hablas?
Welke talen spreek jij?
¿Hablas ?
¿Spreek je…?
¿Por qué estudias español?
Waarom studeer je Spaans?
Tengo años
Ik ben jaar oud
me / te / le / nos / les
ik / jij/ hij / wij / zij
viajar
reizen
ver televisión
TV kijken
ir al cine
naar de cinema gaan
jugar con videojuegos
videospellen spelen
escuchar música
muziek luisteren
leer
lezen
navegar por internet
op het internet surfen
ir de compras
shoppen
salir con amigos
uitgaan met vrienden
compartir con la familia
delen met de familie
comer fuera
uiteten
hacer fotos
foto’s nemen
correr
lopen
ir al gimnasio
naar de fitness gaan
jugar al fútbol
voetbal spelen
hacer senderismo
wandelen