Hersen en gedrag 2025 | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/586

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

587 Terms

1
New cards

Astrocyten

Aan- en afvoer van voedings- en afvalstoffen; ondersteunen communicatie tussen neuronen.

2
New cards

Radiale gliacellen

Belangrijk bij de ontwikkeling van de hersenen.

3
New cards

Neuronen

Ontvangen informatie en geven deze door aan andere cellen.

4
New cards

Celmembraan

Scheidt de binnenkant van de cel van de buitenkant; weinig stoffen kunnen erdoorheen.

5
New cards

Mitochondriën

Energiecentrales van de cel; voeren metabole activiteiten uit.

6
New cards

Nucleus

Bevat de chromosomen.

7
New cards

Ribosomen

Plekken waar nieuwe eiwitten worden gemaakt.

8
New cards

Gliacellen

Steuncellen in het zenuwstelsel.

9
New cards

Oligodendrocyten

Produceren myeline en voeren nutriënten aan, vergelijkbaar met Schwann-cellen.

10
New cards

Microglia

Spelen een rol in afweer tegen virussen en schimmels; prolifereren bij hersenschade.

11
New cards

Endoplasmatisch reticulum

Netwerk van buizen dat eiwitten transporteert naar andere locaties.

12
New cards

Motor neuron

Ontvangt excitatie in het ruggenmerg en stuurt signalen naar spieren.

13
New cards

Sensorisch neuron

Gespecialiseerd in licht, geluid of tast; stuurt signalen naar het ruggenmerg.

14
New cards

Dendrieten

Vertakkingen die informatie ontvangen van andere neuronen.

15
New cards

Dendritic spines

Kleine uitgroeiingen die het aantal mogelijke synapsen vergroten.

16
New cards

Axon

Brengt signalen over naar andere neuronen, organen of spieren.

17
New cards

Soma (cellichaam)

Bevat nucleus, ribosomen en mitochondriën.

18
New cards

Presynaptische terminal

Einde van een axon waar neurotransmitters worden vrijgelaten.

19
New cards

Myeline

Witte vet- en eiwitlaag om axonen; versnelt prikkelgeleiding.

20
New cards

Knopen van Ranvier

Stukken axon zonder myeline; zorgen voor snellere geleiding.

21
New cards

Centrale zenuwstelsel

Hersenen en ruggenmerg.

22
New cards

Bloed-hersenbarrière

Mechanisme dat de hersenen beschermt tegen schadelijke stoffen.

23
New cards

Afferent

Voert informatie aan (sensorisch).

24
New cards

Efferent

Voert informatie af (motorisch).

25
New cards

Interneuron

Neuronen waarvan axonen en dendrieten binnen één structuur blijven.

26
New cards

Actief transport

Transport van stoffen dat energie kost.

27
New cards

Glucose

Belangrijkste energiebron voor neuronen.

28
New cards

Thiamine (Vitamine B1)

Vitamine nodig voor het gebruik van glucose.

29
New cards

Extracellulaire ruimte

de ruimte buiten de cel.

30
New cards

Intracellulaire ruimte

de ruimte binnen in de cel.

31
New cards

Elektrisch gradient

verschil in elektrische lading van het membraan in rust.

32
New cards

Polarisatie

verschil in elektrische lading tussen binnen- en buitenkant van de cel.

33
New cards

Rustpotentiaal

-70 mV: binnenkant van de cel is negatief t.o.v. de buitenkant door negatieve ionen binnen de cel.

34
New cards

Selectieve permeabiliteit

sommige stoffen kunnen makkelijker door het membraan dan andere.

35
New cards

Natrium-kaliumpomp

depolarisatie: pompt 3 Na⁺ naar buiten en 2 K⁺ naar binnen; actief transport.

36
New cards

Concentratiegradiënt

verschil in ionenverdeling binnen en buiten de cel.

37
New cards

Actiepotentiaal

elektrische signalen die worden verstuurd door axonen.

38
New cards

Gradueel potentiaal

kleine verandering in membraanpotentiaal die niet alles-of-niets is.

39
New cards

Depolarisatie

afname van de polarisatie richting 0.

40
New cards

Herstelperiode

periode waarin geen nieuw actiepotentiaal kan ontstaan na de piek.

41
New cards

Absolute herstelperiode

membraan kan geen actiepotentiaal produceren ongeacht stimulatie.

42
New cards

Relatieve herstelperiode

alleen een extra sterke prikkel kan een actiepotentiaal opwekken.

43
New cards

Drempelwaarde

punt waarop natriumkanalen openen en een actiepotentiaal start.

44
New cards

Saltatory conduction/ sprongewijze geleiding

het springen van actiepotentialen van knoop naar knoop.

45
New cards

Hyperpolarisatie

toename van negatieve lading binnen het neuron.

46
New cards

Propagatie van het actiepotentiaal

voortgeleiding van een actiepotentiaal langs het axon.

47
New cards

Alles-of-niets principe

een actiepotentiaal is altijd maximaal zodra de drempelwaarde wordt overschreden.

48
New cards

Myeline

vet- en eiwitstof die axonen omhult en geleiding versnelt.

49
New cards

Temporele sommatie

veel prikkels snel na elkaar verhogen de kans op een actiepotentiaal.

50
New cards

Spatiële sommatie

prikkels van verschillende locaties worden opgeteld om de drempelwaarde te bereiken.

51
New cards

Presynaptische cel

cel vóór de synaps die neurotransmitters afgeeft.

52
New cards

Postsynaptische cel

cel na de synaps die neurotransmitters ontvangt.

53
New cards

Excitatie (EPSP)

positieve prikkeling die depolarisatie veroorzaakt.

54
New cards

Inhibitie (IPSP)

negatieve prikkeling die depolarisatie minder waarschijnlijk maakt.

55
New cards

Lokale neuronen

neuronen zonder axon die alleen informatie uitwisselen met buren.

56
New cards

Gradueel (gegradeerd) potentiaal

potentiaalverandering die proportioneel is aan de stimulus en geleidelijk afneemt.

57
New cards

Reflex

automatische spierreactie op een stimulus.

58
New cards

Reflexboog

route van sensorisch neuron naar spierrespons.

59
New cards

Spontane vuursnelheid

regelmatige actiepotentialen zonder synaptische input.

60
New cards

Vesikels

blaasjes die neurotransmitters opslaan in de presynaptische terminal.

61
New cards

MAO

enzym dat serotonine, dopamine en noradrenaline afbreekt.

62
New cards

Exocytose

plots vrijkomen van neurotransmitters door calciuminstroom.

63
New cards

Ionotrope effecten

neurotransmitter opent direct een ionkanaal.

64
New cards

Transmitter-gated/ligand-gated

kanalen die openen wanneer een neurotransmitter bindt; snelle ionotrope werking.

65
New cards

Agonist

een vreemde stof die meewerkt, versterkt het effect van neurotransmitter

66
New cards

Antagonist

een vreemde stof die tegenwerkt, remt het effect van neurotransmitter

67
New cards

Affiniteit

een stof met een hoge affiniteit bindt sterk aan receptoren, een stof met een lage affiniteit bindt zwak aan de receptoren

68
New cards

Effectiviteit

stoffen met een lage effectiviteit hebben weinig effect, en een stof met een hoge effectiviteit heeft veel effect

69
New cards

Autoreceptor

receptoren die reageren op de vrijgegeven neurotransmitter door verdere synthese en afgifte te remmen; ze zorgen voor negatieve feedback

70
New cards

Anandamide / 2-AG

reverse transmitters die terug reizen naar de presynaptische terminal om verdere afgifte van neurotransmitters te blokkeren

71
New cards

Hallucinerende middelen

drugs die de waarneming vervormen en chemisch lijken op serotonine

72
New cards

Cannabinoïden

de werkzame stoffen in marihuana; ze binden aan anandamide- of 2-AG-receptoren op presynaptische neuronen en geven een "stopsignaal", waardoor de presynaptische cel stopt met zenden

73
New cards

Nicotine

een stof in tabak die nicotinereceptoren stimuleert; deze liggen o.a. op dopaminerge neuronen en verhogen dopamine-afgifte

74
New cards

Opiaten

drugs die afkomstig zijn van of lijken op stoffen uit de papaverplant, zoals heroïne, morfine en methadon

75
New cards

Acetylcholinesterase

het enzym dat acetylcholine afbreekt in acetaat en choline; choline wordt hergebruikt door het presynaptische neuron

76
New cards

Heropname (reuptake)

proces waarbij neurotransmitters zoals serotonine en dopamine via transporteiwitten opnieuw worden opgenomen

77
New cards

COMT

een enzym dat neurotransmitters afbreekt die niet via transporters worden terug opgenomen

78
New cards

Amfetamine / cocaïne

stimulerende middelen die de transporters voor dopamine, serotonine en noradrenaline blokkeren, waardoor heropname vermindert

79
New cards

Methylfenidaat (Ritalin)

ADHD-medicatie die de heropname van dopamine blokkeert, maar langzamer werkt dan cocaïne

80
New cards

Gap junction

directe elektrische verbinding tussen neuronen via contact tussen hun membranen

81
New cards

Hormoon

een chemische stof die door cellen wordt afgescheiden en via het bloed andere cellen beïnvloedt

82
New cards

Endocriene klieren

klieren die hormonen produceren; hormonen bereiken veel cellen, maar alleen cellen met de juiste receptor reageren

83
New cards

Proteïnehormonen

langere ketens van aminozuren

84
New cards

Peptidehormonen

kortere ketens van aminozuren; beide binden aan membraanreceptoren en activeren een second messenger

85
New cards

Hypofyse (pituitary gland)

een klier verbonden met de hypothalamus, bestaande uit een voorkwab en een achterkwab

86
New cards

Voorkwab (anterior pituitary)

synthetiseert zes hormonen

87
New cards

Achterkwab (posterior pituitary)

geeft door de hypothalamus geproduceerde hormonen af

88
New cards

Oxytocine en vasopressine

hormonen die in de hypothalamus worden gemaakt en via de achterkwab worden vrijgegeven

89
New cards

Hypothalamus

scheidt releasing hormones af die de voorkwab stimuleren of remmen

90
New cards

Zelfstimulatie van de hersenen

experiment waarbij ratten elektroden gebruikten om zichzelf beloning te geven

91
New cards

Nucleus accumbens

belangrijk gebied voor beloning; dopamine-afgifte hier is cruciaal voor verslaving

92
New cards

Craving

een hardnekkige drang naar de stof

93
New cards

Tolerantie

het afnemen van effecten bij voortgezet gebruik

94
New cards

Ontwenningsverschijnselen

lichamelijke reacties wanneer het lichaam de verwachte drug niet ontvangt

95
New cards

Antabuse

middel dat het enzym blokkeert dat acetaldehyde afbreekt, waardoor alcoholgebruik misselijkheid veroorzaakt

96
New cards

Methadon

opiaatachtig middel dat dezelfde receptoren activeert als heroïne of morfine

97
New cards

98
New cards

Ernstige depressie (major depression)

wekenlang bijna elke dag verdrietig en hulpeloos zijn; nucleus accumbens reageert minder op beloning

99
New cards

Bipolaire stoornis

afwisselingen tussen depressie en manie

100
New cards

Manie

toestand met rusteloosheid, opwinding en overmatig zelfvertrouwen