Definitie van genre: Genre is een klasse van communicatieve gebeurtenissen met gedeelde herkenbare communicatieve doeleinden, volgens Martin (1985). Genres helpen bij het categoriseren van teksten die vergelijkbare kenmerken en functies delen.
Communicatieve doeleinden: Genre heeft vaak een specifiek communicatief doel, en keuzes in content, stijl en lay-out moeten dat doel ondersteunen. Het doel kan variëren van informeren, overtuigen, vermaken tot interageren.
Voorbeeld: Een boekbespreking kan een boek beschrijven en evalueren, maar ook proberen het boek te promoten. Het kan ook dienen als een platform voor kritische reflectie en leertools bieden aan het publiek.
Toewijzing aan genre: Een tekst hoeft niet exact aan elk kenmerk van een genre te voldoen, maar moet overeenkomsten vertonen met andere teksten binnen dat genre. Dit biedt flexibiliteit en ruimte voor creativiteit binnen genres.
Identiteit van auteur/spreker: De rol en achtergrond van de schrijver of spreker zijn cruciaal. Verschillende auteurs kunnen dezelfde genre gebruiken, maar hun unieke perspectieven en ervaringen zullen variaties in uitvoering teweegbrengen.
Identiteit van publiek: Wie is de doelgroep? Hun achtergrond, cultuur, opleidingsniveau en behoeften beïnvloeden het genre. Inzicht in het publiek helpt schrijvers effectievere en aantrekkelijkere teksten te creëren.
Methoden van informatieoverdracht: Hoe wordt de informatie gepresenteerd? Dit kan variëren van steekwoorden tot uitgebreide uitleg. Het gebruik van visuele elementen, zoals grafieken en afbeeldingen, kan ook de effectiviteit van de boodschap verbeteren.
Sociale en culturele context: De context waarin communicatie plaatsvindt, bepaalt mede hoe genres functioneren. Factoren zoals tijd, plaats en samenleving spelen een grote rol in de relevantie en acceptatie van een genre.
Genres zijn sociaal en vereisen participatie van anderen. Ze vormen een interactie tussen de schrijver en het publiek, waarbij elke bijeenkomst bijdraagt aan de evolutie van dat genre.
Ze zijn doelgericht en helpen ons doelen te bereiken. Dit doelgerichtheid kan leiden tot uiteenlopende vormen van creativiteit en experimentatie binnen het genre.
Genres zijn gestructureerd met verschillende stappen om deze doelen te bereiken. De structuur kan ook verwijzen naar traditionele formatten, zoals in fictie, poezië, journalistiek en academisch schrijven.
Definitie: Retoriek is de kunst van het publieke spreken en het strategisch gebruiken van taal om een situatie te beïnvloeden. Het bevat technieken en strategieën die schrijvers en sprekers helpen om hun boodschap effectieff te communiceren.
Klassieke retorische taken:
Inventio (inhoud genereren): Het proces van het bedenken van argumenten en het verzamelen van relevante informatie.
Dispositio (structureren): Het organiseren van de inhoud op een logische en samenhangende manier.
Elocutio (stijl): Het kiezen van de juiste woorden en zinsstructuren om de boodschap op een aantrekkelijke manier over te brengen.
Memoria (geheugen): technieken om informatie te onthouden en effectief te presenteren.
Actio (uitvoering): De performance van de boodschap, inclusief lichaamstaal en stemgebruik.
Retorische strategieën zijn noodzakelijk voor het effectief overbrengen van boodschappen. Dit omvat het gebruik van ethos (geloofwaardigheid), pathos (emotie) en logos (logica) om de boodschap te versterken.
Argumentatie: Een verbale, sociale, en rationele activiteit gericht op de aanvaarding van een mening door middel van argumenten. Het omvat het formuleren van duidelijke standpunten en het voorzien van bewijs en redeneringen om deze standpunten te ondersteunen.
Dialectische theorie: Dit beschrijft een ideale kritische discussie met vier fasen:
Confrontatie: Het identificeren van meningsverschillen.
Opening: Het vaststellen van een gemeenschappelijke basis voor discussie.
Argumentatie: Het presenteren van argumenten en tegenargumenten.
Conclusie: Het trekken van een conclusie op basis van de gestructureerde discussie.
Argumentatietypes: Er zijn verschillende argumentatiestructuren zoals single, multiple, mixed, en complexe argumentatie. Elk type heeft zijn eigen doeleinden en effecten, afhankelijk van de context en het publiek.
Analysemethoden:
Identificeer discussiefasen en argumenten: Het herkennen van de verschillende fases in een discussie.
Bepaal de argumentatiestructuur: Analyseren hoe argumenten zijn opgebouwd en gerelateerd zijn aan elkaar.
Evalueer of de discussie is opgelost: Nagaan of een consensus of conclusie is bereikt na argumentatie.
Code of Conduct voor kritische discussie bevat regels als de Vrijheidsregel en de Geldigheidsregel: Deze regels helpen bij het bevorderen van een respectvolle en productieve discussie.
Doelen van discussievoerders:
Dialectisch: Oplossen van meningsverschillen en begrip creëren.
Retorisch: Overtuigen van het publiek om een perspectief te accepteren of actie te ondernemen.
Veelvoorkomende drogredenen:
Persoonlijke aanvallen (Ad Hominem): Aanvallen van de persoon in plaats van de argumentatie.
Cirkelredenering: De conclusie wordt herhaald in de premisse zonder verder bewijs.
Onjuist beroep op autoriteit: Vertrouwen op een autoriteit die niet noodzakelijk deskundig is op het gebied van discussie.
Valse vergelijking: Onterechte vergelijkingen maken tussen verschillende zaken.
Effect op argumentatie: Drogredenen kunnen overtuigingen schaden door onredelijke discussiezetten. Ze verminderen de kwaliteit van het debat en maken het moeilijker om tot een geïnformeerde beslissing te komen.
Referenten en referentiële relaties: Hoe referenten naar elkaar verwijzen en cohesieve banden vormen in de tekst. Dit helpt bij het creëren van logische verbindingen tussen ideeën.
Cohesion: Zichtbaars fysieke structuren die samenhang creëren, zoals verbindingswoorden en zinnen.
Coherence: Niet-zichtbare betekeniskontinuitiet die cognitief door lezers wordt gerealiseerd. Dit is belangrijk om ervoor te zorgen dat de tekst als een samenhangend geheel wordt begrepen.