1/320
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
accuser
beschuldigen
absorber
opslokken
accroître
doen stijgen
acquérir
kopen, verwerven
s’affaiblir
verzwakken
affronter
het hoofd bieden aan
alimenter
bevoorraden
améliorer
verbeteren
assainir
saneren
s’associer (avec)
een venootschap aangaan (met)
attirer
aantrekken
combler
opvullen, dichten
concurrencer
concurreren met
conquérir
veroveren
créer
creëren, maken
dégager un bénéfice
winst maken
démanteler
ontmantelen
déposer le bilan
de boeken neerleggen, het faillissement aanvragen
détenir
bezitten
diriger
leiden
dissoudre
ontbinden
diversifier
diversifiëren
s’effondrer
kelderen, inzakken
enregister
registreren
regrouper
herenigen, verenigen
rembourser
schuld afbetalen
renflouer une entreprise
een bedrijf opnieuw vlot trekken
renforcer
verstevigen
rentabiliser
rendabel maken
réorganiser
reorganiseren, herstructureren
reprendre
overnemen
restructurer
herstructureren
retirer un produit du marché
een product van de markt halen
sauver
redden
subir un déficit
verlies lijden
l’absorption
de overname, de opslorping
l’acheteur
de koper
l’acquisition
de verwerving, de aankoop
l’action
het aandeel
l’actionnaire
de aandeelhouder
l’activité
de activiteit
l’administrateur délégué
de afgevaardigde bestuurder
l’agriculteur
de landbouwer
l’agriculture
de landbouw
l’argent
het geld
l’artisan
de ambachtsman
l’assainissement
de sanering
un train / un ensemble de mésures d’assainissement
een reeks saneringsmaatregelen
l’association
de associatie, het samengaan van twee bedrijven
l’asbl
de vzw ( een vereniging zonder winstoogmerk)
l’assurance
de verzekering
la banque
de bank
le bâtiment
de bouw(sector)
le bénéfice
de winst
le bien de consommation
de consumptiegoederen
le bilan
de (bedrijfs)balans
la charge
de last
le chef d’entreprise
de bedrijfsleider
le chiffre d’affaires (CA)
het omzetcijfer
la cible
de doelgroep
le client
de klant
la clientèle
het kliënteel
la commande
de bestelling
le commerçant
de handelaar
le commerce
de handel
la compétivité
het concurrentievermogen
la concentration de deux entreprises
de concentratie, het samengaan van twee bedrijven
la concurrence
de concurrentie
le concurrent
de concurrent
le consommateur
de consument
la construction
de bouw
le coût
de kost
s’effondrer
instorten
établir le bilan
opstellen de balans
étendre ses activit’s
zijn activiteiten uitbreiden
exploiter (une mine)
(een mijn) ontginnen
fabriquer/manufacturer
vervaardigen
financer
financieren
fonder une entreprise
een bedrijf oprichten
fusionner l’entreprise A avec l’entreprise B
het bedrijf A fusioneren met het bedrijf B
gagner des parts de marché
marktaandelen winnen
gérer une entreprise
een bedrijf beheren
implanter une nouvelle usine
een nieuwe fabriek vestigen
s’implanter à l’étranger
zich in het buitenland vestigen
injecter de l’argent
geld injecteren
innover
innoveren, vernieuwen
investir
investeren
lancer
lanceren, brengen
licencier des employés
werknemers ontslaan
offrir un service
een dienst aanbieden
optimiser le processus de production
het productieproces optimaliseren
pénétrer un créneau
een gat in de markt opvullen
produire
produceren
promouvoir un produit
een product promoten
racheter
opnieuw kopen, afkopen
réaliser un bénéfice
winst realiseren
recentrer les activités
terug naar de basisactiviteiten gaan
redresser
herstellen
le créancier
de schuldeiser
le créneau
het gat in de markt