Frans examen kerst

Dossier 1 & 2

l'adrénaline

de adrenaline

une aventure

een avontuur

une compétition

een competitie

la détente

de ontspanning

une équipe

een ploeg, team

une expérience

een ervaring

une piste

een piste

un risque

een risico

une salle de sport

een sportzaal

fatigant(e)

vermoeiend

physique

fysiek

préféré(e)

lievelings-

sportif, sportive

sportief

tranquille

rustig

courir

lopen

découvrir

ontdekken

faire du / de la / de l' / + sport

(aan sport) doen

jouer au / à la / à l' / + sport de ballon

(balsport) spelen

pratiquer le / la (+ sport)

een sport beoefenen

à la portée de tous

voor iedereen

à l'extérieur

buiten

à l'intérieur

binnen

l'athlétisme

de atletiek

le badminton

het badminton

le basketball

het basketbal

le beachvolley

het beachvolleybal

la course de haies

hordelopen

le cyclisme

het fietsen

l'équitation

het paardrijden

l'escalade

het klimmen

le football

het voetbal

le golf

de golf

le handball

het handbal

le judo

de judo

le kayaking

het kayaken

la marche

het wandelen

la natation

het zwemmen

le rugby

de rugby

le saut à la perche

het poolstokspringen

le saut en hauteur

het hoogspringen

le ski

het skiën

le tennis

de tennis

le tir à l'arc

het boogschieten

le volleyball

het volleybal

une balle

een bal (klein)

un ballon

een bal (groot)

un bâton

een stok

un but

een doel

un esprit d'équipe

een ploeggeest, teamgeest

le fairplay

de/het fairplay

un filet

een net

un match

een match, wedstrijd

le matériel

het materiaal

un panier (de basket)

een mand, korf

une piscine

een zwembad

une plage

een strand

une raquette

een racket

un set

een set

un sport collectif

een groepssport

un sport d'équipe

een teamsport

un sport individuel

een individuele sport

un stade

een stadion

un terrain

een terrein

un volant

een pluimpje

gagner

winnen

participer (à)

deelnemen (aan)

perdre

verliezen

en plein air

in openlucht

faire des passes

passes geven

lancer le ballon

de bal gooien

marquer un but

een doelpunt maken

marquer un point

een punt scoren

sur herbe

op gras

sur plage

op het strand

des baskets

sportschoenen

une casquette

een pet

des chaussures de randonnée

wandelschoenen

des chaussures fermées

gesloten schoenen

une crème solaire

een zonnecrème

un départ

een vertrek

une gourde

een drinkfles

un gouter

een tussendoortje

des lunettes de soleil

een zonnebril

la collation du matin

ochtendsnack, tussendoortje

un nu-pieds

een volledig open schoen

une paire

een paar

une piquenique

een picknick

un polaire

een fleecetrui

un pull

een trui

un retour

een terugkeer

des sandales

sandalen

un vêtement de pluie

regenkleding

marcher

wandelen

consacrer (à)

besteden (aan)

étant donné que

aangezien

lorsque

wanneer

pendant que

terwijl

puisque

aangezien

tellement...que

zo...dat

une ambiance

een sfeer, gezelligheid