1/54
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Demografische gegevens
Informatie over de kenmerken van de bevolking in een bepaald gebied, zoals leeftijd, geslacht, ziekte, opleidingsniveau, werk en inkomen.
Primaire bron
Een originele informatiebron die direct afkomstig is van de bron of het onderwerp, zonder externe interpretaties.
Betrouwbare bronnen
Informatiebronnen die voldoen aan criteria zoals de auteur, het type bron, publicatiedatum en herkomst.
Validiteit
De mate waarin een maatregel daadwerkelijk meet wat deze bedoeld is te meten, zoals het gebruik van een meetlint voor het meten van stress.
Betrouwbaarheid
De consistentie van een meting; een betrouwbaar meetinstrument levert steeds dezelfde resultaten op.
Herhaalbaarheid
De mate waarin een onderzoek consistent dezelfde resultaten oplevert bij herhaling, wat de betrouwbaarheid ervan bevestigt.
Kritisch evalueren van onderzoeksopzet
Het beoordelen van de onderzoeksopzet en gebruikte meetinstrumenten om de validiteit van de resultaten te garanderen.
WMO
De Wet Medischwetenschappelijk Onderzoek reguleert ethische normen en voorwaarden voor wetenschappelijk onderzoek op mensen.
Medisch ethische toetsingscommissie
Een commissie die de ethische aspecten van medisch onderzoek beoordeelt om de rechten en het welzijn van proefpersonen te waarborgen.
AVG
De Algemene Verordening Gegevensbescherming, een Europese regelgeving ter bescherming van persoonsgegevens.
Prevalentie
Het totale aantal gevallen van een bepaalde aandoening binnen een populatie op een bepaald moment, vaak uitgedrukt als percentage.
Incidentie
Het aantal nieuwe gevallen van een bepaalde aandoening binnen een populatie gedurende een specifieke tijdsperiode, vaak uitgedrukt per 1.000 of 100.000 inwoners.
Kwetsbare proefpersonen
Mensen die vanwege hun situatie of toestand extra bescherming nodig hebben in medisch onderzoek.
Ethiek in onderzoek
De principes en richtlijnen die zorgen voor de morele integriteit in wetenschappelijk onderzoek.
Kwantitatief onderzoek
Onderzoek dat gericht is op het verzamelen en analyseren van numerieke gegevens.
Dataverzameling
Methoden zoals gestructureerde interviews, vragenlijsten, gesloten metingen en enquêtes om gegevens te verzamelen.
Observationeel onderzoek
Onderzoek waarbij geen interventies worden uitgevoerd, maar puur wordt geobserveerd en gegevens verzameld.
Interventie-onderzoek
Onderzoek waarbij een interventie of behandeling wordt uitgevoerd, en het resultaat of effect hiervan wordt gemeten.
Prospectief onderzoek
Onderzoek dat gegevens verzamelt vanaf het moment van onderzoek en deelnemers in de toekomst volgt.
Retrospectief onderzoek
Onderzoek waarbij gegevens uit het verleden worden gebruikt om de relatie tussen blootstelling en uitkomst te onderzoeken.
Cohortonderzoek
Een type observationeel onderzoek waarbij een groep mensen met een gedeeld kenmerk in de tijd wordt gevolgd voor het bestuderen van uitkomsten.
Case-control studie
Een observational study die mensen met een specifieke uitkomst vergelijkt met mensen zonder die uitkomst om risicofactoren vast te stellen.
Cross-sectioneel onderzoek
Onderzoek dat op een bepaald moment gegevens verzamelt om een momentopname van een populatie te creëren.
RCT (Randomized Controlled Trial)
Een experimentele studie waarbij deelnemers willekeurig worden toegewezen aan een interventiegroep of controlegroep.
Quasi-experimentele studies
Studies die een interventie toepassen zonder volledige randomisatie, wat leidt tot minder controle over verstorende factoren.
Prospectieve onderzoeken
Studies waarbij gegevens worden verzameld vanaf het begin van het onderzoek en deelnemers in de toekomst worden gevolgd.
Retrospectieve onderzoeken
Studies die zich richten op het analyseren van gegevens uit het verleden om verbanden tussen blootstellingen en uitkomsten te onderzoeken.
Bias
Vertekeningen die de resultaten van een studie kunnen beïnvloeden door systematische fouten.
Informatiebias
Fouten die ontstaan door onnauwkeurigheden bij het meten van uitkomsten of blootstellingen.
Confounding
Een effect van een derde variabele die de relatie tussen een blootstelling en de uitkomst verstoort.
Selectie bias
Door systematische verschillen in kenmerken van de groepen die worden vergeleken kan de generaliseerbaarheid van de resultaten worden aangetast.
Soorten onderzoeken obseravtioneel
cohort
case-control
cross-sectionele
Soorten onderzoeken interventie
RCT
quasi-experimentele studie
soorten onderzoek prospectief
cohort
prospectieve onderzoeken
soorten onderzoek retrospectief
case-control
retrospectieve onderzoeken
Generaliseerbaarheid (externe validiteit)
De mate waarin onderzoeksresultaten toepasbaar zijn op andere populaties of situaties, met inachtneming van kenmerken, setting, omstandigheden en de uitvoering van het onderzoek.
Effectgrootte
Het verschil in uitkomst tussen de groepen die de interventie en controle hebben gekregen, wat de sterkte van het effect van een behandeling of interventie aangeeft.
ARR (Absolute Risico Reductie)
Het verschil in risicopercentage tussen de interventiegroep en de controlegroep, dat de afname van risico door de interventie aangeeft.
RRR (Relatieve Risico Reductie)
De percentage vermindering van risico tussen de interventie- en controlegroep, wat de effectiviteit van de interventie laat zien.
NNT (Number Needed to Treat)
Het aantal patiënten dat behandeld moet worden om één extra positief resultaat te behalen.
RR (Relatief Risico)
De verhouding van het risico op een specifieke uitkomst in de interventiegroep in vergelijking met de controlegroep.
OR (Odds Ratio)
De verhouding van de kans op een specifieke uitkomst in de interventiegroep ten opzichte van de controlegroep.
Betrouwbaarheidsinterval (BI)
Een schatting die aangeeft binnen welk bereik de werkelijke effectgrootte met een bepaalde waarschijnlijkheid (zoals 95%) ligt.
P-waarde
Een maat voor de kans dat de geobserveerde resultaten door toeval zijn ontstaan; doorgaans, P<0,05 duidt op statistische significantie.
Klinische relevantie
De mate waarin de gezondheidseffecten van een interventie van belang zijn voor de patiënt, los van de statistische significantie.
Validiteit
De mate waarin een studie meet wat het beoogt te meten, wat belangrijk is voor de betrouwbaarheid van de resultaten.
Methodische kwaliteit
De strengheid en de structuur van een onderzoeksmethode die de geloofwaardigheid van de resultaten beïnvloedt.
Beoordelen van literatuur
Het proces waarbij wetenschappelijke studies worden geanalyseerd op hun validiteit, methodologische kwaliteit en relevantie van bevindingen.
Belang en relevantie van bevindingen
De impact van de onderzoeksresultaten in de echte wereld en hun toepassingen binnen de specifieke context van de praktijk.
Toepasbaar voor eigen context
De mate waarin de bevindingen van een studie direct toepasbaar zijn of relevante inzichten bieden voor eigen praktijk.
Sterke en zwakke punten van een studie
Aspecten van een studie die de kwaliteit en betrouwbaarheid van de resultaten kunnen versterken of verzwakken, zoals steekproefgrootte en methodologie.
Wat is het doel van het onderzoek?
De specifieke vraag of hypothese die de basis vormt voor een studie en die leidt tot de keuze van methoden en analyses.
Hoe is het onderzocht?
De beschrijving van de methoden, technieken en procedures die zijn gebruikt om de onderzoeksdoelen te bereiken.
Wat werd er gevonden?
De belangrijkste resultaten en conclusies die uit de studie naar voren zijn gekomen.
Wat heb ik er aan in de praktijk?
De praktische implicaties van de onderzoeksresultaten voor zorgverleners of andere professionals in het veld.