Vakjargon Juridisch en Politiek domein

4.0(1)
studied byStudied by 27 people
GameKnowt Play
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/102

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

103 Terms

1
New cards
arrest
Een beslissing genomen door een hof.
2
New cards
canoniek recht
Recht door de Katholieke Kerk, de Anglicaanse Kerk en de orthodoxe kerken
3
New cards
Constitutie
Een samenhangend geheel van regels die de fundamentele beginselen en hoofdregels beschrijven die betrekking hebben op de inrichting en organisatie van een staat, organisatie of bedrijf; het bestuur ervan en op de verhouding tussen die entiteit en zijn burgers, leden of medewerkers.
4
New cards
Cordon sanitaire
Een techniek waarbij men een ongewenste of gevaarlijke situatie probeert te isoleren door er een beschermende kring rond te leggen.
5
New cards
exemplum iustitiae
Een gerechtigheidstafereel (Latijn: Exemplum iustitiae) was een schilderij dat in laatmiddeleeuwse en vroegmoderne rechtszalen was aangebracht als inspirerend model, een visueel exempel van rechterlijke deugden als rechtvaardigheid, onpartijdigheid, gestrengheid, clementie en integriteit.
6
New cards
GAS-boete
Administratieve geldboete die wordt opgelegd aan personen vanaf 14 jaar die voor overlast zorgen.
7
New cards

gerechtelijk arrondissement

zetel van een rechtbank, die is opgedeeld in kantons.

8
New cards
gerechtelijk kanton
Werkgebied van een vrede gerecht, dat meestal een of meerdere gemeenten omvat.
9
New cards
gerechtsboom
Werd in vroegere tijden in dorpen gebruikt als een plaats waar openbare verkopen of aankondigingen plaatsvonden. Het was vaak een boom in de buurt van een gerechtsgebouw waar belangrijke mededelingen werden gedaan of waar recht werd gesproken.
10
New cards
gewoonterecht
Een vorm van recht die is gebaseerd op gebruiken, tradities en gewoonten in plaats van vastgelegd in geschreven wetten. Het wordt bepaald door de manier waarop mensen eeuwenlang zaken hebben afgehandeld en wordt erkend als legaal bindend op basis van langdurige praktijk en aanvaarding.
11
New cards
Grondwettelijk hof
Een gerechtelijke instantie die belast is met het toezicht op de grondwettigheid van wetten en voorschriften. Het beoordeelt of wetten in overeenstemming zijn met de grondwet van een land en kan ongrondwettige wetten vernietigen of buiten werking stellen.
12
New cards
hof van cassatie
In veel rechtsstelsels het hoogste gerechtelijke orgaan dat zich bezighoudt met het toetsen van de correcte toepassing van het recht door lagere rechtbanken. Het oordeelt niet over de feiten van een zaak, maar bekijkt of het recht correct is toegepast volgens de procedures.
13
New cards

hooggerechtshof

Doorgaans het hoogste gerechtelijke orgaan in een land. Het behandelt zaken die van aanzienlijk nationaal belang zijn en fungeert als laatste beroepsinstantie. Dit hof kan diverse soorten zaken behandelen, afhankelijk van het rechtsstelsel van het desbetreffende land.

14
New cards
inquisitie
Historisch gezien verwijst dit naar een periode waarin religieuze autoriteiten, met name de Rooms-Katholieke Kerk, werden belast met het onderzoeken en bestraffen van ketterij en afwijkende opvattingen binnen de kerk. Dit ging vaak gepaard met strenge ondervragingen en soms brute straffen voor degenen die beschuldigd werden van afwijkende geloofsopvattingen.
15
New cards
justitieassistent
Een professional die ondersteuning biedt aan personen die in aanraking zijn gekomen met justitie, zoals bij reclassering of rehabilitatie.
16
New cards
kracht van gewijsde
Definitieve rechtskracht van een uitspraak waartegen geen verder beroep meer mogelijk is.
17
New cards
overtreding
Een lichte schending van de wet.
18
New cards
privaatrecht
Het recht dat betrekking heeft op de verhoudingen tussen individuen onderling.
19
New cards
procesrecht
Het geheel van regels en procedures die gelden voor rechtszaken en juridische procedures.
20
New cards
provincieraad
Orgaan van de wetgevende macht op provinciaal niveau.
21
New cards
publiek recht
Onderdeel van het recht dat het staatsgezag en de verhouding tussen de burger en de overheid regelt.
22
New cards
raadsheer
Rechter bij een gerechtshof.
23
New cards
raad van state
Instelling waarmee burgers en rechtspersonen in beroep kunnen gaan tegen onwettige administratieve rechtshandelingen die hen hebben geschaad.
24
New cards
rechtsgebied
Een van de vijf gebieden in ons land met elk een arbeidshof en een hof van beroep.
25
New cards
rechtsgelijkheid
Het beginsel dat alle mensen voor de wet gelijk zijn en gelijke rechten hebben.
26
New cards
rechtsleer
Het geheel van theorieën en principes over het recht.
27
New cards
rechtspraak
Het proces waarin geschillen worden beslecht door rechters.
28
New cards
rechtsweigering
Het weigeren of niet naleven van rechterlijke beslissingen.
29
New cards
rechtszekerheid
Het principe dat burgers erop moeten kunnen vertrouwen dat regels en wetten consistent en voorspelbaar worden toegepast.
30
New cards
vonnis
Een beslissing genomen door een rechtbank.
31
New cards
wanbedrijf
Ernstig misdrijf waarop een correctionele straf staat.
32
New cards
wetsontwerp
Initiatief voor nieuwe wetgeving van een regeringslid
33
New cards
wetsvoorstel
Initiatief voor een nieuwe wetgeving van een parlementslid.
34
New cards
wraak
Het nemen van vergelding voor een gepercipieerde onrechtvaardigheid, letsel of schade. In de context van het rechtssysteem is wraak doorgaans niet legaal en wordt het onderscheiden van gerechtigheid. Wraakhandelingen kunnen buiten de wet vallen en worden niet aangemoedigd in een rechtsstaat.
35
New cards
absolutisme
Staatsvorm waarbij de macht van het staatshoofd absoluut, volstrekt onbeperkt is.
36
New cards
aristocratie
Regeringsvorm waarbij de meeste macht ligt bij degenen die hun aanzien vooral ontlenen aan hun rijkdom of aan de familie waarin ze zijn geboren.
37
New cards
begroting
Schatting van zowel de inkomsten als de uitgaven die de regering verwacht voor het volgende regeringsjaar.
38
New cards
belangenconflict
Conflict tussen de verschillende entiteiten van een land waarbij een van de entiteiten vindt dat haar belangen ernstig worden geschaad door beslissingen van een andere entiteit.
39
New cards
bevoegdheidsconflict
Onenigheid over de vraag wie bevoegd is om bepaald maatschappelijk probleem aan te pakken.
40
New cards
bicameralisme
Tweekamerstelsel - wetgevende macht die uit twee kamers of huizen komt.
41
New cards
bijzondere meerderheid
Meerderheid van stemmen binnen elke taalgroep van elke kamer en tweederde meerderheid binnen elke kamer.
42
New cards
breuklijn
Verdeeldheid in de samenleving die voortkomt uit conflict.
43
New cards
checks- and - balance
Systeem om elk van de drie staatsmachten ervan te weerhouden een dominante machtspositie in te nemen.
44
New cards
coalitie
Samenwerkingsverband tussen partijen die de meerderheid vormen.
45
New cards
college van burgemeester en schepenen
Orgaan van de uitvoerende macht op gemeentelijk niveau.
46
New cards
confederalisme
Doorgedreven regionalisering waarbij de regio's veel autonomie hebben en er nog weinig federale bevoegdheden zijn.
47
New cards
Confederatie
Verbinding tussen onafhankelijke staten die hun autonomie en soevereiniteit behouden, maar die bij verdrag overeenkomen om bepaalde aangelegenheden gemeenschappelijk te regelen.
48
New cards
deliberatieve democratie
Vorm van publieke besluitvorming waarin informatievergaring, overleg en de uitwisseling van argumenten centraal staan.
49
New cards
dictatuur
Alleenheerschappij is een regeringsvorm waarin alle macht (het machtsmonopolie) bij één persoon (een dictator) ligt.
50
New cards
directe democratie
Een bestuursvorm waarbij burgers zelf direct invloed uitoefenen op het wetgevingsproces.
51
New cards
federale staat
Staat met een gemeenschappelijke grondwet waarin de deelstaten heel uitgebreide bevoegdheden hebben.
52
New cards
FOD
Administratieve dienst die het beleid van een minister voorbereidt en uitvoert.
53
New cards
formateur
Persoon die de regering vormt tijdens de regeringsonderhandelingen en daarna doorgaans eerste minister wordt.
54
New cards
fractie
Leden van eenzelfde politieke partij die samen in een parlement zetelen.
55
New cards
freezing hypothesis
Veronderstelling dat de historische breuklijnen nog steeds invloed hebben ook al liggen ze achter ons.
56
New cards
gecentraliseerde eenheidsstaat Staat waarin de centrale overheid alle macht bij zich houdt.
57
New cards
gemeenteraad
Orgaan van wetgevende macht op gemeentelijk niveau.
58
New cards
globalisering
Internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld en informatie zoals kennis en cultuur.
59
New cards
gouverneur
Vertegenwoordiger van de federale en regionale overheid in de provincie.
60
New cards
herfederalisering
Opnieuw bevoegdheden naar de federale overheid overhevelen.
61
New cards
ideologie
Geheel van opvattingen over de inrichting van de samenleving.
62
New cards
indirecte democratie
Bestuursvorm waarbij de wetgevende macht door burgers wordt overgedragen aan een volksvertegenwoordiging (parlement).
63
New cards
informateur
Persoon die bij de regeringsonderhandelingen nagaat met welke politieke partijen meerderheid kan worden gevormd.
64
New cards
intercommunale
Samenwerkingsverband tussen twee of meer gemeenten bij taken van gemeenschappelijk belang.
65
New cards
interpellatie
Parlementair controlemiddel waarmee een kamerlid een of meer federale ministers kan verzoeken zich te verantwoorden over een beleidsdaad over bepaalde situatie of over algemene en specifieke aspecten van het regeringsbeleid.
66
New cards
kamercommissie
groep volksvertegenwoordigers uit de verschillende politieke partijen die voorbereid wetgevend werk doen.
67
New cards
kapitalisme
Maatschappelijk stelsel waarbij de productiemiddelen eigendom zijn van particulieren of vennootschappen (en dus niet van de staat), die betaalde werknemers in dienst hebben.
68
New cards

kernkabinet

Informele vergadering van de eerste minister en de vice-eerste minister.

69
New cards

koninklijk besluit

Besluit van een regering over de uitvoering van een wet.

70
New cards
legaliteitsbeginsel
Principe dat stelt dat alles wat de overheid doet gebaseerd moet zijn op de wet en dat nieuwe wetten niet met terugwerkende kracht mogen worden toegepast.
71
New cards
legislatuur
Regeerperiode, zittingsperiode van een parlement.
72
New cards
mediacratie
Een concept waarbij de media een aanzienlijke invloed uitoefenen op politieke besluitvorming en publieke opinie.
73
New cards
meerderheid
Meer dan de helft van het totale aantal parlementsleden die samen het beleid bepalen.
74
New cards
ministerraad
Vergadering van de regering.
75
New cards
ministerieel besluit
Besluit van een regeringslid over de uitvoering van een wet.
76
New cards
monarchie
(vorst) Hoofd van een staat of deelstaat, aan wie de soevereiniteit over het gebied waarover hij of zij regeert in theorie of praktijk exclusief toebehoort.
77
New cards
motie
Officiële tekst ingediend door een parlementslid.
78
New cards
oligarchie
Een bestuursvorm waarbij de macht geconcentreerd is in de handen van enkelen of een kleine groep individuen. → Saoedi-Arabië
79
New cards
omzendbrief
Brief van een minister met richtlijnen voor de organen of instellingen waarover hij of zij het administratief of hiërarchisch gezag uitoefent.
80
New cards
onafhankelijkheid
Het vermogen van een land, organisatie of individu om vrij te opereren zonder externe invloeden of belemmeringen.
81
New cards
onpartijdigheid
Het principe waarbij beslissingen of handelingen neutraal en vrij van partijdigheid worden genomen.
82
New cards
oppositie
Partijen in het parlement die niet in de meerderheid zitten.
83
New cards
parlement
Vergadering van verkozenen die het volk vertegenwoordigen (wetgevende macht).
84
New cards
parlementaire onderzoekscommissie
Commissie die is opgezet om een bepaald maatschappelijk probleem of een internationale kwestie te onderzoeken.
85
New cards
personalisme
Visie die ervan uitgaat dat de waardigheid van de mens het hoogste goed is.
86
New cards
politieke gender gap
Genderongelijkheid op politiek vlak.
87
New cards
premier
(Eerste minister) leider van de ministers in het land.
88
New cards
president
Staatshoofd van een republiek.
89
New cards
regeerakkoord
Afspraken tussen de politieke partijen die samen een regering zullen vormen en waarin het beleid voor de komende regeerjaren in grote lijnen is uitgezet.
90
New cards
regering
Uitvoerende macht van een bepaald gebied.
91
New cards
shared rule
Het delen van bevoegdheden tussen verschillende bestuursniveaus binnen een staat.
92
New cards
self rule
Het vermogen van een bepaalde entiteit (zoals een regio) om zichzelf te besturen.
93
New cards
soevereiniteit
Dit is het opperste staatsgezag.
94
New cards
staatshervorming
Proces van opeenvolgende grondwetswijzigingen die de structuur van het land hebben veranderd.
95
New cards
staatssecretaris
Lid van de federale regering, toegevoegd aan een federale minister.
96
New cards
subsidiariteit
Principe dat beslissingen moeten worden genomen op het niveau (centraal of decentraal) dat daartoe het meest geschikt is.
97
New cards
theocratie
Een regeringsvorm waarbij religieuze leiders of principes de politieke macht uitoefenen.
98
New cards
totalitarisme
Staatsvorm die wordt gekenmerkt door een dictatoriaal bewind, een eenpartijstelsel en een overheersende invloed van de staat op de meeste aspecten van het maatschappelijk leven.
99
New cards
trias politica
Het principe van de scheiding der machten in de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.
100
New cards
unicameralisme
Een wetgevend systeem met slechts één kamer of parlementaire vergadering.