italiaans 2 M

il coma

coma

l’agonia

doodstrijd

il tessuto

weefsel

rigettare

afstoten

la capsula

kroon (tand)

l’apparecchio

beugel

il tartaro

tandsteen

la gengiva

tandvlees

la siringa

spuit

l’iniezione

injectie

iniettare

injecteren

la flebo

infuus

la pomata

zalf

la supposta

zetpil

la fascia

verband

la fasciatura

verband

mutare

veranderen

lo stupefacente

drug

lo spinello

joint

i sintomi da astinenza

ontwenningsverschijnselen

recidivare

terugvallen

la guida in stato di ebbrezza

rijden onder invloed

riempire

vervullen

la goia

vreugde

improvviso

onverwacht

l’animo

hart, geest, gemoed

lo stato d’animo

gemoedstoetstand

il calore

hartelijkheid

caloroso

hartemijk

godere

genieten

appassionato

gepassioneerd

spasimare

smachten

la stima

achting

stimare qc/qu

iets/iemand waarderen

temere

vrezen

sfogarsi

stoom afblazen, zich uitleven

lo sgarbo

onbeleefdheid

sgarbato

lomp

lo schiaffo

klap

schiaffeggiare

een klap in het gezicht geven

far arrabbiare

kwaad maken

arrabbiarsi

kwaard worden

arrabbiato

kwaad

furioso

woedend

incavolarsi

kwaad worden

incavolato

kwaad

istintivo

instinctief

il senso

zin, gevoel

suscitare

opwekken

la provocazione

provocatie

geloso

jaloers

la gelosja

jaloezie

aspettativa

verwachting

la delusione

teleurstelling

la confusione

verwarring

indifferenza

onverschilligheid

decidere

besluiten

definie

definiëren

sconvolgere

in de war sturen

la mente

geest

comprendere

begrijpen

la facilità

gemakkelijkheid

la difficoltà

ingewikkelheid

affrontare

aanpakken

risolvere

oplossen

preoccupato

ongerust

l’immaginiazione

verbeelding

la probabilità

waarschijnlijkheid

ricordare qu/qc

denken aan

negare

ontkennen

combinare

tot stand brengen

ragionevole

redelijk

snobbare

neerkijken op

ignorare

negeren

il cafone

lomperik

pencarsi

eraan denken, ervoor zorgen

riflettere

overwegen

l’ottimismo

optimisme

pessimismo

pessimisme

svogliato

ongeïnteresseerd

l’ambizione

ambitie

astuto

slim, sluw

l’astuzia

sluwheid

furbo

listing, slim

la furbizia

sluwheid, slimheid

cinico

cynisch

sorridere

glimlachen

vantarsi

opscheppen, trots zijn

fine

fijn, scherp, verfijnd

generoso

genereus

la sincerità

eerlijkheid, oprechtheid

leale

loyal

la lealtà

loyaliteit

sleale

ontrouw

orgoglioso

trots

lo stronzo

klootzak

la stronzata

stommiteit

combinare una stronzata

een stommiteit begaan

pauroso

bang

pignolo

moeilijk (doen)