CGO & AFPF – Vocabulaire Flashcards

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/83

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Vocabulaireflashcards ter voorbereiding op het tentamen CGO, AFPF en Psychologie. Elke kaart bevat een kernbegrip uit de samenvatting met een korte definitie in het Nederlands.

Other

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

84 Terms

1
New cards

Positieve gezondheid

Benadering waarin gezondheid wordt gezien als het vermogen om zich aan te passen en eigen regie te voeren, opgebouwd uit zes pijlers.

2
New cards

Pijler ‘Dagelijks leven’

Aspect van positieve gezondheid dat gaat over zelfzorg, kunnen werken/leren, grenzen kennen, plannen en hulp vragen.

3
New cards

Pijler ‘Mijn lichaam’

Fysieke component van positieve gezondheid: energieniveau, klachten, voeding, slaap, conditie, bewegen en uiterlijk.

4
New cards

Pijler ‘Mijn gevoelens & gedachten’

Psychische component van positieve gezondheid: concentratie, omgaan met emoties, zelfacceptatie, veerkracht en grip.

5
New cards

Pijler ‘Zingeving’

Betekenis­geving binnen positieve gezondheid: levenslust, toekomstvertrouwen, doelen en dankbaarheid.

6
New cards

Pijler ‘Kwaliteit van leven’

Ervaren geluk, balans, veiligheid en woon-/leefomgeving binnen positieve gezondheid.

7
New cards

Pijler ‘Meedoen’

Sociale participatie binnen positieve gezondheid: contacten, erbij horen, steun en begrip.

8
New cards

Medische monocausale visie

Gezondheid = afwezigheid van ziekte; iedere ziekte heeft één aanwijsbare oorzaak.

9
New cards

Biologische visie op gezondheid

Gezondheid als vermogen van het lichaam om interne homeostase te handhaven bij externe prikkels.

10
New cards

Psychologische visie op gezondheid

Gezondheid = persoonlijke doelen behalen en geestelijke behoeften vervullen.

11
New cards

Sociale visie op gezondheid

Gezondheid = sociale rollen kunnen vervullen volgens geldende normen en waarden.

12
New cards

Multicausale (humane) visie

Combineert biologische, psychische en sociale factoren; mens is meer dan zijn lichaam alleen.

13
New cards

Dynamische visie

Gezondheid als balans met zichzelf en omgeving dankzij aanpassingsvermogen en regie.

14
New cards

Beroepscode verpleegkundigen

Document met waarden, normen en professionele standaard dat richting geeft aan verpleegkundig handelen.

15
New cards

Professionele standaard

Geheel van beroepscode, richtlijnen, protocollen en jurisprudentie waarop de verpleegkundige zich baseert.

16
New cards

Waarde ‘Betrouwbaarheid’

Eigenschap uit de beroepscode: nakomen van afspraken en vertrouwelijkheid garanderen.

17
New cards

Waarde ‘Respect’

Erkenning van waardigheid en autonomie van de zorgvrager volgens de beroepscode.

18
New cards

Milieu intérieur

Het interne milieu rondom de cellen, bestaande uit extracellulaire vloeistof met constante samenstelling.

19
New cards

Homeostase

Streven naar intern evenwicht waarbij het milieu intérieur stabiel blijft.

20
New cards

Negatieve feedback

Regelmechanisme dat een afwijking corrigeert door een tegengestelde reactie op te wekken.

21
New cards

Positieve feedback

Regelmechanisme dat een afwijking versterkt om een snel proces te voltooien (bv. bevalling, stolling).

22
New cards

Diffusie

Passief transport: verplaatsing van deeltjes van hoge naar lage concentratie door een permeabel membraan.

23
New cards

Osmose

Diffusie van water door een semipermeabel membraan naar de kant met hogere concentratie opgeloste stoffen.

24
New cards

Intracellulaire vloeistof

Vloeistof binnen de cel, rijk aan kalium en fosfaat; grootste deel van het cytoplasma.

25
New cards

Extracellulaire vloeistof

Vloeistof buiten de cellen (bloedplasma, lymfe), rijk aan natrium en chloride.

26
New cards

Plasmamembraan

Dubbele fosfolipidenlaag met eiwitten die transport, receptoren en immunologische identiteit verzorgt.

27
New cards

Celkern

Organel dat DNA bevat en de genetische informatie bewaart.

28
New cards

Mitochondrion

‘Energiefabriek’ van de cel, maakt ATP via aerobe dissimilatie.

29
New cards

Ribosoom

Celstructuur die eiwitsynthese uitvoert op basis van mRNA.

30
New cards

Glad endoplasmatisch reticulum

Produceert lipiden en steroïden, detoxificatie en calciumopslag.

31
New cards

Ruw endoplasmatisch reticulum

Bevat ribosomen; maakt eiwitten bestemd voor export of membraan.

32
New cards

Golgiapparaat

Verpakt en modificeert eiwitten in secretoire blaasjes; vormt lysosomen.

33
New cards

Lysosoom

Blaasje met verterende enzymen dat grote moleculen afbreekt.

34
New cards

Cytoskelet

Netwerk van filamenten dat vorm, beweging en intracellulair transport regelt.

35
New cards

Celcyclus

Tijd tussen twee celdelingen, bestaande uit interfase en mitose.

36
New cards

Interfase

Voorbereidingsfase met G1, (G0), S en G2; groei en DNA-verdubbeling.

37
New cards

G1-fase

Celgroeifase; organellen dupliceren, checkpoint aan het eind.

38
New cards

S-fase

Synthesefase waarin DNA volledig wordt gekopieerd.

39
New cards

G2-fase

Laatste voorbereidingen; eiwitten en celonderdelen verdubbelen.

40
New cards

G0-fase

Rustfase buiten de cyclus; cellen delen niet (bv. neuronen).

41
New cards

Mitose

M-fase: kerndeling in profase, metafase, anafase, telofase, gevolgd door cytokinese.

42
New cards

Actief transport

Energie-kostend transport tegen de concentratiegradiënt in.

43
New cards

Passief transport

Transport met de concentratiegradiënt mee, zonder energie (diffusie, osmose).

44
New cards

Bulktransport

Verplaatsing van grote deeltjes via endocytose of exocytose.

45
New cards

Epitheelweefsel

Een- of meerlagige cellagen die lichaam en holten bekleden; functies: bescherming, absorptie, secretie.

46
New cards

Bindweefsel

Meest voorkomende weefsel, met cellen, vezels en matrix; geeft steun, opslag en afweer.

47
New cards

Skeletspierweefsel

Dwarsgestreept, versmolten vezels, willekeurig aanstuurbaar; zorgt voor lichaamsbeweging.

48
New cards

Glad spierweefsel

Niet-gestreept, onwillekeurig; in wanden van organen en bloedvaten.

49
New cards

Hartspierweefsel

Dwarsgestreept maar onwillekeurig; bevat intercalaire schijven voor gecoördineerde contractie.

50
New cards

Epitheliaal membraan

Combinatie van epitheel & bindweefsel; vormt slijm- of sereuze vliezen.

51
New cards

Synoviale membraan

Bindweefsellaag in gewrichten die synovia produceert.

52
New cards

Exocriene klier

Klier die zijn product via een buisje naar buiten of in een holte afscheidt (bv. zweetklier).

53
New cards

Endocriene klier

Klier die hormonen direct aan bloed of lymfe afgeeft (bv. schildklier).

54
New cards

Anatomische term ‘sinister’

Links gelegen t.o.v. de middenlijn.

55
New cards

Anatomische term ‘dexter’

Rechts gelegen t.o.v. de middenlijn.

56
New cards

Anatomische term ‘mediaal’

Naar de lichaamsmiddellijn toe.

57
New cards

Anatomische term ‘lateraal’

Van de middellijn af, naar de zijkant.

58
New cards

Anatomische term ‘proximaal’

Dichter bij het aanhechtingspunt van een extremiteit.

59
New cards

Anatomische term ‘distaal’

Verder weg van het aanhechtingspunt.

60
New cards

Anatomische term ‘ventraal/anterior’

Aan de voorkant van het lichaam gelegen.

61
New cards

Anatomische term ‘dorsaal/posterior’

Aan de achterkant van het lichaam gelegen.

62
New cards

Anatomische term ‘craniaal/superior’

Richting het hoofd gelegen.

63
New cards

Anatomische term ‘caudaal/inferior’

Richting de voeten gelegen.

64
New cards

Schedelholte

Lichaamsholte waarin de hersenen liggen.

65
New cards

Borstholte

Lichaamsholte met longen, hart, trachea, oesofagus en grote vaten.

66
New cards

Buikholte

Holte met maag, lever, darmen, milt, galblaas en andere organen.

67
New cards

Bekkenholte

Onderste deel van de romp met blaas, voortplantingsorganen en rectum.

68
New cards

Pathologie

Wetenschap die zich bezighoudt met ziekteleer, oorzaken en veranderingen in weefsels.

69
New cards

Etiologische factor

Oorzakelijke factor die een ziekte uitlokt (bv. genetica, infectie, chemisch).

70
New cards

Risicofactor

Predisponerende omstandigheid die kans op ziekte vergroot.

71
New cards

Pathogenese

Proces van ontstaan en ontwikkeling van een ziekte.

72
New cards

Idiopathisch

Ziekte waarvan de oorzaak onbekend is.

73
New cards

Psychologie

Wetenschap van gedrag en geestelijke processen.

74
New cards

Experimenteel psycholoog

Onderzoeker naar elementaire psychologische processen.

75
New cards

Toegepast psycholoog

Past psychologische kennis toe om praktische problemen op te lossen.

76
New cards

Biologisch perspectief (psychologie)

Zoekt oorzaken van gedrag in genen, hersenen en hormonen.

77
New cards

Cognitief perspectief

Richt zich op mentale processen zoals denken, geheugen en perceptie.

78
New cards

Behavioristisch perspectief

Verklaart gedrag uit stimuli uit de omgeving, niet uit innerlijke processen.

79
New cards

Perspectief van de gehele persoon

Overkoepelt psychodynamische, humanistische en trait-benaderingen voor persoonlijkheid.

80
New cards

Psychodynamische psychologie

Benadrukt onbewuste motieven en conflicten als verklaring voor gedrag.

81
New cards

Humanistisch perspectief

Legt focus op groei, vrije wil en menselijk potentieel.

82
New cards

Perspectief van karaktertrekken & temperament

Bestudeert stabiele persoonskenmerken en individuele verschillen.

83
New cards

Ontwikkelingsperspectief

Bestudeert erfelijkheid, omgeving en voorspelbare veranderingen door de levensloop.

84
New cards

Sociocultureel

Legt nadruk op het belang van sociale interactie, sociaal leren en een cultureel perspectief