Frans examen

un abri

een schuilplaats

un aliment

een voedingsmiddel

une association

een vereniging

un(e) bénéficiaire

een begunstigde

un bénévolat

vrijwilligerwerk

un(e) bénévole

een vrijwillig(st)er

le bien-être

het welbehagen, het gevoel van welbehagen

les biens de première nécessité

de basisbehoeften

une catastrophe

een ramp

un(e) démuni(e)

een hulpbehoevende

la distubition

de verdeling

un don

een gift

un obstacle

een hindernis

un(e) réfugié(e)

een vluchteling

une responsabilité

een verantwoordelijkheid

un SDF (sans domicile fixe)

een dakloze

la solidarité

de solidariteit

un soutien

een steun

un(e) secouriste

een hulpverlener, EHBO’er

une valeur

een waarde

une victime

een slachtoffer

compréhensif, compréhensive

begripvol, begrijpend

engagé(e)

geëngageerd

epuisé(e)

uitgeput, doodop

humanitaire

humanitair, menslievend

impuissant

machteloos

indispensable

onmisbaar, broodnodig

innocent(e)

onschuldig

réciproque

wederzijds

stressant(e)

stresserend, vermoeiend

solidaire

solidair, eensgezind

accompagner

begeleiden, vergezellen

accueillir

ontvangen

collecter

inzamelen (van giften)

décourager

ontmoedigen

s’engager

zich engageren

protéger

beschermen

secourir

ter hulp komen

dans la mesure du possible

in de mate van het mogelijke

de mal en pire

van kwaad naar erger

en coopération avec

in samenwerking met

être privé(e)(s) de

ontzeggen, ontnemen

faire la difference

het verschil maken

faire preuve de

blijk geven van

prendre ses responsabilités

zijn verantwoordelijkheid nemen