1/20
Flashcards over de evolutietheorie van Darwin en de impact ervan op de filosofie.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Teleologie
De leer van de doelen.
Natural history
Studie van de (evolutionaire) geschiedenis van de levende natuur (19e-eeuwse equivalent van evolutietheorie).
Evolutie door natuurlijke selectie
Darwins theorie over evolutie die stelt dat soorten evolueren door een proces van natuurlijke selectie.
Neodarwinisme
De update van het darwinisme na de ontdekking van de structuur van het erfelijk materiaal (DNA-helix), waarbij genen een centrale rol spelen.
Genealogische blik op de levende natuur
Het idee dat verschillende soorten planten en dieren op aarde niet het resultaat zijn van goddelijk boetseerwerk, maar een lange geschiedenis van afstammingen met wijzigingen.
Transmutationisme
Darwins term voor afstammingstheorie, die stelt dat soorten veranderen over tijd.
Natuurlijke selectie
Een logische redenering die stelt dat schaarste, variatie en erfelijkheid leiden tot het overleven van de 'fittest'.
Adaptatie
Eigenschap van een organisme die in een bepaalde omgeving een bepaalde functie vervult, waardoor dat organisme een groter aantal levensvatbare nakomelingen kan voortbrengen dan organismen zonder die eigenschap.
Universeel zuur (Daniel Dennett)
Een chemische stof die zich in alle mogelijke materialen vreet en alles aantast; metafoor voor de impact van Darwins gedachtegoed op andere disciplines.
Essentialisme
Eeuwenoude intellectuele traditie waar Plato & Aristoteles aanhanger van waren dat lichamen van alle wezens op aarde vergankelijk & veranderlijk zijn. Achter de lichamen gaan eeuwige essenties schuil: men wil essentie (ideaal) vh mens-/ dier-zijn benaderen.
Teleologie
Theorieën die het bestaan van eigenschappen en organismen verklaren vanuit hun gerichtheid op een doel en hun bekwaamheid om dat doel te vervullen.
Natuurtheologen
Groep mensen (tijdgenoten van Darwin) die ernaar streefden om christelijk denken te verzoenen met moderne natuurwetenschappen door te stellen dat vernuftige eigenschappen in de natuur duiden op een briljante schepper.
Argument from design
Argument dat de doelgerichtheid en doelmatigheid van de natuur een bewijs zijn voor het bestaan van God.
Premisse 1 (Argument from design)
De premisse dat er design is in de natuur (artefacten, organismen die doelgerichtheid en -matigheid vertonen).
Premisse 2 (Argument from design)
De premisse dat design een designer (ontwerper) vereist; geen design zonder designer.
Mechanisering van doelgerichtheid
Het idee dat de levende natuur gemecaniseerd kan worden; principe van natuurlijke selectie kan lijden tot organismen die de schijn geven dat ze ontworpen zijn door een ontwerper.
Functies (Darwinistische bepaling)
Verzameling effecten van een eigenschap die de aanwezigheid van die eigenschap verklaren.
Biologische krenking (Freud)
De bewering dat de kloof tussen mens en dier niet zo groot is, alle wezens zijn product van blind en historisch proces.
Contingentie
Het idee dat het opduiken van de mens niet noodzakelijk of onvermijdelijk was; evolutie is een contingent of toevallig proces.
Convergente evolutie
Evolutionair proces waarbij dieren die niet zo nauw met elkaar verwant zijn toch dezelfde eigenschappen ontwikkelen als gevolg van gelijkaardige omgevingsfactoren.
Vooruitgang (Darwin)
De gedachte dat natuurlijke selectie impliceert een vorm van vooruitgang, wat niet betekent dat globale evolutionaire vooruitgang impliceert.