1/97
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Klassensamenleving
Een samenleving waarin je positie afhangt van geld en bezit, in tegenstelling tot de standensamenleving.
Burgerij
De rijke en machtige klasse die fabrieken en land bezit.
Proletariaat
De arme arbeidersklasse die werkt in fabrieken en geen kansen heeft.
Urbanisatie
Verstedelijking waarbij steeds meer mensen in steden gaan wonen, vaak door werk in fabrieken.
Beluiken
Dichtbevolkte arbeiderswijken met kleine, vieze huisjes en slechte hygiëne.
Romantiek
Kunststroming (1770-1850) gekenmerkt door emoties, natuur en nationalisme.
Impressionisme
Kunststroming (1860-1890) gericht op moderne kunst, gewone mensen en het gebruik van licht en kleur.
Liberalisme
Ideologie die de vrijheid van het individu en een vrije markt benadrukt.
Cijnskiesrecht
Systeem waarbij alleen mensen die genoeg belastingen betalen mogen stemmen.
Nationalisme
Beweging die vrijheid en onafhankelijkheid voor volkeren nastreeft.
Communisme
Extreem vorm van socialisme waarbij alles gemeenschappelijk is en er geen privébezit is.
Sociaaldemocratie
Vorm van socialisme die via wetten en stemmen geleidelijk verbetering nastreeft.
Sociale wetten
Wetten die zijn ontworpen om de armen te helpen, zoals betere werkomstandigheden.
Sociale Darwinisme
Idee dat in de samenleving de 'sterksten' mogen overheersen, gebaseerd op de evolutietheorie van Darwin.
Modern imperialisme
Periode (1870-1914) waarin Europese landen gebieden in Afrika veroverden.
Conferentie van Berlijn
Bijeenkomst (1884-1885) waarin Europese landen Afrika verdeelden zonder de bevolking te raadplegen.
Klasseloze maatschappij
Een sociale structuur waarin iedereen gelijk is en er geen klassen of standen zijn.
Paternalisme
Een benadering waarbij de koloniale macht alles 'voor het goede' van de bevolking beslist.
Klassenstrijd
Conflict tussen de rijken (burgerij) en de armen (proletariaat).
Klassensamenleving
Een samenleving waarin je positie afhangt van geld en bezit, in tegenstelling tot de standensamenleving.
Burgerij
De rijke en machtige klasse die fabrieken en land bezit.
Proletariaat
De arme arbeidersklasse die werkt in fabrieken en geen kansen heeft.
Urbanisatie
Verstedelijking waarbij steeds meer mensen in steden gaan wonen, vaak door werk in fabrieken.
Beluiken
Dichtbevolkte arbeiderswijken met kleine, vieze huisjes en slechte hygiëne.
Romantiek
Kunststroming (1770-1850) gekenmerkt door emoties, natuur en nationalisme.
Impressionisme
Kunststroming (1860-1890) gericht op moderne kunst, gewone mensen en het gebruik van licht en kleur.
Liberalisme
Ideologie die de vrijheid van het individu en een vrije markt benadrukt.
Cijnskiesrecht
Systeem waarbij alleen mensen die genoeg belastingen betalen mogen stemmen.
Nationalisme
Beweging die vrijheid en onafhankelijkheid voor volkeren nastreeft.
Communisme
Extreem vorm van socialisme waarbij alles gemeenschappelijk is en er geen privébezit is.
Sociaaldemocratie
Vorm van socialisme die via wetten en stemmen geleidelijk verbetering nastreeft.
Sociale wetten
Wetten die zijn ontworpen om de armen te helpen, zoals betere werkomstandigheden.
Sociale Darwinisme
Idee dat in de samenleving de 'sterksten' mogen overheersen, gebaseerd op de evolutietheorie van Darwin.
Modern imperialisme
Periode (1870-1914) waarin Europese landen gebieden in Afrika veroverden.
Conferentie van Berlijn
Bijeenkomst (1884-1885) waarin Europese landen Afrika verdeelden zonder de bevolking te raadplegen.
Klasseloze maatschappij
Een sociale structuur waarin iedereen gelijk is en er geen klassen of standen zijn.
Paternalisme
Een benadering waarbij de koloniale macht alles 'voor het goede' van de bevolking beslist.
Klassenstrijd
Conflict tussen de rijken (burgerij) en de armen (proletariaat).
Imperialisme
Het streven van een land naar machtsuitbreiding door andere gebieden te veroveren en te beheersen.
Kolonie
Een gebied dat is veroverd en bestuurd wordt door een ander land, vaak met het doel grondstoffen te winnen.
Industrialisatie
De overgang van handmatige productie naar machinale productie in fabrieken.
Kapitalisme
Een economisch systeem gebaseerd op privébezit en vrije marktwerking, waarbij winst het belangrijkste doel is.
Tweede Industriële Revolutie
Een periode van snelle technologische vooruitgang en industrialisatie na 1870, gekenmerkt door staal, elektriciteit en chemie.
Arbeidersbeweging
Een sociale beweging die opkomt voor de rechten en belangen van arbeiders, vaak via vakbonden en politieke partijen.
Feminisme
Een beweging die streeft naar gelijke rechten en kansen voor vrouwen op politiek, economisch en sociaal gebied.
Verzuiling
De verdeling van de samenleving in verschillende groepen op basis van religieuze of politieke overtuiging, elk met eigen organisaties.
Pacificatie
Het streven naar vrede en het vermijden van conflicten, vaak door middel van onderhandelingen en compromissen.
Confessionalisme
Een politieke stroming die zich baseert op religieuze waarden en normen bij het besturen van een land.
Soevereiniteit
Het recht van een staat om zelfstandig beslissingen te nemen zonder inmenging van andere landen.
Autonomie
De mate van zelfbestuur of onafhankelijkheid die een regio of groep heeft binnen een groter geheel.
Militarisme
Een ideologie die de nadruk legt op militaire kracht en bereidheid tot oorlog als middel om politieke doelen te bereiken.
Propaganda
Het verspreiden van (vaak eenzijdige of misleidende) informatie om de publieke opinie te beïnvloeden.
Loopgravenoorlog
Een vorm van oorlogvoering waarbij soldaten zich ingraven in lange, smalle geulen (loopgraven) om zich te beschermen tegen vijandelijk vuur.
Totale oorlog
Een oorlog waarbij alle middelen van een land (economisch, sociaal, militair) worden ingezet en de hele bevolking erbij betrokken is.
Inflatie
Een algemene stijging van de prijzen van goederen en diensten in een economie, waardoor de koopkracht van geld afneemt.
Depressie
Een periode van ernstige economische neergang, gekenmerkt door hoge werkloosheid, faillissementen en een daling van de productie.
Klassensamenleving
Een samenleving waarin je positie afhangt van geld en bezit, in tegenstelling tot de standensamenleving.
Burgerij
De rijke en machtige klasse die fabrieken en land bezit.
Proletariaat
De arme arbeidersklasse die werkt in fabrieken en geen kansen heeft.
Urbanisatie
Verstedelijking waarbij steeds meer mensen in steden gaan wonen, vaak door werk in fabrieken.
Beluiken
Dichtbevolkte arbeiderswijken met kleine, vieze huisjes en slechte hygiëne.
Romantiek
Kunststroming (1770-1850) gekenmerkt door emoties, natuur en nationalisme.
Impressionisme
Kunststroming (1860-1890) gericht op moderne kunst, gewone mensen en het gebruik van licht en kleur.
Liberalisme
Ideologie die de vrijheid van het individu en een vrije markt benadrukt.
Cijnskiesrecht
Systeem waarbij alleen mensen die genoeg belastingen betalen mogen stemmen.
Nationalisme
Beweging die vrijheid en onafhankelijkheid voor volkeren nastreeft.
Communisme
Extreem vorm van socialisme waarbij alles gemeenschappelijk is en er geen privébezit is.
Sociaaldemocratie
Vorm van socialisme die via wetten en stemmen geleidelijk verbetering nastreeft.
Sociale wetten
Wetten die zijn ontworpen om de armen te helpen, zoals betere werkomstandigheden.
Sociale Darwinisme
Idee dat in de samenleving de 'sterksten' mogen overheersen, gebaseerd op de evolutietheorie van Darwin.
Modern imperialisme
Periode (1870-1914) waarin Europese landen gebieden in Afrika veroverden.
Conferentie van Berlijn
Bijeenkomst (1884-1885) waarin Europese landen Afrika verdeelden zonder de bevolking te raadplegen.
Klasseloze maatschappij
Een sociale structuur waarin iedereen gelijk is en er geen klassen of standen zijn.
Paternalisme
Een benadering waarbij de koloniale macht alles 'voor het goede' van de bevolking beslist.
Klassenstrijd
Conflict tussen de rijken (burgerij) en de armen (proletariaat).
Imperialisme
Het streven van een land naar machtsuitbreiding door andere gebieden te veroveren en te beheersen.
Kolonie
Een gebied dat is veroverd en bestuurd wordt door een ander land, vaak met het doel grondstoffen te winnen.
Industrialisatie
De overgang van handmatige productie naar machinale productie in fabrieken.
Kapitalisme
Een economisch systeem gebaseerd op privébezit en vrije marktwerking, waarbij winst het belangrijkste doel is.
Tweede Industriële Revolutie
Een periode van snelle technologische vooruitgang en industrialisatie na 1870, gekenmerkt door staal, elektriciteit en chemie.
Arbeidersbeweging
Een sociale beweging die opkomt voor de rechten en belangen van arbeiders, vaak via vakbonden en politieke partijen.
Feminisme
Een beweging die streeft naar gelijke rechten en kansen voor vrouwen op politiek, economisch en sociaal gebied.
Verzuiling
De verdeling van de samenleving in verschillende groepen op basis van religieuze of politieke overtuiging, elk met eigen organisaties.
Pacificatie
Het streven naar vrede en het vermijden van conflicten, vaak door middel van onderhandelingen en compromissen.
Confessionalisme
Een politieke stroming die zich baseert op religieuze waarden en normen bij het besturen van een land.
Soevereiniteit
Het recht van een staat om zelfstandig beslissingen te nemen zonder inmenging van andere landen.
Autonomie
De mate van zelfbestuur of onafhankelijkheid die een regio of groep heeft binnen een groter geheel.
Militarisme
Een ideologie die de nadruk legt op militaire kracht en bereidheid tot oorlog als middel om politieke doelen te bereiken.
Propaganda
Het verspreiden van (vaak eenzijdige of misleidende) informatie om de publieke opinie te beïnvloeden.
Loopgravenoorlog
Een vorm van oorlogvoering waarbij soldaten zich ingraven in lange, smalle geulen (loopgraven) om zich te beschermen tegen vijandelijk vuur.
Totale oorlog
Een oorlog waarbij alle middelen van een land (economisch, sociaal, militair) worden ingezet en de hele bevolking erbij betrokken is.
Inflatie
Een algemene stijging van de prijzen van goederen en diensten in een economie, waardoor de koopkracht van geld afneemt.
Depressie
Een periode van ernstige economische neergang, gekenmerkt door hoge werkloosheid, faillissementen en een daling van de productie.
Federalisme
Politiek systeem waarbij de macht verdeeld is over verschillende regio's of deelstaten, met een centrale overheid die bepaalde bevoegdheden behoudt.
Culturele uitwisseling
Het proces waarbij verschillende culturen zich vermengen en wederzijds beïnvloeden.
Staatssocialisme
Een systeem waarbij de regering controle heeft over de belangrijkste productiemiddelen en de economie centraal plant.
Vrijheid van meningsuiting
Het recht om je eigen mening te uiten zonder angst voor censuur of straf.
Vakbonden
Organisaties die de belangen van werknemers verdedigen en streven naar betere arbeidsvoorwaarden.