Statistiek algemene begrippenlijst Flashcards

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/92

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Flashcards with key vocabulary terms and definitions from the lecture notes.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

93 Terms

1
New cards

Anonimiteit

De identiteit van een persoon is niet bekend of als hij die niet bekend wenst te maken.

2
New cards

Aselecte steekproef

Steekproefmethode waarbij je willekeurig een steekproef selecteert. Ook wel kanssteekproef genoemd.

3
New cards

Beck’s Depression Scale

Geeft een eindscore voor de mogelijke aanwezigheid van depressie.

4
New cards

Categorische variabelen

Grootheid die op nominale of ordinale schaal gemeten is, waarvan de waarden geen meetbare hoeveelheden voorstellen.

5
New cards

Analyseren

Grondig onderzoeken en ontleden van iets.

6
New cards

Analytic codes

Beschrijven de betekenis van specifieke stukken tekst; komen deels uit literatuur, deels uit verzamelde gegevens.

7
New cards

Anoniem onderzoek

Bij dataverzameling worden geen persoonsgegevens verzameld.

8
New cards

Aspect

Een kant of een zijde.

9
New cards

Attribute codes

Vaak achtergrond of demografische informatie van de respondent; maakt het mogelijk op kenmerken te zoeken of sorteren.

10
New cards

Betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid

Het tot stand brengen van een vertrouwensrelatie tussen onderzoeker en deelnemer.

11
New cards

CAPS

Constructs, association, population, setting. (onderzoeksvraag van een correlationeel verband herken je hieraan)

12
New cards

Case-study logic

Onderzoeker gaat op zoek naar specifieke individuen die belangrijke informatie kunnen geven.

…is een onderzoeksaanpak waarbij je één of enkele gevallen diepgaand onderzoekt om een complex verschijnsel te begrijpen. De nadruk ligt op context, processen en het ‘hoe’ en ‘waarom’ van wat er gebeurt.

Voorbeeld:
Een school wordt onderzocht om te begrijpen waarom zij succesvol omgaan met gedragsproblemen, door te kijken naar beleid, cultuur en aanpak.

13
New cards

Causaliteit

Een verandering in de ene variabele veroorzaakt de verandering in de andere variabele.

14
New cards

Conceptuele definitie

Begrip/theoretisch concept definiëren.

15
New cards

Controleerbaar

Met bijvoorbeeld peer review.

16
New cards

Controleerbaarheid

De mate waarin het mogelijk is betrouwbare gegevens te verkrijgen uit een inspectie.

17
New cards

Correlationeel onderzoek

Onderzoekers kijken hierin naar relaties tussen eigenschappen.

18
New cards

Data management (plan)

Data opslag tijdens en na afloop van het onderzoek, delen van data met andere onderzoekers. De manier waarop een onderzoeker omgaat met vertrouwelijke gegevens legt hij vast in een … 

19
New cards

Deductief onderzoek

Afleiden van specifieke toetsbare verwachtingen vanuit (voorlopige) theorie.

Een benadering van wetenschappelijk onderzoek waarbij je vertrekt van een algemene theorie of hypothese en vervolgens probeert te toetsen of die theorie klopt in de praktijk, meestal via observaties of data. (theorie—>data)

20
New cards

De-identificatie

Verwijst naar technieken die persoonlijke identificatiegegevens verwijderen.

21
New cards

Dekkingsfouten

Kunnen een vertekening van de werkelijkheid veroorzaken; treden op wanneer niet alle leden van de doelgroep een kans hebben om geselecteerd te worden.

22
New cards

Enkelvoudige aselecte steekproef

Een willekeurig gekozen subset van een populatie.

23
New cards

Externe validiteit

De mate waarin je de resultaten van je onderzoek kunt generaliseren naar andere omstandigheden en groepen.

24
New cards

Focusgroepen

Kwalitatieve onderzoeksmethode waarbij een groep mensen wordt samengebracht om te discussiëren over een vooraf bepaald onderwerp.

25
New cards

Inductie

Vorm van redeneren waarbij je van het bijzondere naar het algemene gaat. (data—>theorie)

Bij … werk je van data naar theorie. Je begint met observaties of interviews en ontwikkelt daaruit thema’s of theorieën. Veel gebruikt in kwalitatief onderzoek.

Voorbeeld:
Je interviewt mantelzorgers en ontdekt terugkerende thema’s zoals vermoeidheid → je bouwt een theorie over hun belasting.

26
New cards

Doelgerichte steekproef

De onderzoeker gaat op zoek naar participanten die voldoen aan hele specifieke voorwaarden.

27
New cards

Empirisch

Gebaseerd op systematische waarnemingen. (zintuigen en instrumenten)

28
New cards

Falsifieerbaar

Een theorie moet weerlegd kunnen worden aan de hand van verzamelde gegevens.

…betekent dat een theorie of hypothese weerlegd kan worden door waarnemingen of data. Het is belangrijk omdat het een criterium is voor wat wetenschappelijk toetsbaar is.

Waarom van belang?

  • Het voorkomt dat onderzoekers alleen zoeken naar bevestiging.

  • Het zorgt dat theorieën kritisch getest kunnen worden.

  • Alleen uitspraken die fout bewezen kunnen worden, zijn echt wetenschappelijk.

29
New cards

Field notes

Noteer je observaties en activiteiten die je tegenkomt tijdens het veldwerk.

30
New cards

Fundamenteel (basic)

Onderzoeksvraag is gericht op de ontwikkeling van kennis, theorieën en voorspellingen.

31
New cards

Gatekeeper

Het verkrijgen van toegang tot een site verloopt via een …

32
New cards

Gemakssteekproef

De onderzoeker gebruikt participanten die eenvoudig te bereiken zijn.

33
New cards

Gestratificeerde steekproef

Bestaat uit de combinatie van meerdere steekproeven getrokken uit subgroepen in de populatie. De groep deelnemers wordt opgedeeld in lagen (strata) en daaruit worden willekeurige steekproeven getrokken om representatieve gegevens te verkrijgen.

Het doel is om ervoor te zorgen dat elke subgroep evenredig is vertegenwoordigd in de steekproef, wat de nauwkeurigheid van de resultaten vergroot.

34
New cards

Going native

De onderzoeker kan te betrokken raken bij deze mensen.

35
New cards

Hawthorne effect

Het feit dat de participanten weten dat ze geobserveerd worden.

…treedt op wanneer mensen hun gedrag aanpassen omdat ze weten dat ze geobserveerd worden.

Voorbeeld: Werknemers werken harder tijdens een onderzoek, ook al verandert er niets aan hun werkomstandigheden.

36
New cards

Heterogene groep

Breed scala aan ervaringen in een groep.

37
New cards

Homogene groep

Een groep die bepaalde kenmerken delen.

38
New cards

Inconveniece sample

Een verzameling gebeurtenissen die maken dat de onderzoeker de interpretaties in twijfel moet trekken.

…deelnemers of gegevens moeilijk toegankelijk zijn voor de onderzoeker. Het kost veel tijd, moeite of middelen om ze te bereiken. Het wordt vaak gebruikt wanneer de populatie zeldzaam of verspreid is.

Voorbeeld: Onderzoek doen naar ouderen met een zeldzame ziekte in afgelegen dorpen. Deze groep is moeilijk te vinden en te bereiken, dus de steekproef is een inconvenience sample.

39
New cards

Index codes

Vertegenwoordigen grote stukken tekst en geven brede/algemene onderwerpen aan.

Codes die worden toegekend aan categorische data om die meetbaar en verwerkbaar te maken. Bijvoorbeeld: 1 = basisonderwijs, 2 = middelbaar, 3 = hoger.

  • meestal kwantitatief, maar soms kwalitatief

40
New cards

Iteratief proces/cyclisch proces

Werkwijze waarbij je stappen herhaaldelijk doorloopt, verfijnend en verbeterend.

41
New cards

Key informant

Als de onderzoeker participeert in de groep, dan is er een persoon waar veel meer mee gesproken wordt dan met de rest.

42
New cards

Memo’s

Aantekeningen die de onderzoeker voor zichzelf maakt tijdens het hele onderzoeksproces.

Reflectieve notities waarin je als onderzoeker nadenkt over betekenis, patronen, theorieën of emoties die opkomen tijdens het analyseren of verzamelen van data.

zijn later bruikbaar voor het schrijven van het onderzoeksrapport

43
New cards

Populatie

De gehele groep aan personen die centraal staat.

44
New cards

Inferentie proces

Veel onderzoekers willen resultaten van hun onderzoek kunnen generaliseren naar een grotere groep mensen.

Het trekken van conclusies over een populatie op basis van gegevens uit een steekproef.

Voorbeeld: Op basis van 200 studenten waarvan 20% rookt, schatten dat 20% van álle studenten rookt.

45
New cards

Informant

Een geïnterviewde specialist op het gebied van iets wat te maken heeft met hetgeen dat wordt onderzocht.

46
New cards

Integriteit

Streven om nauwkeurigheid, waarheidsgetrouw en eerlijk te zijn in rol van onderzoeker.

47
New cards

Interne validiteit

Alternatieve verklaringen voor de gevonden relatie moeten zijn uitgesloten.

48
New cards

Kwalitatief

Gegevens die bestaan uit woorden en betekenissen.

49
New cards

Kwalitatief interview

Gesprek waarin de interviewer vragen stelt aan de geïnterviewden over ideeen, motieven, ervaringen en gedragingen.

50
New cards

Kwantitatief

Gegevens die bestaan uit getallen en statistiek.

51
New cards

Kwantitatieve variabelen

Kan in een getal worden uitgedrukt; getallen geven de hoeveelheid aan.

52
New cards

Moderator

Iemand die het interview afneemt bij een focusgroep.

53
New cards

Niet-participerend observatieonderzoek

Wanneer de onderzoeker de mensen bestudeert terwijl hij zelf buiten de groep blijft.

54
New cards

Niet-systematisch observatieonderzoek

Fenomenen waar naar gekeken wordt zijn niet van tevoren vastgesteld.

55
New cards

Non-response

Het niet meedoen of niet beantwoorden van vragen.

56
New cards

Non-responsfouten

Kunnen een vertekening van de werkelijkheid veroorzaken.

… ontstaan als mensen uit je steekproef niet reageren, waardoor je resultaten vertekend kunnen zijn. De uitkomsten zijn dan mogelijk niet representatief.

Voorbeeld:
Bij een enquête over stress reageren alleen studenten die weinig stress hebben → je krijgt een vertekend beeld.

57
New cards

Onverhuld observatieonderzoek

Participanten weten niet dat ze geobserveerd/bestudeerd worden.

58
New cards

Oorzaak-gevolg verband

Een relatie waarbij één gebeurtenis (de oorzaak) een andere gebeurtenis (het gevolg) veroorzaakt. (roken—>kanker)

59
New cards

Operationele definitie

Meetinstrument kiezen/bepalen.

60
New cards

Participerend observatieonderzoek

Wanneer de onderzoeker de mensen bestudeert door een deel van de groep te worden.

61
New cards

Populatie

De groep mensen die de onderzoeker wilt onderzoeken.

62
New cards

Probabilistisch

De leer van waarschijnlijkheid. Uitspraken binnen een theorie gelden niet voor alle gevallen of op elk moment in de tijd. (bv alle raven zijn zwart)

Uitspraken zijn gebaseerd op kans! Dit betekent dat er variabiliteit en onzekerheid is in de uitkomst.

63
New cards

Quota steekproef

Een doelgerichte of gemakssteekproef met een voorwaarde voor aantallen binnen groepen.

64
New cards

Reactiviteit

Het gedrag van een participant wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de onderzoeker.

65
New cards

Respondent

Iemand die meewerkt aan een onderzoek door zijn mening te geven.

66
New cards

Rosenberg’s Self-Esteem Scale

Psychologische vragenlijst die is ontworpen om mensens hun zelfwaardering te laten beoordelen.

67
New cards

Saturatie

Ontstaat als de antwoorden op interviewvragen je geen nieuwe informatie meer opleveren.

Het punt waarop je in je onderzoek geen nieuwe informatie of inzichten meer krijgt.

68
New cards

Secundaire data

Alle vormen van informatie die al is verzameld door andere onderzoekers.

69
New cards

Selecte steekproef

Steekproefmethode die gebruikmaakt van niet-willekeurige criteria.

70
New cards

Sociale fenomen

Alle gedragingen die van invloed zijn op of worden beïnvloed door mensen.

71
New cards

Reproduceerbaarheid

Een onderzoek is … als iemand bestaande data opnieuw analyseert.

72
New cards

Sample for range

Onderzoeker gaat op zoek naar een zo breed mogelijk scala aan ervaringen.

… betekent dat je een steekproef kiest die zoveel mogelijk variatie bevat, om het hele bereik aan ervaringen of perspectieven in beeld te brengen.

Voorbeeld:
In een studie naar werkstress kies je mensen van verschillende leeftijden, sectoren en werkdrukniveaus.

73
New cards

Schaalscore

Ontstaat wanneer verschillende antwoorden worden samengevoegd.

… is een totaalscore gebaseerd op meerdere vragen over hetzelfde onderwerp. Het geeft een samengevatte meting van een abstract begrip, zoals motivatie of tevredenheid.

Voorbeeld:
Vijf vragen over motivatie worden beantwoord op een 1-5 schaal → de totaalscore van alle antwoorden is de schaalscore.

vb Beck’s depression scale

74
New cards

Setting

Specifieke plek/locatie waar het onderzoek zich op richt.

75
New cards

Site

Waar, in welke context.

76
New cards

Sneeuwbal steekproef

Doelgerichte steekproef waar de onderzoeker de deelnemers vraagt een of meer anderen aan te bevelen.

77
New cards

Spaarzaam (parsimonius)

Als een eenvoudige theorie volstaat, is het niet nodig om deze complexer te maken.

78
New cards

SPI(C)E

Setting, Perspective/Population, Interest, Comparison, Evaluation.

79
New cards

Steekproef

Een groepje mensen uit de hele populatie waar we uiteindelijk de data van verzamelen.

80
New cards

Systematisch observatieonderzoek

Fenomenen waar naar gekeken wordt zijn van tevoren vastgesteld.

81
New cards

Toegepast

Onderzoeksvraag is gericht op de ontwikkeling van technieken, producten en procedures.

82
New cards

Transparantie

Het moment dat je je authenticiteit naar buiten communiceert.

83
New cards

Triangulatie

Het combineren van verschillende manieren om dezelfde onderzoeksvraag te beantwoorden.

…is het gebruik van meerdere methoden, bronnen of onderzoekers om een onderzoeksvraag te benaderen. Dit verhoogt de betrouwbaarheid en validiteit van de resultaten.

Voorbeeld:
Een onderzoek naar schoolveiligheid gebruikt interviews, enquêtes en gesprekken met ouders én docenten om een volledig beeld te krijgen.

84
New cards

Verklaringsmodellen

Via de analyse van de verzamelde gegevens komt de onderzoeker tot beschrijvingen van die theorieën.

85
New cards

Verstandhouding (rapor)

Hechte en harmonieuze relatie tussen twee mensen met empathische aandacht en communicatie.

86
New cards

Vertrouwelijkheid

Een gegeven alleen te benaderen is door iemand die gemachtigd is het gegeven te benaderen.

87
New cards

Transcript

De omzetting van gesproken taal in geschreven tekst.

88
New cards

Variabele

Wanneer een begrip eenmaal is geoperationaliseerd, resulteert dit in een …

89
New cards

Verhuld observatieonderzoek

Participanten weten dat ze geobserveerd/bestudeerd worden.

90
New cards

Vertrouwelijk onderzoek

Onderzoekers voorkomen dat persoonlijke data van de respondenten bekend worden.

91
New cards

Sequentiële steekproef

steekproefmethode waarin de criteria waaraan respondenten moeten voldoen tijdens het onderzoek worden aangepast. In het begin mag iedereen uit de doelpopulatie in de steekproef worden opgenomen, later worden respondenten met specifieke kenmerken gezocht. (gemaks sp—>doelgerichte sp)

92
New cards

Wetenschappelijke of theoretische doelen (doel van onderzoeksartikel)

wat de onderzoekers te weten willen komen wat eerder nog niet bekend was. Het gaat hierbij dus om kennis toevoegen aan de bestaande literatuur.

93
New cards

Maatschappelijke of praktische doelen (doel van ondrezoeksartikel)

wat anderen/de mensen vervolgens in de maatschappij of het dagelijks leven met deze nieuwe kennis kunnen doen.