Kernbegrippen Onderzoeksmethoden 1

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
GameKnowt Play
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/102

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Flashcards van kernbegrippen onderzoeksmethoden.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

103 Terms

1
New cards

Bivariate analyse

Het onderzoeken van de relatie tussen twee variabelen.

2
New cards

Causaliteit

Een causaal verband betekent dat een variatie in de ene variabele de variatie in een andere variabele veroorzaakt (oorzaak – gevolg).

3
New cards

Code, codering (kwantitatief)

Getallen die worden toegekend aan gegevens, wanneer de gegevens zelf niet numeriek zijn. Codering maakt statische verwerking mogelijk.

4
New cards

Code, codering (kwalitatief)

Een methode om tekstuele gegevens te analyseren door een index van termen of labels te genereren op basis van de interpretatie van de onderzoeker.

5
New cards

Coding frame

Een lijst met codes die de onderzoeker gebruikt bij de analyse van gegevens.

6
New cards

Concept

Een label voor aspecten uit de sociale wereld/ een sociaal verschijnsel waarmee observaties en ideeën op basis van gemeenschappelijke kenmerken georganiseerd worden.

7
New cards

Sensitieve concepten

Het behandelen van een concept als een leidraad in een onderzoek, zodat het op een algemene manier wijst op wat relevant of belangrijk is maar nog niet vaststaat.

8
New cards

Operationele definitie

De definitie van een concept in termen van de operationalisatie die moet worden uitgevoerd bij het meten ervan.

9
New cards

Dimensie

De aspecten van een concept waarin verschillende individuen of gevallen kunnen verschillen.

10
New cards

Discourseanalyse

Een benadering van de analyse van gesprekken en andere vormen van discours die de nadruk legt op de manieren waarop versies van de werkelijkheid tot stand komen via taal.

11
New cards

Epistemologie, epistemologisch

Een theorie over kennis, of wat men kan weten.

12
New cards

Positivisme, positivistisch

Een epistemologische positie die pleit voor de toepassing van de methoden van de natuurwetenschappen op de studie van de sociale werkelijkheid en daarbuiten.

13
New cards

Interpretivisme, interpretivist

Een epistemologische positie die vereist dat de sociale wetenschapper de subjectieve betekenis van sociale actie begrijpt.

14
New cards

Grounded theory (Geaarde theorie)

Een iteratieve benadering van de analyse van kwalitatieve gegevens die gericht is op het genereren van theorie uit onderzoeksgegevens.

15
New cards

Hypothese

Een geïnformeerde verwachting over de mogelijke relatie tussen twee of meer variabelen, die opgesteld is om getoetst te worden.

16
New cards

Inferentiële statistiek

Op basis van de analyse van gegevens van een willekeurige steekproef schattingen of voorspellingen doen over een onderzoekspopulatie.

17
New cards

Statistische significantie

Met een toets van statistische significantie kan de onderzoeker inschatten hoe zeker ze kunen zijn dat de resultaten van een onderzoek op basis van een willekeurig geselecteerde steekproef generaliseerbaar zijn naar de populatie waaruit de steekproef is getrokken.

18
New cards

Intersectionaliteit

Het idee dat ieder persoon meerdere posities binnen verschillende sociale categorieen inneemt (zoals gender, sociale klasse, seksualitiet, ethniciteit).

19
New cards

Gestructureerd interview

Een interview waarbij aan alle respondenten exact dezelfde vragen in dezelfde volgorde worden gesteld met behulp van een formeel interviewschema.

20
New cards

Semi-gestructureerd interview

Een interview waarbij de interviewer werkt met een 'interview guide', maar waarbij de interviewer de volgorde van de vragen kan variëren.

21
New cards

Interview guide

Verwijst naar de korte lijst met onderwerpen die aan bod moeten komen bij ongestructureerd interviewen.

22
New cards

Likertschaal

Een veelgebruikte indeling voor het stellen van houdings/attitude-vragen.

23
New cards

Internal reliability

De mate waarin de indicatoren waaruit een schaal is opgebouwd constant zijn.

24
New cards

Dependability (Betrouwbaarheid)

Zijn de bevindingen betrouwbaar over tijd, in verschillende situaties/condities?

25
New cards

Transferrability (Overdraagbaarheid)

Wordt er in voldoende detail over de context van het onderzoek gerapporteert om af te kunnen lezen in hoeverre de inzichten uit deze specifieke context overdraagbaar zijn naar een andere context/situatie.

26
New cards

Confirmability (Bevestigbaarheid/oprechtheid)

Reflexiviteit en positionaliteit bespreken en meenemen in interpretatie onderzoek.

27
New cards

Credibility (Geloofwaardigheid)

Vertrouwen in accurate data en interpretatie.

28
New cards

Authenticity (Authenticiteit)

Bredere politiek impact van het onderzoek.

29
New cards

Betrouwbaarheid

De mate waarin een meting van een concept stabiel is.

30
New cards

Stabiliteit

Consistentie over de tijd, de toetsen middels test re-test.

31
New cards

Interne betrouwbaarheid

Samenhang van verschillende items/vragen die allemaal hetzelfde zouden moeten vangen/opleveren.

32
New cards

Inter-observer reliability

De overeenstemming tussen observaties of beoordelingen van verschillende onderzoekers.

33
New cards

Herhaalbaarheid

De mate waarin de methode en resultaten voldoende uitvoerig worden besproken om herhaling van het onderzoek mogelijk te maken.

34
New cards

Validiteit

De mate waarin de conclusies die uit een onderzoek worden getrokken accuraat, juist, valide zijn.

35
New cards

Meetvaliditeit

De mate waarin een meting van een concept dat concept werkelijk weerspiegelt.

36
New cards

Interne validiteit

De geldigheid van de gevolgtrekking die de onderzoeker maakt om op basis van de verzamelde gegevens tot conclusies te komen.

37
New cards

Externe validiteit

Een beoordeling van de mate waarin de resultaten van een onderzoek gegeneraliseerd kunnen worden naar groepen buiten de specifieke onderzoekscontext waarin het onderzoek is uitgevoerd.

38
New cards

Ecologische validiteit

Een beoordeling van de mate waarin sociaal-wetenschappelijke bevindingen relevant en toepasbaar zijn op de alledaagse, natuurlijke sociale omgeving van mensen.

39
New cards

Measure of central tendency (Maat van centrale ‘neiging’)

Een statistische waarde, zoals het rekenkundig gemiddelde, de mediaan of de modus, die een verdeling van waarden samenvat.

40
New cards

Rekenkundig gemiddelde

De totale som van een reeks waarden gedeeld door het aantal waarden.

41
New cards

Mediaan

Het middelpunt in een verdeling van waarden.

42
New cards

Modus

De meest voorkomende waarde in een verdeling van waarden.

43
New cards

Constructvaliditeit

Een beoordeling van de meetvaliditeit door hypothesen op basis van relevante theorie te toetsen.

44
New cards

Convergente validiteit

Een beoordeling van de meetvaliditeit door deze te vergelijken met een middels een andere methode gegenereerde andere meting van hetzelfde concept.

45
New cards

Criteriumvaliditeit

Relatie met de scores op een extern criterium (e.g., gedrag/eigenschap) of bestaande gevalideerde schaal voor ander concept

46
New cards

'Face validity'

Een beoordeling van hoe goed een meting de inhoud van het concept in kwestie weerspiegelt.

47
New cards

Mixed method onderzoek

Een term die wordt gebruikt om onderzoek te beschrijven dat zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek combineert.

48
New cards

Convergent design

Een mixed methods onderzoeksdesign waarbij kwantitatieve en kwalitatieve gegevens gelijktijdig worden verzameld en de resulterende analyses worden vergeleken en/of samengevoegd tot een geïntegreerde analyse.

49
New cards

Verkennend sequentieel design

Een mixed methods onderzoeksdesign waarbij eerst kwalitatieve gegevens worden verzameld en vervolgens geanalyseerd.

50
New cards

Verklarend sequentieel design

Een mixed methods onderdoeksdesign waarbij eerst kwantitatieve gegevens worden verzameld en vervolgens geanalyseerd.

51
New cards

Non-probability sample (Niet-waarschijnlijkheidssteekproef)

Een steekproef die niet geselecteerd is met een willekeurige steekproefmethode.

52
New cards

(Convenience) Gemakssteekproef

Een steekproef die geselecteerd wordt omdat hij beschikbaar is voor de onderzoeker.

53
New cards

Doelgerichte steekproef

Een steekproef waarbij de onderzoeker op een strategische manier cases of deelnemers wil selecteren, zodat de steekproeven relevant zijn voor de onderzoeksvragen die worden gesteld.

54
New cards

Sneeuwbalsteekproef

Een steekproef waarbij de onderzoeker in eerste instantie contact legt met een kleine groep mensen die relevant is voor het onderzoeksonderwerp en vervolgens deze contacten gebruikt om contacten te leggen met anderen.

55
New cards

Theoretische steekproef

Een term die vooral in de (grounded theory) geaarde theorie wordt gebruikt om te verwijzen naar doelgerichte steekproeven die worden uitgevoerd waarin theoretische overwegingen de selectie van cases en/of onderzoeksdeelnemers sturen.

56
New cards

Normaalverdeling

De neiging van data-punten om zich op een voorspelbare en symmetrische manier rond een centrale waarde te groeperen (in klok-vorm).

57
New cards

Onderzoeksdesign

Een structuur waarbinnen een onderzoeker gegevens verzamelt en analyseert.

58
New cards

Cross-sectioneel design

Een onderzoeksdesign waarbij gegevens van een steekproef worden verzameld op een enkel moment in de tijd waarbij associatie patronen/ relaties tussen twee of meer variabelen (meestal veel meer dan twee) centraal staan.

59
New cards

Longitudinaal design

Een onderzoeksdesign waarbij gegevens van een steekproef worden verzameld op ten minste twee momenten in de tijd waarbij associatie patronen/ relaties tussen twee of meer variabelen (meestal veel meer dan twee) centraal staan.

60
New cards

Casestudie

Een onderzoeksdesign waarbij een enkele casus gedetailleerd en intensief wordt geanalyseerd, waarbij een 'casus' een individu, groep of organisatie kan zijn.

61
New cards

Experiment, experimenteel

Een onderzoeksdesign dat alternatieve causale verklaringen van onderzoeksbevindingen uitsluit.

62
New cards

Quasi-experiment, quasi-experimenteel

Een onderzoeksdesign dat alternatieve causale verklaringen van onderzoeksbevindingen probeert uit te sluiten maar niet aan de volledige kenmerken van een experiment voldoet en daarmee minder hoge interne validiteit heeft.

63
New cards

Onderzoeksstrategie

Een algemene oriëntatie voor het uitvoeren van sociaal onderzoek.

64
New cards

Kwalitatief onderzoek

Onderzoek dat de nadruk legt op woorden in plaats van kwantificering bij het verzamelen en analyseren van gegevens.

65
New cards

Kwantitatief onderzoek

Kwantitatief onderzoek legt meestal de nadruk op kwantificering bij het verzamelen en analyseren van gegevens.

66
New cards

Onderzoeksvraag

Een expliciete verklaring, in de vorm van een vraag, over wat een onderzoeker van plan is te weten te komen.

67
New cards

Ontologie, ontologisch

In de sociale wetenschappen, een theorie over de aard van sociale entiteiten.

68
New cards

Objectivisme, objectivistisch

Een ontologische positie die stelt dat sociale fenomenen en hun betekenissen een bestaan hebben dat onafhankelijk is van sociale actoren.

69
New cards

Constructionisme, constructionistisch

Een ontologische positie die stelt dat sociale fenomenen en hun betekenissen voortdurend tot stand worden gebracht door sociale actoren.

70
New cards

Operationalisatie

Een term die oorspronkelijk in de natuurkunde werd gebruikt om te verwijzen naar de handelingen waarmee een concept wordt gemeten.

71
New cards

(Probability sample) Waarschijnlijkheidssteekproef

Een steekproef die willekeurig is geselecteerd (random sample) en waarbij elke eenheid in de populatie een gelijke kans heeft om geselecteerd te worden.

72
New cards

Clustersteekproef

Een steekproefprocedure waarbij de onderzoeker eerst een steekproef trekt (bekend als 'clusters') en vervolgens eenheden uit de clusters trekt.

73
New cards

(Simple random sample) Enkelvoudige aselecte steekproef

Een steekproef waarbij elke eenheid volledig toevallig is geselecteerd.

74
New cards

(Systematisc random sample) Systematische steekproef

Een steekproef waarbij eenheden worden geselecteerd uit een steekproefkader volgens vaste intervallen, zoals elke vijfde eenheid.

75
New cards

(Stratiefied random sample) Gestratificeerde aselecte steekproef

Een steekproef waarbij eenheden willekeurig worden gekozen uit een populatie die in categorieën (strata) is verdeeld.

76
New cards

Abductief redeneren, abductie

Een vorm van redeneren met sterke banden met inductie die sociaal-wetenschappelijke verslagen grondt in de perspectieven en betekenissen van deelnemers aan de betreffende sociale wereld.

77
New cards

Inductief, inductie

Een benadering van de relatie tussen theorie en onderzoek waarbij de onderzoeker de onderzoeksresultaten gebruikt om theorie te genereren.

78
New cards

Deductief, deductie

Een benadering van de relatie tussen theorie en onderzoek waarin de onderzoeker onderzoek uitvoert met verwijzing naar hypothesen en ideeën die zijn afgeleid uit de theorie.

79
New cards

Reflectiviteit, reflectief

Een reflectiviteit onder sociale onderzoekers over de implicaties, voor de kennis die ze genereren over de sociale wereld, van hun methoden, waarden, vooroordelen, beslissingen en loutere aanwezigheid in de situaties die ze onderzoeken.

80
New cards

Relatie

In statistische analyse vertegenwoordigt een relatie een verband tussen twee variabelen, waarbij de variatie in de ene variabele samenvalt met variatie in een andere variabele.

81
New cards

Negatieve relatie

Een relatie tussen twee variabelen waarbij als de ene toeneemt, de andere afneemt.

82
New cards

Positieve relatie

Een relatie tussen twee variabelen waarbij wanneer de ene toeneemt, de andere ook toeneemt.

83
New cards

(Spurious) valse relatie

Een relatie tussen twee variabelen wordt onjuist genoemd als het wordt veroorzaakt door de invloed van een derde variabele.

84
New cards

Correlatie

Een analyse van relaties tussen interval-/ratio variabelen en/of ordinale variabelen die de sterkte en richting van de relatie tussen hen probeert te beoordelen.

85
New cards

Pearson's r

Een maat voor de sterkte en richting van de relatie tussen interval/ratio variabelen.

86
New cards

Steekproef

In sociaal-wetenschappelijk onderzoek is de steekproef meestal het deel van de populatie dat geselecteerd wordt voor onderzoek.

87
New cards

Populatie

Het geheel van eenheden waaruit een steekproef moet worden getrokken.

88
New cards

(Sampling bias) Steekproefbias

Een vertekening in de representativiteit van een steekproef als gevolg van het feit dat sommige leden in het steekproefkader weinig of geen kans hebben geselecteerd te worden voor opname in de steekproef.

89
New cards

(Sampling error) Steekproeffout

Verschillen tussen een willekeurige steekproef en de populatie waaruit deze is geselecteerd.

90
New cards

Theorie

Een groep ideeën die tot doel heeft iets te verklaren, in dit geval de sociale wereld.

91
New cards

Transcriberen

Het uitschrijven van een tekstuele versie van een opgenomen interview of focusgroepsessie of, bij gespreksanalyse, van een natuurlijk gesprek.

92
New cards

Triangulatie

Het gebruik van meer dan één methode of gegevensbron in de studie van een sociaal fenomeen, zodat de bevindingen kruiselings gecontroleerd kunnen worden.

93
New cards

Univariate analyse

De analyse van één variabele tegelijk.

94
New cards

Variabele

Een meetbaar kenmerk waarop variatie mogelijk is.

95
New cards

Afhankelijke variabele

Een variabele die beïnvloed wordt door een andere variabele.

96
New cards

Onafhankelijke variabele

Een variabele die een invloed heeft op een andere variabele (dat wil zeggen, op een afhankelijke variabele).

97
New cards

Dichotome variabele

Een variabele met slechts twee categorieën.

98
New cards

Nominale variabele

Een variabele die categorieën bevat die niet gerangschikt kunnen worden.

99
New cards

Ordinale variabele

Een variabele waarvan de categorieën kunnen worden gerangschikt (zoals bij interval- en ratiovariabelen), maar waarbij de afstanden tussen de categorieën niet gelijk zijn over het bereik.

100
New cards

Ratiovariabele

Een intervalvariabele met een echt nulpunt.