Menselijke biologie en genetica Samenvatting

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/98

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Flashcards for reviewing human biology and genetics lecture notes in Dutch.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

99 Terms

1
New cards

Wat is een atoom?

De kleinste eenheid van materie.

2
New cards

Wat zijn de 4 types organische moleculen die door levende wezens gemaakt worden?

Proteïnen, koolhydraten, vetten en nucleïnezuren.

3
New cards

Wat zijn de belangrijkste eigenschappen van water?

Een uitstekend oplosmiddel, vloeibaar bij lichaamstemperatuur, kan warmte-energie opnemen en vasthouden, verdamping verbruikt warmte-energie, neemt deel aan essentiële chemische reacties.

4
New cards

Wat is een hydrofiele molecule?

Polaire moleculen die worden aangetrokken door water en gemakkelijk met water interageren.

5
New cards

Wat is een hydrofobe molecule?

Apolaire, neutrale moleculen die niet interageren met of oplossen in water.

6
New cards

Wat doen buffers?

Helpen een stabiele pH in lichaamsvloeistoffen te behouden door overmaat aan OH- of H+ op te nemen.

7
New cards

Wat is dehydratatie synthese?

Het verwijdert equivalent van een watermolecuul om moleculaire eenheden te koppelen.

8
New cards

Wat is hydrolyse?

Het voegt het equivalent van een watermolecuul toe om macromoleculen uit elkaar te halen.

9
New cards

Wat zijn koolhydraten?

Suikers, zijn nodig voor energie en structurele ondersteuning.

10
New cards

Wat zijn de monosachariden?

glucose, fructose, galactose, ribose, deoxyribose

11
New cards

Wat zijn de disachariden?

sucrose, maltose, lactose

12
New cards

Wat zijn de polysachariden?

zetmeel, glycogeen, cellulose

13
New cards

Wat zijn de 3 belangrijke types Lipiden?

Energieopslagmoleculen, belangrijkste component van celmembranen, op koolstof gebaseerde ringstructuren.

14
New cards

Waar is een triglyceride uit samengesteld?

Glycerol en drie vetzuurmoleculen

15
New cards

Waar is een fosfolipide uit samengesteld?

Glycerol + twee vetzuren en fosfaatgroep.

16
New cards

Waar is een steroïde uit samengesteld?

een complexe vetstructuur, samengesteld uit vier carbonringen.

17
New cards

Wat zijn voorbeelden van structurele Proteïnen?

Keratine en collageen.

18
New cards

Waaruit bestaat een aminozuur?

Bestaat uit amino-uiteinde, carboxyl-uiteinde, R-groep.

19
New cards

Wat is de primaire structuur van een proteïne?

De opeenvolging van aminozuren.

20
New cards

Wat is de secundaire structuur van een proteïne?

alfa-helix en beta geplooide platen.

21
New cards

Wat is de tertiaire structuur van een proteïne?

De driedimensionale vorm.

22
New cards

Wat is de kwartaire structuur van een proteïne?

2 of meer polypeptideketens die aan elkaar gelinkt worden

23
New cards

Wat is denaturatie?

Permanente verstoring van de eiwitstructuur.

24
New cards

Wat zijn nucleïnezuren?

Lange ketens van nucleotiden; slaan genetische info op.

25
New cards

Wat doet DNA?

slaat info op over hoe zichzelf te repliceren, specificeert de volgorde waarin aminozuren geordend zijn in een proteïne, bevat instructies om RNA te produceren.

26
New cards

Wat doet RNA?

Beveat instructies om proteïnes te produceren, kan uit de celkern om info over te brengen naar het cytoplasma.

27
New cards

Wat is ATP?

Een universele energiebron.

28
New cards

Wat is de kern van een eukaryote cel?

Een membraangebonden compartiment dat genetisch materiaal vd cel herbergt en functioneert als 'infocentrum'.

29
New cards

Wat zijn organellen?

Membraangebonden structuren met gespecialiseerde functies, bv. verteren voedsel, verpakken cellulaire producten.

30
New cards

Waardoor wordt de efficiëntie bevordert in kleine cellen?

Verwerving van voedingsstoffen en verwijdering van afvalstoffen.

31
New cards

Wat zijn structurele kenmerken van de kern?

Dubbellaags kernmembraan, nucleaire poriën, chromosomen/ chromatine, nucleolus.

32
New cards

Wat is de functie van ribosomen?

Verantwoordelijk voor eiwitsynthese.

33
New cards

Wat doen vrij zwevende ribosomen en gebonden ribosomen?

produceren meestal eiwitten voor direct gebruik door cel, laten eiwitten los id plooien vh ER.

34
New cards

Wat is het Endoplasmatisch Reticulum (ER)?

Het productiecentrum.

35
New cards

Wat is het Golgi-apparaat?

Het verfijnt gesynthetiseerde substantie vanuit het ER tot finale producten, Deze producten worden verpakt in blaasjes en verzonden naar andere locaties in de cel of naar het celmembraan voor export.

36
New cards

Wat zijn de functies van blaasjes?

Omsluiten en vervoeren producten vh ER en Golgi-apparaat, bevatten producten bestemd voor export uit de cel, omsluiten bacteriën en grondstoffen uit extracellulaire omgeving, bevatten enzymen zo krachtig dat ze binnen blaasje moeten blijven om rest vd cel niet te beschadigen .

37
New cards

Wat zijn mitochondriën?

Leveren het grootste deel van bruikbare energie, "energiecentrale" vd cel

38
New cards

Wat is vet?

Triglyceriden, is langdurige energieopslag bij dieren.

39
New cards

Wat doet het Cytoskelet?

Ondersteunt en verankert ook andere cellulaire structuren.

40
New cards

Wat zijn Cilia?

Trilharen, verplaatsen materialen.

41
New cards

Wat zijn Flagella?

Laten spermatozoa zwemmen.

42
New cards

Wat doen centriolen?

Zijn betrokken bij celdeling.

43
New cards

Wat doet het Plasmamembraan?

Scheidt een cel van zijn omgeving, en is selectief doorlaatbaar, maakt overdracht van informatie tussen omgeving en cel mogelijk.

44
New cards

Waar is het Plasmamembraan uit opgebouwd?

Fosfolipiden, cholesterol en enkele proteïnen

45
New cards

Op welke manieren doorkruisen moleculen het plasmamembraan?

Passief transport (diffusie en osmose), actief transport, endocytose en exocytose

46
New cards

Wat is diffusie?

Beweging van moleculen van één gebied naar een ander

47
New cards

Wat is osmose?

Netto diffusie van water over een selectief doorlatend membraan.

48
New cards

Wat is actief transport?

Het verplaatst stoffen van een gebied met een lagere concentratie naar een gebied met een hogere concentratie.

49
New cards

Wat doet endocytose?

Verplaatst materialen in de cel.

50
New cards

Wat doet exocytose?

Verplaatst materialen uit de cel

51
New cards

Hoe kan informatie worden overgedragen over het plasma membraan?

Receptoreiwitten overspannen het membraan ® kunnen informatie ontvangen en doorgeven overheen het membraan

52
New cards

Wat doet de natrium-kaliumpomp?

Natrium (Na+)-kalium (K+) pomp verdrijft ongewenste ionen (Na+), slaat de benodigde op (K+) en handhaaft het cel volume.

53
New cards

Wat is Toniciteit?

Relatieve concentratie van opgeloste stoffen in twee vloeistoffen.

54
New cards

Wat is Metabolisme?

Som van alle chemische reacties in een organisme.

55
New cards

Wat is anabolisme?

grotere moleculen samengesteld uit kleinere

56
New cards

Wat is katabolisme?

grotere moleculen worden afgebroken

57
New cards

Wat gebeurt er tijdens glycolyse?

Glucose wordt gesplitst in 2 pyruvaat moleculen

58
New cards

Waar bestaan weefsels uit?

Bestaan uit cell groepen met gelijkaardige functie.

59
New cards

Wat zijn de 4 soorten weefsels?

Zijn epitheliale, bind-, spier-, en zenuwweefsels.

60
New cards

Wat doen Epitheelweefsels?

Omringen lichaamsoppervlakken en -holtes

61
New cards

Wat doen exocriene klieren ?

Scheiden producten af in een hol orgaan of kanaal.

62
New cards

Wat doen endocriene klieren?

Scheiden hormoonstoffen af in de bloedbaan.

63
New cards

Wat is squameus epitheel?

• Één of meer lagen platte cellen.

64
New cards

Wat is cuboïdaal epitheel?

Kubusvormige cellen.

65
New cards

Wat is columnair epitheel?

Lange, rechthoekige cellen

66
New cards

Wat is een basaal- of keldermembraan ?

Een ondersteunende non-cellulaire laag onder het epitheel weefsel.

67
New cards

Wat zijn tight junctions?

sluiten plasmamembranen van aangrenzende cellen zo stevig samen dat er niets tussen de cellen kan komen

68
New cards

Wat zijn adhesion junctions?

Eiwit filamenten staan enige beweging toe tussen cellen zodat weefsels kunnen uitrekken en buigen

69
New cards

Wat zijn gap junctions?

Verbindingskanalen gemaakt van eiwitten die beweging van ionen of watertoestaan tussen aangrenzende cellen.

70
New cards

Wat is de functies van bindweefsel?

Ondersteunt zachtere organen in het lichaam (tegen zwaartekracht), verbindt verschillende delen van het lichaam (botten, gewrichten), slaat vet op, produceert bloedcellen.

71
New cards

Wat is collageen?

Proteïnes, kracht, flexibiliteit.

72
New cards

Wat is elastisch?

Proteïne elastine; stretching.

73
New cards

Wat is reticulair?

Dunnere collageen vezels; intern structureel netwerk zachte org.

74
New cards

Waar bestaat kraakbeen uit?

Bestaat uit vnl collageenvezels in basis-substantie die veel water bevat

75
New cards

Waar bestaat bot uit?

Bestaat vnl harde minerale afzettingen van calcium en fosfaat

76
New cards

Waar bestaat bloed uit?

Bestaat uit vloeibare matrix van plasma, bloedplaatjes, rode en witte bloedcellen

77
New cards

Waar bestaat vetweefsel uit?

Bestaat uit vnl vetcellen

78
New cards

Waar bestaat spierweefsel uit?

Dicht opeengepakte cellen die kunnen samentrekken waardoor beweging kan ontstaan

79
New cards

Waar zijn skeletspieren aan verbonden?

Verbonden met pezen, die vastgehecht zijn aan botten

80
New cards

Hoe activeren hartspieren zich?

Cellen activeren elkaar.

81
New cards

Waar bevinden gladde spieren zich in?

Omringen holle structuren

82
New cards

Wat is de functie van zenuwweefsel?

Vormt een snel communicatienetwerk voor het lichaam

83
New cards

Wat zijn organen?

Structuren die bestaan uit twee of meer samengevoegde weefseltypes die één of meer specifieke functies uitvoeren

84
New cards

Waar bestaat Weefselmembranen uit?

Is een laag bindweefsel en (op één uitzondering na) een laag epitheelcellen die elke lichaamsholte bekleden en onze huid vormen

85
New cards

Wat doen sereuze membranen?

Bekleden en smeren interne lichaamsholtes.

86
New cards

Wat doen slijmvliezen?

Bekleden luchtwegen, spijsverterings- en voortplantingskanaal

87
New cards

Wat doen synoviale membranen ?

Bekleden zeer dunne holtes tussen botten in beweegbare gewrichten

88
New cards

Wat doen huidmembranen?

Vormen buitenste bedekking (huid)

89
New cards

Wat zijn functies van huid?

Beschermt tegen uitdroging, beschermt tegen verwondingen, dient als verdediging tegen micro-organismen, reguleert de lichaamstemperatuur, maakt vitamine D aan, sensatie

90
New cards

Waar bestaat buitenste bedekking (huid) uit?

Opperhuid en lederhuid

91
New cards

Waar bestaat skeletstelsel uit?

Bestaan uit botten, ligamenten en kraakbeen

92
New cards

Wat is de structuur van het bot?

een harde, stijve uiterlijk door niet-levende extracellulaire kristallen van calciummineralen

93
New cards

Wat doen Chondroblasten?

Bezig met kraakbeenvormende cellen die model van toekomstige bot vormen.

94
New cards

Wat doen osteoblasten?

Bezig met jonge botvormende cellen die zorgen dat harde extracellulaire matrix van bot ontwikkelt.

95
New cards

Wat doen ligamenten?

Hechten botten aan elkaar; verlenen kracht/ stevigheid aan bepaalde gewrichten, terwijl ze nog steeds beweging van botten ten opzichte van elkaar mogelijk maken

96
New cards

Wat is het effect van bijschildklierhormoon (PTH) op de calciumspiegel in het bloed? & Wat is het effect van calcitonine op de calciumspiegel in het bloed?

Werd secretie neemt toe als bloedspiegels Ca++ dalen & secretie neemt toe bij hoge bloedspiegels Ca++

97
New cards

Wat is de functie van het axiale skelet?

Deel van het skelet dat de middellijn van het lichaam vormt

98
New cards

Wat doet het axiale skelet?

Vormt de middellijn van het lichaam.

99
New cards

Waar bestaat het axiale skelet uit?

Schedel, borstbeen, ribben, wervelkolom