1/128
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Het systeem dat de zenuwen en neuronen in het lichaam omvat.
Neuraal systeem
Zenuwstelsel
Systeem dat verantwoordelijk is voor het overbrengen van signalen in het lichaam.
Endocrien systeem
Systeem dat hormonen produceert en afgeeft aan het bloed.
Hormoonstelsel
Ook bekend als het endocrien systeem, verantwoordelijk voor de afgifte van hormonen.
Neurotransmitters
Chemische stoffen die signalen tussen neuronen overbrengen.
Feromonen
Chemische stoffen die naar het externe milieu worden uitgescheiden.
Hormonen
Signalstoffen die via de bloedbaan door het lichaam worden vervoerd.
Paracrien
Signalen die invloed hebben op cellen dichtbij de producerende cel.
Autocrien
Signalen die invloed hebben op de producerende cel zelf.
Cytokinen
Signaalstoffen die betrokken zijn bij de immuunrespons.
Prostaglandines
Lokale ontstekingsstoffen in het lichaam.
Innervatie
De aanwezigheid van zenuwen in een weefsel.
Orgaan van Jacobson
Een orgaan bij reptielen dat feromonen kan waarnemen.
Vomeronasaal orgaan
Een orgaan bij mensen dat feromonen kan waarnemen.
Endocriene klieren
Klieren die hormonen direct aan het omringende weefsel afgeven.
Exocriene klieren
Klieren die stoffen aan de lichaamsoppervlakte of lichaamsholtes afgeven.
Hydrofiel
Een eigenschap van stoffen die in water oplosbaar zijn.
Hydrofoob
Een eigenschap van stoffen die in vet oplosbaar zijn.
Signaal-transductie-pathway
De vertaalslag van een hormoon naar een reactie in de cel.
Hormoon-receptor-complex
De actieve binding tussen een hormoon en zijn receptor.
Exocytose
Het proces waarbij een cel stoffen naar buiten afscheidt.
Antagonisten
Stoffen of klieren die een tegengesteld effect op elkaar hebben.
Alfa-cellen
Cellen in de eilandjes van Langerhans die glucagon produceren.
Beta-cellen
Cellen in de eilandjes van Langerhans die insuline produceren.
Steroïdhormonen
Hormonen die vetoplosbaar zijn.
Intracellulair
Binnenin de cel.
Second messenger
Moleculen die signalen doorgeven in de cel als reactie op hormonen.
Pancreas
De alvleesklier, verantwoordelijk voor insulineproductie.
Auto-immuunziekte
Een aandoening waarbij het immuunsysteem lichaamseigen cellen aanvalt.
Diabetes mellitus
Suikerziekte, zowel type I als type II.
Hypothalamus
Het hersendeel dat endocriene systemen reguleert.
Adenohypofyse
De voorkwab van de hypofyse die hormonen produceert.
Neurohypofyse
De achterkwab van de hypofyse die hormonen opslaat en afgeeft.
Hormoon-cascade-pathway
Een kettingreactie van hormoonafgifte.
TSH
Thyroïd stimulerend hormoon.
Metabolisme
De stofwisseling in levende organismen.
Hyperthyreoïdie
Een aandoening van een overactieve schildklier.
Hypothyreoïdie
Een aandoening van een onderactieve schildklier.
Adrenal cortex
De schors van de bijnier die diverse hormonen produceert.
Adrenal medulla
Het merg van de bijnier dat catecholamines produceert.
Catecholamines
Hormonen zoals epinephrine en norepinephrine.
Glucocorticoïden
Hormonen die de glucosehuishouding en het immuunsysteem beïnvloeden.
Mineralocorticoïden
Hormonen die de zout- en waterhuishouding reguleren.
Androgenen
Hormonen zoals testosteron.
FSH
Follikel stimulerend hormoon.
LH
Luteïniserend hormoon.
Epifyse
De pijnappelklier in de hersenen.
Splitsen
Een voortplantingswijze waarbij een individu zich in tweeën deelt.
Knopvorming
Voortplantingswijze waarbij een knop op een individu groeit en zich afscheidt.
Fragmentatie
Voortplanting door het breken in kleine stukken.
Regeneratie
Het vermogen om weer aan te groeien.
Parthenogenese
Voortplanting zonder bevruchting.
Dar
De mannelijke geslachtsstructuur bij insecten.
Fertiel
Vruchtbaar.
Steriel
Onvruchtbaar.
Recombinatie
Herschikking van genetische eigenschappen.
Diploïd
Een toestand waarin van elk gen twee versies aanwezig zijn.
Hermafroditisme
Een toestand waarbij een individu zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen heeft.
Paaien
Eiafzetting of paring bij vissen.
Broedzorg
Zorg voor de nakomelingen door ouders.
Gonaden
De geslachtsklieren.
Spermatheca
Opslagorgaan voor sperma bij insecten.
Cloaca
Het gezamenlijke uitmonding voor voortplanting, uitscheiding en vertering bij niet-zoogdieren.
Sensorische neuronen
Zenuwcellen die informatie van de zintuigen naar het centrale zenuwstelsel brengen.
Schakelcellen
Integrerende zenuwcellen die enkel in het CZS bestaan.
Motorische neuronen
Neuronen die informatie van het CZS naar spieren sturen.
Presynaptisch neuron
Neuron dat vóór de synaps zit.
Postsynaptisch neuron
Neuron dat ná de synaps komt.
Cellichaam
Centrale deel van een neuron met celkern.
Axon
De lange uitloper van een neuron die actiepotentialen vervoert.
Dendriet
De 'antenne' van een neuron die neurotransmitters opvangt.
Cellen van Schwann
Isolerend materiaal voor axonen in het perifeer zenuwstelsel.
Oligodendrocyten
Isolerend materiaal voor axonen in het CZS.
Astrocyten
Steuncellen in het CZS, gelegen tussen bloedvaten en neuronen.
Microgliacellen
Immuuncellen in het CZS.
Membraanpotentiaal
Verschil in elektrische lading tussen binnen- en buitenkant van een neuron.
Rustpotentiaal
De toestand van een neuron bij -70 mV.
Refractaire periode
Periode waarin een axon ongevoelig is voor actiepotentialen.
Natrium-Kalium-Pomp
Pomp die actief natrium en kalium transporteert.
Knoop van Ranvier
Tussenstuk op een axon tussen Schwann cellen.
Myeline
Witte vetachtige stof die axonen beschermt.
Saltatoir
De sprongsgewijze voortgang van actiepotentialen.
Neuron
Een zenuwcel die informatie verwerkt.
Gap junctions
Directe verbindingen tussen neuronen in elektrische synapsen.
Neurotransmitter
Chemische stof die signalen tussen neuronen doorgeeft.
Depolarisatie
Het proces waarbij het ladingsverschil tussen binnen en buiten een neuron vermindert.
Metabotrofe receptor
Receptor die effect heeft via een signaaltransductiepad.
Ionotrofe receptor
Receptor die effecten heeft door ionen door te laten.
EPSP
Exciterend postsynaptisch potentiaal, maakt het membraanpotentiaal minder negatief.
IPSP
Inhiberend postsynaptisch potentiaal, maakt het membraanpotentiaal negatiever.
Summatie
De optelling van alle EPSP's en IPSP's.
Ligand-gated
Receptor die gereageert op een specifiek ligand.
Animaal zenuwstelsel
Het zenuwstelsel dat bewust is en spieren aanstuurt.
Autonoom zenuwstelsel
Het zenuwstelsel dat onbewuste processen aanstuurt.
Dorsaal
De rugzijde van een organisme.
Ventraal
De buikzijde van een organisme.
Cerebrospinale vloeistof
Vloeistof die de hersenen beschermt en voedt.
Ependymale cellen
Cellen die de cerebrospinale vloeistof helpen laten stromen.
Sympatisch systeem
Onderdeel van het autonoom zenuwstelsel, verantwoordelijk voor 'actie'.
Parasympatisch systeem
Onderdeel van het autonoom zenuwstelsel, verantwoordelijk voor 'rust'.