De student kan de begrippen prevalentie en incidentie interpreteren
De student kan de begrippen vallende onder beschrijvende statistiek interpreteren
De student kan frequentie, percentage en gemiddelde berekenen.
Demografische gegevens; over mensen in een gebied, bevolkingsgroepen. vb: leeftijd, geslacht, ziekten, onderwijs, arbeid, inkomen
Je wil een primaire bron —> mogelijke andere interpretatie of niet goed overgenomen bij secundaire bron.
Betrouwbare bronnen: wie heeft het gemaakt, wat is het voor soort bron, wanneer is het gemaakt, waar is de bron gemaakt.
Richtlijnen= landelijk en protocol = instelling.
Validiteit: meet je wat je wil meten? stress met een meetlint
betrouwbaar: of de meting consistent is. Zuiver en nauwkeurig meet altijd hetzelfde
Betrouwbaarheid van een onderzoek: heeft herhaling dezelfde resultaten? mate van toeval fouten?
Validiteit van een onderzoek: of de resultaten overeenkomen met de werkelijkheid > kritisch kijken naar onderzoeksopzet en meetinstrument
WMO: wet medisch wetenschappelijk onderzoek:
niet alles is ethisch verantwoord
om kwetsbare en afhankelijke proefpersonen te beschermen
Medisch ethisch toetsingscommissie toets ethische aspecten onderzoek
AVG: algemene verordening gegevensbescherming
Prevalentie: De prevalentie verwijst naar het totale aantal gevallen van een bepaalde aandoening binnen een populatie op een bepaald moment, en wordt vaak uitgedrukt als een percentage.
Incidentie:De incidentie verwijst naar het aantal nieuwe gevallen van een bepaalde aandoening binnen een populatie gedurende een specifieke tijdsperiode, vaak uitgedrukt per 1.000 of 100.000 inwoners.
Kwantitatief onderzoek: gericht op verzamelen en analyseren numerieke gegevens. Dataverzameling; gestructureerde interviews, vragenlijsten, gesloten metingen en enquêtes
Kwantitatieve onderzoeksmethoden:
observationeel onderzoek: geen interventies, maar puur alleen observeren en gegevens verzamelen
interventie-onderzoek: er wordt een interventie of behandeling uitgevoerd en het resultaat of effect hiervan meten
Prospectief onderzoek: gegevens in de toekomst. Vanaf het moment van onderzoek en verder in de toekomst blijven de deelnemers gevolgd worden en gegevens verzamelen
Retrospectief onderzoek: gegevens uit het verleden worden gebruikt om relatie tussen blootstelling en uitkomst te onderzoeken
Observationeel: cohortonderzoek, case-control, cross-sectionele,
interventie: RCT, quasi-experimentele studies
prospectief: cohortonderzoeken, prospectieve onderzoeken
retrospectief; case-control, retrospectieve onderzoeken
Bias: vertekening, systematische fouten die de resultaten van een studie kunnen vertekenen.
Informatiebias; door fouten in metingen van uitkomsten of blootstellingen
Confounding: door invloed van een derde variabel
Selectie: door systematische verschillen in kenmerken van de groepen die worden vergeleken
Generaliseerbaar= externe validiteit, met de overwegingen; kenmerken, setting, omstandigheden, en uitvoeren van het onderzoek
Interpreteren resultaten:
effectgrootte: verschil tussen interventie- en controle groep
ARR: absolute Risico Reductie: verschil in risicopercentage tussen de groepen
RRR: Relatieve Risico Reductie: procentuele vermindering van risico
NNT: Number Needed to Treat: aantal patiënten dat behandeld moet worden om één extra resultaat te bereiken
RR: Relatief Risico: verhouding van het risico op een uitkomst in de interventiegroep ten opzichten van de controlegroep
OR: Odds Ratio: verhouding van de kans op een uitkomst in de interventiegroep ten opzichten van de controlegroep
MD: Meand Difference: Het gemiddelde verschil tussen de interventie- en de controlegroep voor continue uitkomsten
Interpreteren van resultaten:
Betrouwbaarheidsinterval (BI) geeft het bereik aan waarbinnen de werkelijke effectgrootte ligt (95%)
P-waarde: of de resultaten door toeval komen. P<0,05 = statistisch significant,
Lage P-waarde staat niet gelijk aan klinische relevantie
klinische relevantie: of de grootte van het effect klinisch significant is en niet alleen statistisch
Beoordelen van literatuur:
Validiteit en methodische kwalitet:
Wat is het doel
Hoe is het onderzocht
Wat zijn sterke en zwakke punten
Belang en relevantie van bevindingen:
Wat werd er gevonden
Toepasbaar voor eigen context:
Wat heb ik er aan in de praktijk