1/29
toets van 13/10
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
le bandage
het verband
le casque (de sécurité)
de (veiligheids)helm
le désinfectant
het ontsmettingsmiddel
le gant
de handschoen
le massage cardiaque
de hartmassage
l’outil (m)
het gereedschap
le pansement
de pleister
le plâtre
het gips
le secouriste
de hulpverlener
les (services de) secours (m pl)
de hulpdiensten
la brûlure
de brandwonde
la plaie
de wonde
la sécurité
de veiligheid
la solution
de oplossing
la tenue (vestimentaire)
de kledij
l’urgence (f)
de spoed
la victime
het slachtoffer
(in)conscient(e)
(niet) bij bewustzijn
avaler
inslikken
débrancher
uitschakelen
monter sur
klimmen op
s’évanouir
flauwvallen
se noyer
verdrinken
(se) protéger (de)
(zich) beschermen (tegen)
se servir de
gebruiken van
toucher
aanraken
trébucher
struikelen
avoir mal à
pijn hebben aan
en cas de
in geval van
perdre connaissance
het bewustzijn verliezen