conflictsociologie
studie vn sociale ongelijkheid, groepen die in duurzame relatie vn onder- en bovenschikking staan en daarom uiteenlopende belangen hebben, wat conflicten veroorzaakt
legaal gezag
berust op formeel vastgelegde regels & procedures
traditioneel gezag
toekennen vn legitieme macht aan individuen dr een onaantastbaar geachte traditie
charismatisch gezag
macht als gevolg vn individuele uitstraling
manifeste (dis)functie
gewild en bekend gevolg
latente (dis)functie
onbedoeld gevolg
functionele equivalentie
er zijn alternatieve structuren nodig om functies te vervullen die dr het nt meer bestaande verband werden vervuld i/h verleden
zelfbewustzijn
men interpreteert voortdurend eigen handelen, wie hij is en hoe hij overkomt
symbolische interactie
deelnemers beschouwen eigen gedragingen en die vn anderen als betekenisgeladen/zinvol
samenhandelen
proces dat vertrekt vn globale situatiedefinitie en vervolgens voortdurend verandert omdat zich steeds nieuwe situaties aandienen waarbinnen actoren hun handelen op elkaar moeten afstemmen
structure
rollen en verwachtingen bepaalt samenhandelen vn individuen
agency
samenhandelen in functie vn persoon zelf die onrechtstreeks wel product zijn vn socialisatie
geordende sociale verhouding
soc verhouding met zekere mate vn voorspelbaarheid in handelen vn betrokken actoren
sociale structuur
selectieve inperking vn handelingsmogelijkheden vn soc actoren, globale richtingaanwijzer vr samenhandelen
positiebekleder
individu dat soc positie bezet
sociale rol
geheel vn verw8tingen over handelen v/e positiebekleder
sociale ongelijkheid
bestaan vn asymmetrie/hiërarchie tss individuele/collectieve actoren, oneven verdeling vn soc privileges
objectieve dimensie
draait om schaarse, hooggewaardeerde zaken & materiële rijkdom
sociale mobiliteit
bewegen vn individuen op soc ladder
intragenerationeel
slaat terug op individu zelf binnen 1 generatie
intergenerationeel
slaat terug op nakomelingen vn individu
subjectieve dimensie
draait om soc aanzien, prestige, status
statusincongruëntie / statusinconsistentie
positie op soc en statusladder komen nt overeen
statusonzekerheid
onzekerheid over soc appreciatie en behandeling
sociaal stratum
groep vn posities binnen zelfde objectieve dimensie vn sociale ongelijkheid die ongeveer op zelfde hoogte zitten
sociale stratificatie
opdeling v/d maatschappij in lagen met in iedere laag vergelijkbare posities vn objectieve soc ongelijkheid
klasse
soc stratum vn onderling vergelijkbare beroepsposities
klassepositie
beroepspositie binnen bepaalde klasse
marktsituatie
situatie met focus op inkomensbron
werksituatie
situatie met focus op macht
methodologisch nationalisme
nadruk op natie, verschillen binnen natie of tss verschillende naties worden opgemeten
methodologisch kosmopolitisme
vergelijking op mondiaal vlak
etnie
soc verband waarbinnen wij-gevoel heerst vanwege gemeensch cultureel erfgoed en fysiologische gelijkenissen
automatische zelfdwang zonder zelfbesef
gaat automatisch, persoonlijkheid heeft zich sterk afgesteld op afhankelijkheden vn anderen, men houdt spontaan rekening zonder erbij na te denken
reflexieve zelfdwang
nadenkend en bewust bezig zijn met soc verwachtingen en normen
controlled decontrolling
in vrijetijdssfeer zijn we geremd ongeremd, zelfcontrole wordt op gecontroleerde manier versoepelt
internalisering / verinnerlijking
externe dwang tot zelfdwang wordt automatische innerlijke zelfcontrole
socialisatie
samenhandelen waarbij 1/meerdere belerende individuen een lerend individu sociaal maken & vermogen bijbrengen tot samenhandelen
socialisatieverhouding
belerend en lerend individu
anticiperende socialisatie
voorbereiden vn opgenomen worden in bepaalde soc verband
interne collectieve identiteit
'wij zijn wij', sterk wij-beeld
externe collectieve identiteit
'wie zijn zij', zij-beeld vn soc verband bestaande uit nt-leden/buitenstaanders
identificatie
internalisering vn collectieve identiteit, zodat die deel vn persoonlijke identiteit wordt
hybride persoonlijke identiteit
mix vn onderdelen v/e collectieve identiteit
sociale constructies
selectieve uitvergrotingen vn bepaalde groepskenmerken
homogenisering
soc en persoonlijke verschillen worden geminimaliseerd, gemeensch kenmerken uitvergroot
ideaalbeelden
geflatteerde collectieve zelfportretten
negatieve zelfdefiniëring
soc verband identificeert zz op positieve manier dr aan ander collectief de tegenovergestelde negatieve eigenschap toe te schrijven
desidentificatie
sterk gekleurde afwijzingen vn andere collectieven
essentialisering
collectieve identiteit wordt voorgesteld als primordiaal vr alle leden, soort voorbestemd lot
identiteitspolitiek
collectieve identiteiten gebruikt in politiek
structuurkenmerk
essentiële en duurzame eigenschap vn soc verband die licht werpt op haar globaal functioneren en haar geordend karakter
taakdifferentiatie
binnen bepaald soc verband worden enorm veel versch taken uitgeoefend
sociale differentiatie
bestaan vn verschillen tss soc eenheden, gedefinieerd adhv eenduidig principe
verticale sociale differentiatie
opdeling samenleving in ongelijk gerangschikte lagen
horizontale sociale differentiatie
opdeling vn maatschappij in gelijke soc eenheden
maatschappelijke functies
algemene opgaven waarvoor iedere samenleving zich gesteld ziet
functionele differentiatie
uiteenvallen v/d samenleving in zelfstandige soc eenheden
structurele maatschappelijke verandering
duurzame ontwikkeling die gevolgen heeft vr globaal functioneren vn algemene ordening binnen soc verband als maatschappij
Gemeinschaft / gemeenschap
soc verband waarbinnen grote onderlinge saamhorigheid/solidariteit bestaat op grond vn sterke wederzijdse affectieve betrokkenheid
Gesellschaft / maatschappij
soc verband met berekend individualisme waarbij mensen uit eigenbelang ruilverhoudingen met anderen aangaan
doelrationalisatie
handelen binnen de verschillende maatschappelijke deeldomeinen dat almaar doelrationeler wordt
doelrationeel handelen
doordachte & planmatige omgang met middelen en hun gekende neveneffecten met het oog op het bereiken v/e doel
modernisering
modern worden v/e voormoderne/traditionele samenleving
moderniteit
geheel vn structuurkenmerken dat een moderne samenleving en cultuur karakteriseert
ruimte van plaatsen
geheel vn geografische gescheiden plaatsen waarbinnen mensen met elkaar omgaan obv fysieke aanwezigheid
ruimte van stromen
materiële organisatie vn gelijktijdige soc praktijken die opereren via stromen
culturele homogenisering
uitvlakken vn cultuurverschillen dr globale distributie en receptie vn specifieke cultuurelementen
conservatieven
proces vn culturele homogenisering => verlies vn culturele identiteit
progressieven
culturele homogenisering => cultureel imperialisme vanuit Westen
glocalisatie
wisselwerking tss mondiale en lokale cultuurstroom
culturele hybridisering
vermengen vn globale formats met lokale vormen vn culturele expressie
risicomaatschappij
samenleving met hoog risicobewustzijn inzake grootschalige gebruik vn wetenschap en technologie
maatschappelijke dedifferentiatie
voorheen bestaande harde grenzen tss functiesystemen vervagen en hun functioneren raakt met elkaar verstrengeld
mediëring
instrumentele inzet vn sociaalnetwerkmedia binnen maatschappelijke praktijken als onderwijs of politiek
mediatisering
rechtstreekse verandering vn manier waarop functiesysteem specifieke maatsch taak vervult, onder invloed vn massamedia
antropologisch materialisme
basisgedachte dat materiële werkelijkheid zowel bron als resultaat vn menselijke arbeid is
klassenstrijd
directe confrontatie tss bezittende en nt-bezittende klasse obv tegengestelde belangen
kapitaalformule
gld leidt tot waren die opnieuw geld opleveren
commodificatie
vervaging vn autonoom gemaakte dingen of zelf uitgeoefende activiteiten dr koopwaren
koopwaar
iets wat er eerst al was, wordt getransformeerd i/e op de markt aan te schaffen goed
reïficerende denktrant
soc fenomenen zijn nr zijn opvatting ook daadwerkelijk dingen die ons handelen vn buitenaf vormgeven
sociologisme
neiging om alle persoonlijk handelen weg te verklaren vanuit het sociale
sociocentrisme
maatschappij centraal, invloed op individu
sociale solidariteit
wij-gevoelens, gevoelens vn onderlinge verbondenheid
sociale cohesie
sociale samenhang
sociale integratie
het integreren vn verschillende afzonderlijke eenheden tot een hogere soc eenheid
begrijpende sociologie
gericht op zinvol sociaal handelen vn individuele actoren en daaruit voortvloeiende soc betrekkingen
actueel begrijpen
algemene betekenis vn feitelijk geobserveerde handeling
verklarend begrijpen
formuleren vn beweegredenen en intensies die het geobserveerde handelen verklaren
methodologisch individualisme
bij bestuderen vn soc moeten verklaringen gezocht worden op niveau vn individuele, betekenisvolle handelingen
nominalisme
zinvolle individuele handelingen vormen basiseenheden v/h sociale
actorcentrisme
mensen beschikken over zelfbewustzijn en vrije wil, handelen vanuit zelfgekozen intenties
dimensie van begrijpen
achterliggende intentie moet zin- of betekenisadequaat gevat worden
dimensie van verklaren
hypothese vn achterliggende intenties moet hard gemaakt worden dr blootleggen vn causaal verband
ideaaltype construeren
selectief postuleren vn eenduidige betekenisgeving en haar uitvergroting tot basismotief v/e handeling
interactionisme
soc bindingen bestaan uit op anderen betrokken individuele handelingen, verweven met elkaar dr actie-reactieprincipe
doelrationeel handelen
zo efficiënt mog doel bereiken dr goed overwegingen te maken, rekening houden met neveneffecten
waarderationeel handelen
consequent nastreven vn 'hoger' doel, zonder rekening houden met neveneffecten
affectief handelen
handelen onder invloed vn momentane impulsen en gemoedstoestanden