Redemittel Kapitel 6

zinnen van Kapitel 6

Wat vind je ervan?

was hältst du davon?

Ik ben ervoor

Ich bin dafür

ik ben ertegen

Ich bin dagegen

Ik ben het helemaal met je eens

Ich bin ganz deiner Meinung

Ben je het ermee eens?

Bist du damit einverstanden?

Sorry dat ik je onderbreek. Even iets anders

Entschuldige, dass ich dich unterbreche. Mal was ganz Anderes

Waar wil je in de vakantie naartoe gaan?

Wohin möchtest du in Urlaub fahren?

Ik beloof je dat ik de vlucht boek

Ich verspreche dir, dass ich den Flug buche

Wij zullen wel een oplossing vinden

Wir werden schon eine Lösung finden

Rustig maar

Nur mit der Ruhe

Rustig maar

Mach keinen Stress

Maak je geen zorgen. dit probleem los ik op

Mach dir keine Sorgen. Dieses Problem löse ich

Afgesproken! Het is allemaal niet zo erg

Abgemacht! Das ist alles halb so schlimm

Wees niet bang. Dat lukt ons wel

Nur keine Angst. Wir kriegen das schon hin

Maken jullie je maar geen zorgen

Macht euch nur keine Sorgen

Wat is er aan de hand?

Was ist denn los?

Mijn ouders hebben en chartervlucht geboekt

Meine Eltern haben einen Charterflug gebucht

Zal ik de vliegmaatschappij bellen?

Soll ich die Fluggesellschaft anrufen?

Wij moeten om drie uur op het vliegveld zijn

Wir müssen um drei Uhr am Flughafen sein

Ik wil graag vertekken

Ich möchte abreisen

Ik ben van 10 juli tot en met 23 augustus op vakantie

Ich bin vom 10. Juli bis zum 23. August in Urlaub

De vakantie duurt van 1 juli tot en met 20 augustus

Die Ferien dauern vom 1. Juli bis zum 20. August

Zullen we in de bergen gaan wandelen?

Wollen wir in den Bergen wandern?

Wanneer hebben jullie vakantie?

Wann habt ihr Ferien?

Wat doe je in de vakantie het liefst?

Was machst du in den Ferien am liebsten?

Waar zouden we kunnen overnachten

Wo könnten wir übernachten?

Veel vluchten zijn al volgeboekt

Viele Flüge sind bereits ausgebucht

Ik was op schoolreis in London

Ich war auf Klassenfahrt in London

Ik zou graag willen uitrusten en luieren

Ich möchte mich ausruhen und faulenzen

Wil je graag de hele dag in de zon liggen?

Möchtest du den ganzen Tag in der Sonne liegen?

Waarom heb je geen zin in surfen, zwemmen en zeilen?

Warum hast du keinen Bock auf Surfen, Schwimmen und Segeln?

Waarom vliegen we niet naar Turkije of Griekenland?

Warum fliegen wir nicht in die Türkei oder nach Griechenland?

Wil je naar zee gaan?

Willst du ans Meer fahren?

Willen jullie een fietstocht maken?

Wollt ihr eine Radtour machen?

Ik wil het liefst een stad bezichtigen

Ich möchte am liebsten eine Stadt besichtigen

Dat zou een goed idee zijn

Das Wäre eine gute Idee

De hotelgasten hebben erg veel lawaai gemaakt

Die Hotelgte haben sehr viel Lärm gemacht

Ik wil een klacht over de kamer indienen

Ich möchte mich über das Zimmer beschweren

Kan ik alstublieft de manager spreken?

Könnte ich bitte den Manager sprechen?

Er was geen internet in de hotelkamer

Es gab kein Internet im Hotelzimmer

Ik zou graag naar Italië willen gaan

Ich würde gerne nach Italien fahren

Ik breng mijn zomervakantie thuis door

Ich verbringe meine Sommerferien zu Hause

Het hangt ervan af hoe duur de vlucht is

Es kommt darauf an, wie teuer der Flug ist

Ik ben met mijn broer in Spanje geweest

Ich bin mit meinem Bruder in Spanien gewesen

Mijn moeder werkt mij altijd op de zenuwen

Meine Mutter nervt mich immer

Wij zijn veel gaan wandelen

Wir sind viel spazieren gegangen

Ik had daar geen zin in

Ich hatte keine Lust dazu

Het liefst lig ik in de zon

Am liebsten liege ich in der Sonne

De boottocht was het hoogtepunt van de week

Die Bootsfahrt war der Höhepunkt der Woche

Wij waren in juli op vakantie

Wir waren im Juli in Urlaub

Hebben jullie op een camping overnacht?

Habt ihr auf einem Campingplatz übernachtet?

In de jeugdherberg waren veel jonge mensen

In der Jugendherberge gab es viele junge Leute

Dat vond ik opwindend en interessant

Das fand ich aufregend und interessant

Wij waren met schoolreis in Beieren

Wir waren auf Klassenfahrt in Bayern

Het was een leuke week

Es war eine schöne Woche

Wij kregen een rondleiding door het kasteel

Wir bekamen eine Führung durch das Schloss

Het liefst ga ik naar Duitsland

Am liebsten fahre ich nach Deutschland

Ik blijf dit jaar in Nederland

Ich bleibe dieses Jahr in den Niederlanden

Wij gaan nooit naar een stad op vakantie

Wir fahren nie in eine Stadt in Urlaub

Wij gaan meestal met de auto op vakantie

Wir fahren meistens mit dem Auto in Urlaub

Ik ben met mijn ouders op reis gegaan

Ich bin mit meinen Eltern verreist

Ik leer graag nieuwe mensen kennen

Ich lerne gerne neue Leute kennen

In de vakantie wil ik graag ontspannen en luieren

Im Urlaub möchte ich mich erholen und faulenzen

Mijn moeder wil bezienswaardigheden bezoeken

Meine Mutter möchte Sehenswürdigkeiten besichtigen

We fietsen langs de rivier

Wir radeln am Fluss entlang

Het eten is beter en goedkoper dan bij ons

Das Essen ist besser und billiger als bei uns

Het mooist is het centrum

Am schönsten ist das Zentrum

Ik heb een paar dagen bij mijn vrienden doorgebracht

Ich habe ein paar Tage bei meinen Freunden verbracht

De vakantie was leuk

Der Urlaub hat Spaß gemacht

s Avonds eten we in een restaurant

Abends essen wir in einem Restaurant

Chillen en rondhangen, dat is leuk

Chillen und abhängen, das macht Spaß

Het eten heeft mij niet gesmaakt

Das Essen hat mir nicht geschmeckt

Ik kan de Duitsers vaak niet verstaan

Ich kann die Deutschen oft nicht verstehen

Wij hebben een fietstocht gemaakt

Wir haben eine Radtour gemacht