frans examenidioom 1-5

vraiment

echt

appartenir à

behoren tot

la ressemblance

de gelijkenis

réciproque

wederzijds

la naissance

de geboorte

le conjoint

de echtgenoot

avis

mening

gâter

verwennen

se disputer

ruzie maken

mal élevé

slecht opgevoed

détester

een hekel hebben aan

confier

toevertrouwen

plaire à

bevallen, in de smaak vallen

enciente

zwanger

consacrer à

wijden aan, besteden aan

fréquenter

omgaan met

apprendre

vernemen

reponsable de

verantwoordelijk voor

abandonner

in de steek laten

se convertir à

zich bekeren tot

la rupture

de breuk, het verbreken

la pauvreté

de armoede

le chagrin

het verdriet

insupportable

onuitstaanbaar

porter plainte

een klacht indienen

le deuil

de rouw

le cimetière

de begraafplaats

un enterrement

een begrafenis

la douleur

het verdriet

la veuve

de weduwe

le décès

het overlijden

rare

zeldzaam

le soutien

de steun

compréhensif

begripvol

faire appel à

een beroep doen op

conseiler

aanraden

la convivialité

de gezelligheid

célibataire

vrijgezel

le courrier

de post

le désir

het verlangen

les coordonnées

de persoonlijke gegevens

le prénom

de voornaam

le nom de famille

de achternaam

le lieu de naissance

de geboorteplaats

la date de naissance

de geboortedatum

le domicile

de woonplaats

le bonheur

het geluk

l'amitié

de vriendschap

mineur, mineure

minderjarig

mourir

sterven

chaleureux, chaleureuse

hartelijk

aîne

oudste

cadet

jongste

plaire

leuk vinden

une pièce d'identité

identiteitsbewijs

l'Education nationale

het onderwijs

la plupart

de meeste

la solution

de oplossing

la conception

het begrip, de opvatting

les connaissances

de kennis

le proviseur

de rector

redoubler

overdoen, blijven zitten

décevant

teleurstellend

poursuivre

vervolgen, voortzetten

obtenir

halen, behalen

la filière

de richting, de studierichting

l'œvre

het werk

le dessin

de tekening

être en train de

bezig zijn te, bezig zijn met

se tromper

zich vergissen

commettre

begaan

un emploi du temps

een rooster

rendre

teruggeven

contraindre à

dwingen

un oral

een mondeling (examen)

efficace

doeltreffend

la condition

de omstandigheid

faire peuvre de

blijk geven van

indifférent

onverschillig

le prétexte

het smoesje, het voorwendsel

rattraper

inhalen

obligatoire

verplicht

retenir

onthouden

regretter

betreuren, spijten

la valeur

de waarde

convaincre

overtuigen

la scolarité obligatoire

de leerplicht

soumettre

voorleggen

souligner

onderstrepen

la performance

de prestatie

la confiance

het vertrouwen

la tâche

de taak

quant à

wat betreft

permettre

toestaan

précoce

voorlijk, vroegrijp

passer le bac, passer son bac

eindexamen doen

faire des études

studeren

interdire

verbieden

un exercice

een oefening

la note

het cijfer