1/78
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Bronfenbrenner’s (Bio-)Ecologische Model
mesostysteem (sociologie)
microsysteem (bestuurskunde/politicologie)
exosysteem (communicatiewetenschap)
macrosysteem (sociale psychologie)
chronosysteem
mesosysteem
De interacties tussen de onderdelen van het microsysteem.
Bijv.: Hoe goed de samenwerking is tussen ouders en school
microsysteem
familie, klas, peers
Bijv.: Als een kind een lieve juf heeft, kan dat een positief effect hebben op zijn ontwikkeling.
exosyteem
werk van ouders, school van broer/zus, media
Bijv.: Een ouder met stress door werk kan dat onbewust op het kind afreageren
macrosysteem
beleid, wetgeving, culturele normen en waarden, economische factoren
Bijv.: Opvoedingsnormen in Nederland versus andere landen.
chronosysteem
levensloop, historische context
Bijv.: Een scheiding, verhuizing, of de coronapandemie.
proximale processen
Het zijn dus de dagelijkse dingen die een kind doet of meemaakt, zoals spelen, praten, leren, knuffelen – maar dan steeds herhaald, over langere tijd.
PPCT-model kernconcepten
proces
person
context
time
proximale processen - proces
ontwikkeling vindt plaats via proximale processen
o Regelmatig voorkomen, over langere tijd, in de nabije omgeving en
o Variëren afhankelijk van kenmerken van de persoon, de omgeving, de ‘uitkomst’, en de tijd
proximale processen - person
individuen brengen persoonlijke eigenschappen mee naar elke sociale situatie
Demand/vraag
Resource/hulpbron
Force/kracht
demand/vraag
Eigenschappen die een ander direct ziet (bijv. leeftijd, huidskleur, uiterlijk)
resource/hulpbron
Te maken met mentale en emotionele bronnen (bijv. opgedane ervaringen, vaardigheden, intelligentie) en sociale en materiële bronnen (bijv. stagang tot gezond voedsel, (t)huis, verzorgende ouders)
force/kracht
Temperament, motivatie, doorzettingsvermogen, e.d.
proximale processen - tijd
Tijd op verschillende niveaus:
o Micro-tijd: Wat er gebeurt tijdens een specifieke activiteit of interactie (‘real-time’)
o Meso-tijd: De mate van continuïteit waarin activiteiten of interacties plaatsvinden (bijv. hoeveel dagen/weken/jaren, hoe vaak per week etc.)
Macro-tijd: = Chronosysteem
proximale processen - context
De omgeving/context bevat 4 systemen die onderling verbonden zijn:
Micro: directe omgeving
Meso: interactie micro
Exo: indirecte invloeden
Macro: culturele en sociale structu
mediatiator
het verband tussen twee variabelen wordt verklaard door een derde variabele
dit is dus het verklaren van de relatie
voorbeelden
Studeren → (💡 Concentratie) → Hoger cijfer
Mediator: Concentratie
Uitleg: Studeren verbetert de concentratie, en een betere concentratie leidt tot een hoger cijfer.
Roken → (💡 Longschade) → Longkanker
Mediator: Longschade
Uitleg: Roken veroorzaakt schade aan de longen, en die schade verhoogt het risico op longkanker.
Opleidingsniveau → (💡 Inkomen) → Gezondheid
Mediator: Inkomen
Uitleg: Hoger opleidingsniveau leidt tot een hoger inkomen, en een hoger inkomen zorgt voor betere gezondheidszorg en leefomstandigheden.
Sporten → (💡 Gewichtsverlies) → Lagere bloeddruk
Mediator: Gewichtsverlies
Uitleg: Sporten helpt om af te vallen, en een lager gewicht verlaagt de bloeddruk.
Stress → (💡 Slechte slaap) → Slechte concentratie op werk
Mediator: Slechte slaap
Uitleg: Stress zorgt voor slechtere slaap, en minder slaap leidt tot slechtere concentratie.
moderator
Het beïnvloedt wanneer, bij wie, of hoe sterk A invloed heeft op B.
Voorbeeld:
Stress → burn-out
Maar: sociale steun zorgt dat stress minder snel tot burn-out leidt.
→ Sociale steun modereert het verband.
hierarchie scientific evidence
betrouwbare cijfers zijn:
reproduceerbaar
repliceerbaar
generaliseerbaar
theoretisch onderbouwd
transpirant
Questionalble Research Practices
twijfelachtige onderzoekspraktijken
harking
p-hacking
harking
achteraf een hypothese opstellen (posteriori)
→ je moet jusit a priori hypothese opstellen
p-hacking
P-hacking is het manipuleren of misbruiken van onderzoeksdata om een statistisch significante uitkomst (een p-waarde kleiner dan 0,05) te verkrijgen, zelfs als er geen echt verband is.
Selective omission
Cherry picking
Data snooping
Mag wel als je het goed aangeeft in je onderzoek
selective omission (p-hacking)
bepaalde gegevens of resultaten weglaten die niet passen bij je hypothese of verwachtingen, zodat je onderzoek er beter uitziet dan het in werkelijkheid is.
cherry picking (p-hacking)
het uitzoeken van alleen de data of resultaten die je onderzoek ondersteunen, en het negeren van de gegevens die dit niet doen, om je conclusies te versterken.
data snooping (p-hacking)
Dit houdt in dat je te veel naar de data kijkt en er onterecht patronen of verbanden in probeert te vinden, zelfs als die er eigenlijk niet zijn. Dit kan leiden tot verkeerde conclusies omdat je simpelweg naar data zoekt die je hypothese bevestigen.
(je moet vooraf de onderzoeksgrootte vaststellen, en niet tijdens het onderzoek veranderen zoals als stoppen als het significant is)
sloppy scinece
slordige wetenschap
file drawer problem
Het file-draw problem is wanneer niet-significante of negatieve onderzoeksresultaten niet gepubliceerd worden, omdat ze niet interessant of opvallend genoeg zijn, waardoor het lijkt alsof de resultaten altijd positief zijn.
mogelijke problemen bij steekproef
selectie bias
non-response
attrition
selectie bias
Selectiebias is een vertekening in een onderzoek die ontstaat wanneer de selectie van deelnemers niet willekeurig of niet representatief is voor de doelpopulatie
→ willekeurige, representatieve steekproef
attrition
uitval (van respondenten)
p-hacking
onsigifnicante onderzoeken significant maken
Confirmaty Research Process
hypothese (theoretisch onderbouwd)
data verzamelen
data analyseren (transpirantie)
resultaten interpreteren
resultaten verspreiden
resultaten repliceren
data interpreteren
cognitieve vertekening
kulcausaliteit
cognitieve vertekening
Naïef realisme
False consensus effect
Confimation bias
illusoire causaliteit
naïef realisme
Het idee dat jij de wereld ziet zoals die écht is, en dat mensen die het niet met je eens zijn, het gewoon fout hebben of niet goed nadenken.
false consensus effect
ontstaat na naïef realisme
de aanname dat anderen dezelfde overtuigingen en gedragingen hebben als jij.
conformation bias
Je zoekt vooral informatie die jouw mening bevestigt, en negeert dingen die ermee botsen.
→ bewust ervan zijn
illusoire causaliteit
De neiging om een verband te zien tussen twee gebeurtenissen, terwijl er in werkelijkheid geen oorzakelijk verband is. Bijvoorbeeld denken dat een geluksmuntje je helpt bij examens.
illusie van controle
De overtuiging dat je meer invloed hebt op uitkomsten dan daadwerkelijk het geval is, zoals denken dat je met een bepaalde routine een dobbelsteenworp kunt beïnvloeden.
Latrogene effechten
onbedoelde negatieve gevolgen
van preventieve maatregelen. Dit betekent dat een interventie die bedoeld is om gezondheid te bevorderen of problemen te voorkomen, juist schadelijke effecten kan hebben.
Bijvoorbeeld:
Een anti-drugscampagne die drugs juist aantrekkelijker maakt voor jongeren.
Overmatige screening die leidt tot onnodige medische behandelingen en stress.
kulcausaliteit
schijnverband tussen twee variabelen, waarbij het lijkt alsof de ene de andere veroorzaakt, maar er eigenlijk geen direct causaal verband is.
oorzaken kulcausaliteit
toeval
Bijvoorbeeld: het aantal haaienaanvallen en de verkoop van ijsjes stijgen tegelijk, maar dat komt omdat beide vaker voorkomen in de zomer – het ene veroorzaakt het andere niet.
ontbreking van cofounders: Soms lijkt er een verband tussen twee dingen, maar is er een derde factor die beide beïnvloedt.
(Bijvoorbeeld: kinderen die groter zijn, kunnen vaak beter lezen. Maar dat komt niet door hun lengte, maar doordat oudere kinderen meer oefening hebben gehad)
oorzaak en gevolg worden omgedraaid
(Bijvoorbeeld: er is een verband tussen geluk en een goed inkomen. Maar maakt geld mensen gelukkiger, of maken gelukkige mensen meer kans op een goed inkomen?)
confounder
is een derde variabele die zowel de onafhankelijke als de afhankelijke variabele beïnvloedt, waardoor er een schijnverband ontstaat
voorbeelden
Onderzoek toont aan dat mensen die meer koffie drinken een hoger risico op hartziekten hebben.
➡ Confounder: Roken.
Rokers drinken vaker koffie én hebben een hoger risico op hartziekten. Hierdoor lijkt het alsof koffie hartziekten veroorzaakt, terwijl roken de echte oorzaak kan zijn.
Alcoholgebruik & Longkanker
Onderzoek: Mensen die veel alcohol drinken, hebben vaker longkanker.
Confounder: Roken.
→ Veel mensen die drinken, roken ook. Roken veroorzaakt longkanker, niet alcohol.
attenuation
Attenuation is het verzwakken van de relatie tussen twee variabelen door bijvoorbeeld meetfouten of verstorende invloeden.
de relatie tussen het aantal uren studeren en de cijfers op een examen verzwakt door verstorende factoren zoals stress of persoonlijke omstandigheden, waardoor de invloed van studietijd minder sterk lijkt dan in werkelijkheid.
reversed causaliteit
Stel je onderzoekt de relatie tussen stress (X) en slechte slaap (Y). Je zou denken dat stress leidt tot slechte slaap, maar het kan ook zo zijn dat slechte slaap (Y) zelf de oorzaak is van meer stress (X). Dit zou betekenen dat de causaliteit omgekeerd is van wat je oorspronkelijk dacht — slechte slaap veroorzaakt stress, niet andersom.
criteria voor causaliteit
Consistentie
o Bij verschillende populaties en onder verschillende omstandigheden wordt het verband terug gevonden (moderatie!)
Tijdsrelatie
o De oorzaak gaat aan het gevolg vooraf (longitudinaal!)
o Let op confounders
Plausibiliteit (logisch/geloofwaardig)
o Theoretische onderbouwing voor directionaliteit verband (mediatie!)
Specificiteit
o Er is één factor (oorzaak) die leidt tot één bepaalde uitkomst
Dosis-response relatie
o Een hogere dosis of een langduriger blootstelling brengt een hogere frequentie van het effect (gevolg) met zich mee
pre-registratie
voorkomt harking en p-hacking
Tijdens de pre-registratie van een onderzoek wordt van tevoren gedocumenteerd en vastgelegd hoe en waarom het onderzoek zal worden uitgevoerd, voordat de data verzameld of geanalyseerd worden.
- Specificeer je onderzoeksplan
- Onderscheid exploratief (hypothesis-generating) van confirmatief (hypothesis-testing) onderzoek
op welke manier resultaten rapporteren
- Kijk altijd kritisch naar de conclusies die de auteurs trekken: Is dat in lijn met de gevonden resultaten? Zou jij hetzelfde concluderen? !
- Baseer je nooit enkel op het abstract ! GenAI is hier (nog) niet zo goed in…
pre print
Een artikel vóór peer review, gedeeld voor feedback en snelle verspreiding
: zijn nog niet door het peer-proces gegegaan, deze zijn vaak wel beschikbaar voor iedereen
post print
Een artikel na peer review, maar voordat het in een wetenschappelijk tijdschrift wordt gepubliceerd.
Wel door peer-proces, maar nog niet goeie layout (word eindversie)
misleidende grafieken spotten
niet persee kijken naar of de grafiek hoge pieken vertoont, maar ook goed kijken
labels
aantallen
schaalverdeling
context
vraag jezelf af: wat proberen ze hiermee te vertellen
directe replicatie
originele onderzoek wordt zo nauw mogelijk gevolgd
Je herhaalt hetzelfde experiment
conceptuele replicatie / generalizability studies
onderzoek herhalen in andere context
typen kennisclaims
over de mechanismes tussen interventie en effect
“Een mechanisme geeft een theoretische onderbouwing van hoe en waarom een (beleids)maatregel een zekere uitkomst zal hebben”
mediatie
over de benodigde ondersteunende factoren
Wat zijn de noodzakelijke randvoorwaarden?
moderatie
positivisme
knowlegde exists in the world and we objectively learn it
constructivisme
knowledge is what we partially construcdt ourselves based on our culture, community, experiences
waarom kwalitatief onderzoek?
Omdat kwantitatief onderzoek niet al onze vragen kan beantwoorden...
Kwalitatief onderzoek is het meest geschikt om motieven, emoties, redeneringen en subjectieve ervaringen te onderzoeken.
Percepties van weesschap in Afghanistan
Een vraag om het nieuwe en onbekende te vinden
waarom is het meten van kwalitatief onderzoek moeilijk?
Het beoordelen van de wetenschappelijke robuustheid van kwalitatief onderzoek kan een ontmoedigende taak zijn, omdat er geen objectieve of concrete criteria zijn om dit te doen (WAAROM?).
- De reden hiervoor is dat kwalitatief onderzoek geen samenhangende discipline is.
- Hoe het onderzoek wordt uitgevoerd is gebaseerd op tal van variabelen zoals de onderzoeksvraag, het onderwerp van onderzoek en het doel van het onderzoek.
- Er zijn echter gevestigde normen om de kwaliteit van kwalitatief onderzoek te beoordelen, zolang we maar weten hoe we de normen moeten toepassen.
- Tijdens deze lezing introduceren we verschillende sets van normen en principes aan de hand waarvan we de kwaliteit van kwalitatieve onderzoeksartikelen kunnen beoordelen.
the Evaluation Criteria (beoordelingscriteria)
Er is niet één vaste manier om de kwaliteit van kwalitatief onderzoek te beoordelen, omdat er veel verschillende benaderingen en achtergronden zijn (zoals antropologie of sociaal werk).
Je moet het onderzoek dus altijd bekijken vanuit het paradigma (de theoretische bril) waar het zelf uit komt.
Daarom pleit Yadav ervoor dat onderzoekers passende beoordelingscriteria kiezen die passen bij de doelen, methode en aannames van hun specifieke onderzoek.
En zoals Tracy zegt: het is belangrijk dat we blijven praten en nadenken over wat “goed” kwalitatief onderzoek precies betekent.
appropiateness of data
Does the data align with the research question?
point of saturation
When no ‘new’ data surfaces/a clear narrative has been identified
Key indicators of strong qualitative research according to Busetto et al (2020, 6)
reflexiviteit
saturatie en steekproeftrekking
piloting
co-ording
member checking
stakeholder involvement (Betrokkenheid van belanghebbenden)
reflexiviteit
sampling and saturation
verzamel zoveel mogelijk gezichtspunten en perspectieven op de betekenis van het vraagstuk (om je RQ zo volledig mogelijk te beantwoorden.)
Denk aan purposive sampling: vooraf heel duidelijk bedenken wat je wilt weten en waarom, dan de informanten vinden (interne afstemming).
purposive sampling
vooraf heel duidelijk bedenken wat je wilt weten en waarom, dan de informanten vinden (interne afstemming).
piloting
proefverzie van je onderzoek
Het proces is iteratief, dus eerst pilot study /interview om primaire aannames/theoretisch kader te herzien.
co-ording
stel een coderingslijst op, om de indeling en de sleutels om de transcripties te interpreteren,
codeer vervolgens afzonderlijk (als er meerdere onderzoekers zijn).
Vergelijk en consolideer vervolgens de analyses om de correctheid van de interpretatie door de onderzoekers te garanderen.
member checking
informanten de resultaten/interpretatie laten controleren.
stakeholder involvement (Betrokkenheid van belanghebbende)
informanten als adviseurs, sleutelinformanten.
key criteria in evaluating the trustworthiness of qualitative research
credibility (geloofwaardigheid)
dependability (betrouwbaarheid)
confirmability (bevestigbaarheid)
transferability (overdraagbaarheid)
reflexivity
credibilty
geloofwaardigheid / plausibelheid
Er is een duidelijke samenhang tussen de theorie, onderzoeksvraag, dataverzameling, analyse en resultaten. De steekproefstrategie, de diepgang en hoeveelheid data en de genomen analytische stappen passen binnen dit kader. |
dependability
betrouwbaarheid / afhankelijkheid
De mate waarin het onderzoek herhaald zou kunnen worden onder vergelijkbare omstandigheden
Er is voldoende informatie verstrekt zodat een andere onderzoeker dezelfde procedurele stappen kan volgen, al kunnen de conclusies verschillen.
confirmability
bevestigbaarheid / neutraliteit
Er is een duidelijke link tussen de data en de bevindingen
Onderzoekers tonen aan hoe ze hun bevindingen hebben verkregen door middel van gedetailleerde beschrijvingen en het gebruik van citaten.
✅ Het bijhouden van een dagboek als onderzoeker
✅ Vormen van triangulatie
transferability
overdraagbaarheid
Bevindingen kunnen worden toegepast in een andere setting, context of groep
Er is een gedetailleerde beschrijving van de context waarin het onderzoek is uitgevoerd en hoe dit de bevindingen heeft beïnvloed.
reflexiviteit
Een voortdurend proces van reflectie op de rol van de onderzoeker en de context van het onderzoek
bewustzijn van
paradigma’s
biases
vooroordelen
manifestatie van stigma, individueel
Individueel: Geïnternaliseerde homo/bi/trans-negativiteit
manifestatie van stigma, interpersoonlijk
Interpersoonlijk: Discriminatie en victimisatie in sociale situaties
manifestatie van stigma, structureel
Structureel: Wetgeving, beleid, sociale attutudes
specifiteit
Er is één factor (oorzaak) die leidt tot één bepaalde uitkomst