1/34
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
des biens (m.)
goederen
la planche
de plank
la poignée
het handvat
la vague
de golf
les gars (informel)
de mannen, kerels (informeel)
un défi
een uitdaging
une addiction
een verslaving
une crique
een kleine baai, inham
une endurance
een uithouding
une friperie
een tweedehandswinkel
une île
een eiland
une leash = une laisse
een leiband, voor plank vast te maken
une merveille
een wonder
une navette
een pendeldienst
une utilité
een nut
rien de neuf
niets nieuws
(in)accessible
(on)toegankelijk
désastreux, -euse
rampzalig
désert, -e
verlaten
escarpé
steil
fabuleux
fabelachtig, betoverend
gonflable
opblaasbaar
navigable
bevaarbaar
neuf, neuve
nieuw
consommer
consumeren, kopen
décrocher
afhaken
emmener quelqu'un
iemand meenemen
être accro à (des séries)
verslaafd zijn aan (series)
gonfler
opblazen
hésiter
aarzelen
naviguer
varen, surfen op internet
ramener quelqu'un
iemand terugbrengen
réfuter quelque chose
iets weerleggen
regarder en accéléré
versneld kijken
rejoindre quelqu'un
zich bij iemand voegen, meegaan met