SES
socio-economische status = indicator de iemands hogere of lagere plaats in de samenleving aanduidt en die wordt gemeten adhv het onderwijsniveau, het beroep en het inkomen.
sociologie
de wetenschap die (1) de maatschappelijke patronen en structuren bestudeert, (2) in hun ontstaan, voortbestaan en veranderen, en (3) ook het sociaal handelen van mensen in wisselwerking met deze patronen en structuren.
patronen/structuren
= alle sociale fenomenen die relatief onafhankelijk van ons handelen bestaan en zich veeleer opdringen aan ons handelen. = de min of meer vaste resultaten van het sociaal handelen, die op hun beurt het sociaal handelen zullen sturen.
positionele dimensies
of netwerkdimensie = positie die we in verschillende samenlevingsverbanden bekleden (knooppunten in netwerken van sociale relaties)
symbolische structuren of cultuurpatronen
= waarden en normen, doelstellingen en verwachtingen en hoe deze ons handelen sturen = de geïnstitutionaliseerde opvattingen (waarden en normen, doelstellingen en verwachtingen) en focust daarbij op het patroonmatige, het gestructureerde karakter daarvan.
sociaal handelen
gedrag dat je stelt dat (on)rechtstreeks beïnvloed wordt door het handelen van anderen. kan gericht zijn op heden, verleden & toekomst, bevat een interactie- en een communicatiecomponent. -> !! kan in positieve & negatieve zin zijn
maatschappelijke structuur
georganiseerde samenhang tussen sociale fenomenen, kenmerken of variabelen, die samenhang vertoont regelmatigheden of sociale wetmatigheden
relatieve deprivatie
Een gevoel van ontevredenheid dat wordt veroorzaakt door de als mindergunstig gepercipieerde situatie ten opzichte van de situatie van een ander, men vergelijkt de eigen situatie met een ander en dus niet gefocust op de objectieve feiten. De mate van relatieve deprivatie wordt bepaald door de grootte van de (gepercipieerde) kloof met de referentiegroep, de omvang van de groep en de intensiteit van de gevoelens. -> speelt bij iedereen
causale verbanden
verband tussen oorzaak en gevolg(en), eventueel via enkele intermediare en/of moddererende variabelen. -> A heeft effect op B (zeker)
probabiliteitsverbanden
verband tussen variabelen in termen van waarschijnlijkheid, zonder zekerheid over de causaliteit -> er is een kans op effect
sociologische verbeelding
het levendig bewustzijn v/d relatie tussen ervaring & bredere samenleving
massificatie
opeens veel meer mensen in het hoger onderwijs doordat overheid in 1995 meer heeft ingezet op onderwijsparticipatie. -> maatschappij faalt om onderwijs als sociale lift te gebruiken
zelfdeterminatietheorie
een sense of belonging: we bestaan uit 3 basisbehoeften die we kunnen bevredigen of waardoor we gefrustreerd kunnen geraken (autonomie, competentie & verbondenheid)
conscience collective
collectieve bewustzijn = het geheel van gedeelde overtuiging dat al bestond voordat we er waren en dat zal voortbestaan als we weer zijn verdwenen = er ontstaat daar iets, komt iets bij die zorgt dat je niet meer terug kunt naar vroeger -> ontstaan eenheid die meer is dan de som v/d aparte delen, meer dan de som van alle individuen samen
individueel determinisme
elk individu, los van iemand of iets, zelf beslissen, individu bepaald
structureel determinisme
mensen denken dat je vooral gestuurd wordt door structuur, regels, kan alleen doen wat samenleving toe laat te doen, geen eigen verantwoordelijkheid
sociale ruil
betekenissen in sociaalhistorische context dus verklaard vanuit geven & nemen, men doet iets maar wil iets in ruil -> zolang balans positief is (evenwicht of meer) krijgen dan geven we
= In ons handelen baseren we ons op de uitwisseling van sociale goederen, interacties worden aangegaan en voortgezet als de deelnemers er voordeel in hebben.
faith social
sociale feiten = er zijn duidelijk structuren aanwezig en gaan (on)bewust gevolgen hebben voor uw gedrag, vormen een objectieve, eigensoortige werkelijkheid buiten het individu -> dwingend in het verkeer: sturen het D, V en H (on)gewild -> verschillen van psychische verschijnselen omdat deze enkel bestaan in en door het individuele bewustzijn -> objectieve eigensoortige werkelijkheid buiten het individu -> 3 soorten: sociale relaties, instituties, spelregels allerhanderea
symbolisch interactionisme
individuele mensen die in interactie treden in een omgeving die ze delen (symbolen, verwachtingen etc) + verwachtingen van een hogere orde (vb. media)
realiteit sui generis
~ werkelijkheid is meer dan de optelsom van individuele eigenschappen, behoeften of neigingen (geheel > som delen) -> mannen & vrouwen uiten welbevinden anders: vrouwen praten meer
homo lupus
individuen zijn wolven & er is een sociale orde nodig om samenleven mogelijk te maken
conflictbenadering
samenleving is een arena waar individuen & groepen voortdurend strijd leveren om schaarse goederen, conflict is onvermijdelijk en zelfs nodig, er zullen altijd problemen, ander gedachten, gevoelens & posities zijn, ze gaan het conflict op zichzelf herkennen, benomen & een plaats geven -> bestaansrecht geven zodat individueel welzijn niet in gedrang komt
consensusbenadering
conflict & tegenstelling zijn onnodig & te vermijden, we gaan conflict proberen oplossen, het sociaal gebeuren is vooral gericht op:
Evenwicht
Stabiliteit
Consensus
paradigma
manier om naar de realiteit te kijken (invalshoek), waarbij zowel theoretische assumpties & methodiek (onderzoeken) over realiteit gemaakt worden. è Iedereen heeft een functie & doel maar moeten daar samen naar streven door middel van instituties vb. school, ziekenhuis
structureel functionalisme
groter geheel bestaat uit deeleenheden (aparte functie afleiden uit geheel), een samenleving bestaat uit delen die elk een specifieke functie hebben en afhankelijk zijn van elkaar (zoals een menselijk lichaam) -> Het geheel streeft steeds naar evenwicht (homeostase) -> samenleving reageert op onevenwicht (aanvaard dit niet), zodat evenwicht terugkomt
(neo) Marxisme
samenleving bestaat uit hiërarchie van sociale posities waar schaarse goederen aan gekoppeld zijn (status, macht, rijkdom ...) -> Algemene waarden in een samenleving dienen om de positie en belangen van de heersende klassen te bewaren en te bevorderen
homo economicus
kosten minimaliseren, baten maximaliseren
affectief sociaal handelen
over emoties, niet gericht op doel en refereert niet naar een waarde è Centrale vraag: zijn kernemoties "natuurlijk" of worden ze sociaal gereguleerd (of kan de samenleving hier niet aan)?
traditioneel sociaal handelen
quasi-automatisch handelen/gedrag/reacties/reflexen, het onbewust volgen van diep ingewortelde gewoonten/regels
waarderationeel sociaal handelen
handelen omwille van het waardevolle van het handelen zelf, onafhankelijk van het resultaat, omdat je het belangrijk vindt Vb. depressieve vriendin ondersteunen omdat je de vriendschap belangrijk vindt
doelrationeel sociaal handelen
gericht op het systematisch realiseren van doelstellingen , doelgericht iets uitvoeren Vb. depressieve vriendin ondersteunen via het 'opleggen' van stap-voor-stap doelen -> soort druk gaan leggen
beleefde inattentie
= gedrag veranderen door interactie Vb. iemand komt bij je in de lift staan -> regels samenleving toepassen -> geen attentie aan geven Ø Cultuurverschillend opgebouwd Ø Verschillende normen, dus verschillende vormen beleefde inattentie
front stage & back stage
verschillende regels voor het stellen van gedrag in publiek (front) & in privé (back) Ø Westerlingen vinden dit nu normaal maar vroeger was dit niet zo Ø Vroeger: 1 stage -> weinig privacy Ø Nu: rekening houden beide stages als iemand wil leren kennen
hoog context communicatie
= meeste info van het bericht zit vervat in de context Ø Uitgesproken woorden ondergeschikt aan boodschappen niet uitgesproken worden maar wel verstuurd worden -> impliciet Ø Vanuitgaande dat veel dingen niet benoemt of besproken worden maar dat men dit wel weet Ø Vaak in Arabische landen Ø Collectivistische culturen -> weet goed wat anderen denken, sterke culturele W&N en die ook delen met elkaar -> verbondenheid
laag context communicatie
alle informatie die nodig is bericht te kunnen begrijpen is opgenomen in bericht zelf Ø Alles wat wilt communiceren expliciet gezegd of opgeschreven Ø Vaak in Westen -> gaan op doel af -> moet op papier hebben Ø Individualistische culturen -> weet niet wat andere denkt Ø Werkt in veel culturen vaak niet
sociale relaties
verbindingen tussen sociale posities -> communicaties en interacties via vaste patronen leiden tot sociale relaties die zelf de communicatie en interactie zullen sturen ● aard van sociale relaties kan heel uiteenlopend zijn (affectie tot afkeer -> primaire & secundaire
sociale positie
plaatsen die actoren binnen samenlevingsverbanden innemen
sociale status
waarderingen verbonden aan ruimere cultuurpatron = waardering gekoppeld aan de positie -> prestige -> ivm functie
sociale rollen
verwachtingen verbonden aan ruimer cultuurpatronen
positionele dimensie van sociale relaties
posities in relaties die zich verbinden zich verder tot sociale netwerken en groepen
positieset
geheel van posities die een actor inneemt Vb. sociale positie student X : student, vriend, kleinzoon, inwoner ...
sociaal aanzien
individuele manier waarop actoren een positie waarnemen, waardering gekoppeld aan de positiebekleder, hoe je als persoon bent -> hoge mate bepaald door beroepsstatus -> ivm actor
sociale stratificatie
in veel sociale eenheden is er een rangorde van posities met een hogere sociale status naar posities met een lagere sociale status
etnostratificatie
opdeling van de samenleving in sociale strata volgens etnische lijnen => verklaart door dat ze minder toegang hebben tot zwakke banden
Extended family's
gezin dat verder rijkt dan het kerngezin, leven in hetzelfde huis
homogamie
partner zoeken past in set sociale status -> globale gemeenschappelijkheden
1e partnermarkt
= mensen jonger dan 25 jaar ~ Vraag niet of je een lief vindt maar wanneer je een lief vindt
2e partnermarkt
al een paar (deftige) relaties acht de rug, misschien gescheiden ~ Vraag of je nog een lief vindt wordt veel sterker
statuscongruentie/consistentie
toestand waarin de meeste componenten van een globale sociale status in evenwicht zijn
Sociale samenleving beschouwd dit als de norm
Positief bekrachtigen
Proberen dit dus na te streven: constant houden door gedrag
Statusincongruentie/inconsistentie
= statussen ontleend aan sociale posities van een actor te ver uit elkaar staan, verschillende statussen komen niet overeen vb. prof hoge status maar bijbaan kuisvrouw wat lage status is
Sociale samenleving beschouwd dit al deviant
Negatief sanctioneren
watervaleffect
bv: hoge studie beginnen en dan dalen (meestal middenklasse), lage klasse worden direct naar lagere studie verwezen => status congruent denken van leerkrachten (onderzoek Speybroek)
zalm effect
stroomopwaarts zwemmen (meestal gezien als rolmodel bij meisjes en wordt ook gezien als status congruent denken) bv. leeftijdsverschil tussen partners
in regel dezelfde leeftijdsgroep
bij afwijking: juridische/sociale sancties
mannen meer positieve reacties dan op vrouwen
Muss-erwarten
= verplicht = op straffe van juridische negatieve sanctionering (afdwingbaar) of harde kernverwachting
Soll-erwarten
= afdwingbaar via het sociaal verkeer, sociale controle is 'sturend' = sociale sanctionering/uitsluiting Vb. roddel, negatie
Kann-erwarten
= niet verplicht = wel een positieve beoordeling in sociale omgeving
Rollenset
alle rollend die gekoppeld zijn aan 1 en dezelfde positie
Intern rollenconflict
conflict gekoppeld aan de verschillende verwachtingen die gekoppeld zijn aan 1 positie Vb. werkstudent -> werk ofwel les gaan? door geen lesopname meer
Extern rollenconflict
wanneer je niet aan beide verwachtingen kan voldoen Vb. in kerstvakantie studeren of naar familie gaan voor kerst te vieren
Rolattributen
voorwerpen nodig om rol te kunnen vervullen, zegt iets over de rol op zich maar ook hoe de verwachtingen bij die rol per cultuur worden ingevuld
sociaal feit
durkheim = Sociale feiten kunnen door niets anders veroorzaakt worden dan sociale feiten. De maatschappij is opgebouwd uit de associatie en combinatie van individuen. -> wijzen van handelen, denken en voelen die uitwendig zijn aan het individu en een dwingende macht op hem uitoefenen
sociaal netwerk
geheel van (sociale) posities & relaties met een bepaalde mate van (onbewuste) organisatie Meer dan alleen e-netwerken binnen sociale media
netwerk
geraamte = verzameling van posities & relaties aan elkaar
groep
body = netwerk/geraamte + statussen & rollen
Sociale goederen
= (im)materiële goederen, informatie, emotionele steun, vertrouwen... die worden meegegeven via sociale relaties Ø Mensen geven veel maar kunnen niet ontvangen vb. liefde Ø ! aspect in menselijk functioneren
Gatekeepers/poortwachters
= nemen een centrale positie in ee n netwerk, bevinden zich op een knooppunt van kanalen van sociale relaties & hierdoor kunnen ze toegang tot sociale goederen vergemakkelijken, bemoeilijken of zelfs verhinderen
Dyade
een netwerk bestaande uit 2 personen
Triade
een netwerk bestaande uit 3 personen
Sociaal kapitaal
wanneer worden sociale goederen uitgewisseld
reciprociteit
ik geef iets a ik krijg iets terug -> samenleving is hieruit opgebouwd: constant geven & nemen aan mekaar zodat gedrag voorspelbaar wordt maar ! Het is niet perse zo dat je van dezelfde persoon iets moet terugkrijgen (het is dus niet 1 op 1) Vb. sociale zekerheid: mensen blijven dit betalen omdat we erop vertrouwen dat dit ook voor ons telt -> link sociale ruiltheorie simmel
'rally-round-the-flag' effect
~ Men schuilt zich achter de vlag v/h land = tijdens een (internationale) crisis krijgt het vertrouwen in de overheid in de 1e plaats een boost -> als burger gaat overheid gaan steunen, scharen zich achter de overheid Ø Regering doet beroep op ons nationaal gevoel Ø Tijdelijk effect: vertrouwen neemt af in latere fasen v/d crisis Oa. Doordat economische & sociale gevolgen zwaarder doorwegen
Evaluatie-effect (coronamaatregelen)
mate waarin de OH erin slaagt om de crisis het hoofd te bieden: kijken wat ze effectief doen -> blootleggen wat mensen echt denken over OH
Media-effect (coronamaatregelen)
aandacht die media geeft aan bepaalde OH'en Vb. meer aandacht in media voor lokale OH'en in zomer 2020 Oa. Stengere maatregelen provincie Antwerpen -> Minder zichtbaarheid voor Vlaamse OH & zeker Europese OH
Politiek-effect (coronamaatregelen)
Oa. Nieuwe federale regering oktober 2020
Bonding sociaal kapitaal
sterke banden binnen een homogene groep mensen = mensen in totaliteit zien, meer emotioneel -> Putnam
Bridging sociaal kapitaal:
zwakke banden in een netwerk waarmee brug wordt geslagen naar andere groepen in de samenleving
Instrumentele relaties
Doelrationeel sociaal handelen -> Putnam -> kan soms tot bonding sociaal kapitaal komen maar dit is geen belofte -> 'strenght of weak ties'
'strenght of weak ties'
inzicht dat wanneer we vooruit willen in het leven doen we dit meestal via bridging social kapital è Westen: 1/3 à 2/3 komt eigenlijk via via tot stand dus niet via interimkantoor Vb. sociale klassen
armoede
verwijst tot een geringe toegang tot sociale goederen die hoog gewaardeerd zijn & opgeslagen zijn in andere netwerken dan die van jou -> Beperkte of volledige toegang tot de netwerken waar die goederen zitten
Sociale uitsluiting
mensen hebben enkel toegang tot laag gewaardeerde goederen wel binnen bereik liggen Vb. gesegmenteerde primaire & secundaire arbeidsmarkt (zelfs 'working poor': hebben job maar zitten nog altijd in armoede), secundaire markt van tweedehandsgoederen of diensten (gezondheid - onderwijs - leningen - onderhoudstechnici)
groepen
posities, relaties, status en rollen -> conscience collectieve
Lidmaatschapsgroepen
Individueel gedrag wordt beïnvloed door het lidmaatschap v/e groep, de groep waartoe je behoort, je eigen gedrag wordt hierdoor bepaald. Vb. lid 1e bachelor psychologie
Referentiegroepen
individueel gedrag wordt beïnvloed door groepen waarvan het individu (nog) geen lid is, maar waarnaar men zich richt in het handelen: mensen waaraan je denkt op het moment dat je bepaalde gedachten, gevoelens of gedragingen stel -> je referentiekader Vb. SES: bij oudere & migranten toch minder risico lopen op depressie (interactie-effect)
Primaire groepen
interactie, communicatie & gemeenschappelijke W&N
Beperkt aantal leden die regelmatig, veelvuldig en intensief interacteren en communiceren
Primaire relaties -> relatieve intimiteit tussen de leden
Spreekt aan in totaliteit
Veelvuldige interactie
Waarderationaliteit
Relatieve bestendigheid
'onszelf kunne zijn' Vb. gezin, peer groups zoals de straatbende of de speelgroep
Collectiviteit
geen communicatie & interactie, (tussen alle leden) wel zelfde W&N
Komt samen met sociale categorie het meeste voor
Solidariteit en samenhorigheid: obv gemeenschappelijke W&N of belangen
Geen interactie
Bestaat vaak uit samenhangende kleinere netwerken of primaire groepen
Er zit een dynamiek in: organisaties, sociale bewegingen Vb. sociale klassen, etnische gemeenschappen, vakbonden, politieke partijen, jeugdverenigingen
samenzijn
geen gemeenschappelijke W&N, door toeval op zelfde plaats op zelfde moment
Komt dus niet tot duurzame relaties
Interactie puur door een extern en moment gebonden gebeuren, van zodra dat gebeuren verdwijnt, verdwijnt ook het samenzijn Vb. ramptoeristen, kijkfiles, concert...
sociale categorie
= geen interactie, andere W&N -> Als kennis hebt v/e bepaalde categorie heb je een idee van wat kan verwachten
Geen volwaardige groep
Louter aggregaten, verzamelingen van sociale eenheden met een bepaalde gemeenschappelijk kenmerk Vb. persoon X behoort tot de leeftijdscategorie 60-70 jaar persoon Y behoort obv zijn/haar inkomen tot de 20% met de laagste inkomen
Vergelijkende referentiegroepen
groepen mensen waaraan mensen een voorbeeldfunctie ontlenen wanneer ze bepaalde gedragskeuzes moeten maken
Je gedrag/keuzes dat je maakt vergelijken met een andere groep
Kijkt naar anderen en vraagt af hoe jij je Vb. coronamaatregelen: volgen of niet?
Uitgangspunt = relatieve deprivatie = men voelt zich tekortgedaan in vergelijking met anderen
Normatieve referentiegroepen
niet alleen vergelijken maar ook lid worden van die groep Vb. huwelijk moslim en christen
anticiperende socialisatie
wie referentiegroep gedrag vertoont zal gemakkelijker lid worden v/d referentiegroep Doorheen, deze wisselwerking van associatie met de nieuwe groepswaarden en dissociatie v/d oude wordt het refererende individu dubbel gemotiveerd om lid te worden v/d nieuwe/
maatschappelijk middenveld
betreft alle niet-marktgerelateerde en niet overheidsgerelateerde organisaties, buiten het gezin, waarin mensen zich organiseren en gedeelde interesses in publieke domeinen nastreven bv. buurtverenigingen, vrouwenrechten groepen, vakbonden en werkgeversorganisaties, geloof gebaseerde en onafhankelijke onderzoeksinstituten, coöperaties -vormen schakel tussen burgers en overheid / micro en macro-niveau -> atonomisering en totalitarime
subsidiariteitsbeginsel
= de staat mag enkel tussen komen als het gezin, buurt en verenigingen iets zelf niet kunnen -middenveld was sterk verzuild: les trente glorieuses organisaties verzorgden de burger van de wieg tot het graf
atomisering
samenleving opgebroken in losse verzameling individuen
totalitarisme
staat wordt alles overheersend => individu overgeleverd aan staat of markt vormt mesoniveau
sociale bewegingen
groepering van een aantal organisaties en losse actoren omtrent een maatschappelijk thema, die probeert op dit domein door collectieve actie de geïnstitutionaliseerde politieke kanalen (zoals verkiezingen) maatschappelijke veranderingen (of behoud van een toestand) te realiseren
massa
veel aantal mensen
bepaalde gelegenheid op een bepaalde plaats bevinden
meestal niet groepsmatig verbonden zijn
om niet-voorzienbare redenen leidt dit 'samenzijn' tot gemeenschappelijke acties, waarvan het verloop niet te voorzien valt
Le bon: in massa door instincten gedreven wezens
menigte
ook over groot aantal mensen
toevallig op een bepaalde plek samentreffen
meestal slechts erg vluchtige of helemaal geen persoonlijke contacten hebben
cultuur
= de leefstijl van uw samenleving -> moet gedrag voorspelbaar maken
§min of meer samenhangende geheel (een patroon) van waarden, normen, doelen en verwachtingen; §dat door samenlevingsverbanden wordt gedragen; §dat zorgt voor de specificatie en verduurzaming van het sociale gedrag; §nodig voor het bestendigen van het samenlevingsverband; datdoordeledenvaneensamenlevingsverbandwordtaangeleerdendoorgegeven(socialisatie).
cultural lag
Door de relatieve autonomie van cultuur lopen waarden en normen niet altijd parallel met de feitelijke ontwikkelingen