1/16
Flashcards over belangrijke concepten binnen tekstanalyse en retoriek.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Genre
Een klasse van communicatieve gebeurtenissen met gedeelde herkenbare communicatieve doeleinden.
Communicatieve doeleinden
De specifieke doelen die men wil bereiken met een tekst, zoals informeren, overtuigen of vermaken.
Identiteit van auteur
De achtergrond en het perspectief van de schrijver of spreker die invloed heeft op de tekst.
Ethos
De geloofwaardigheid en het vertrouwen dat een spreker opbouwt bij het publiek.
Pathos
Het gebruik van emotie om in te spelen op de gevoelens van het publiek.
Logos
Het gebruik van logica en feiten in argumentatie.
Inventio
De uitvinding of creatie van inhoud voor een tekst of toespraak.
Dispositio
De manier waarop de inhoud van een tekst of toespraak is georganiseerd.
Metafoor
Een stijlfiguur die een vergelijking maakt zonder het woord 'zoals', en een idee of concept helpt te begrijpen.
Dialectisch
Een perspectief dat focust op het oplossen van meningsverschillen door discussie.
Retoriek
De kunst van het effectieve spreken of schrijven met als doel het publiek te overtuigen.
Stock issues
Essentiële vragen in een debat die de basis vormen voor het argumenteren rondom een onderwerp.
Fallacy
Een fout in de argumentatie die kan leiden tot een onterecht of misleidend argument.
Cohesive ties
Verbindingen tussen woorden en zinnen die de samenhang binnen een tekst bevorderen.
Coherence
De logische samenhang en continuiteit van betekenis in een tekst, die door lezers wordt gevormd.
Concession
Een stilistisch element dat een erkenning van de tegenargumenten inhoudt, vaak gebruikt om de eigen argumenten sterker te maken.
Referential relations
De relatie tussen woorden en naar wat ze verwijzen in een tekst.