1/172
franse woordjes
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
en banlieue
in de buitenwijk
en vouloir a
kwalijk nemen
conquis
overwonnen
aussi bien …. que…
net zo goed… als…
empêcher
tegenhouden
l’emprunt
het leenwoord
que dire de
wat te zeggen over
puisque
omdat
en revanche
daarentegen
atterrir à
landen in
se résumer à
neerkomen op
bien que
alhoewel
dans ce sens
in deze richting
couramment
vloeiend
faire preuve de
laten zien
afin de
om te
œuvrer pour
werken voor
regorger de
veel hebben van
en dire plus sur
meer vertellen over
la répercussion
de gevolgen (straf)
ne …. que
slechts, alleen maar
le côte
de kant, de zijde
oral
mondeling
adapter
aanpassen
le langage
het taalgebruik
dès que
vanaf het moment dat
issu de
afkomstig uit
au sein de
binnen/bij
la pauvreté
de armoede
peu importe
het maakt niet uit
mettre en valeur
benadrukken
être chargé de
belast zijn met
mériter de
het waard zijn om te
rendre humble
nederig maken
s’engager dans
zich inzetten voor
enrichissant
verrijkend, leerzaam
de kant, de zijde
le côté
zich beperken tot
se limiter à
de wereld
le monde
laten we het hebben over
parlons de
onvermijdelijk
inévitable
een stempel drukken
marquer
geleden
il y a (+temps)
bieden
offrir
de armoede
le pauvreté
de bevolking
la population
de gastvrijheid
l’hospitalité
het taalgebruik
le langage
aanpassen
adepter
afkomstig uit
issu de
de uitgang
le défi
het leren
l’apprentissage
zich uitdrukken
s’exprimer
moeite hebben om
avoir du mal à
de moeite waard zijn om
mériter (de)
aantrekken
attirer
het cultureel erfgoed
le patrimoine culturel
het landschap
le paysage
de rijkdom
la richesse
proche
dichtbij
la frontière
de grens
en fait
eigenlijk
la naissance
de geboorte
forcément
per se
tranquille
rustig
s’en moquer
koud laten, belachelijk maken
donner la parole à
het woord geven aan
en fonction de
naargelang
débarquer
uitstappen
enchaîner sur
direct doorgaan met
souffler
adem halen, bijkomen
fraîchement
onlangs, vers
ne … guère
nauwelijks
permettre à
toestaan aan
une fois
eenmaal
se faire la bise
elkaar kussen
s’embrasser
elkaar omhelzen
le rythme quotidien
het dagelijkse ritme
le système scolaire
het schoolsysteem
réviser
leren, herhalen
quelque part
ergens
assuré
verzekerd
rembourser
terugbetalen
traîner
hangen, traag zijn
s’attendre à
verwachten dat
prendre le temps de
de tijd nemen om
pressé
gehaast
la perte de temps
de tijdverspilling
ponctuel
stipt
planifier
plannen
déroutant
verwarrend
malpoli
onbeleefd
de maatschappij
la société
de vrijheid
le liberté
het schoolsysteem
le système scolaire
het dagelijks ritme
le rythme quotidien
elkaar omhelzen
s’embrasser
elkaar kussen
se faire la bise
onbeleefd
malpoli
gespannen
stressé