1/63
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Frans
Nederlands
l'organisation de l'entreprise
de bedrijfsorganisatie
une organisation efficace
een efficiënte organisatie
organiser un département / un service
een afdeling opzetten
les échelons de la hiérarchie
de trappen van de hiërarchie
le supérieur / le subordonné
de meerdere / de ondergeschikte
les cadres
het kaderpersoneel
le chef de service
het afdelingshoofd
être responsable de...
verantwoordelijk zijn voor...
un organigramme
een organisatieschema
une structure centralisée / décentralisée
gecentraliseerde/gedecentraliseerde structuur
la gestion / le management
het beheer, management
gérer une entreprise
een bedrijf leiden
un économiste est à la tête de...
een econoom staat aan het hoofd van...
planifier les activités
de werkzaamheden plannen
coordonner les décisions
de beslissingen coördineren
travailler en équipe
in teamverband werken
assister à la réunion
de vergadering bijwonen
exécuter un projet
een plan uitvoeren
le service du personnel
de personeelsdienst
le chef du personnel
de personeelschef
un membre / délégué du personnel
personeelslid / -vertegenwoordiger
les effectifs
het personeelsbestand
la taille de l'entreprise
bedrijfsgrootte
une petite/moyenne/grande entreprise
een klein, middelgroot, groot bedrijf
une P.M.E.
een KMO
créer / fonder une entreprise
een bedrijf oprichten
une société anonyme (S.A.)
naamloze vennootschap
une S.A.R.L./société à responsabilité limitée
een BV/besloten vennootschap
une multinationale
een multinational
une filiale / succursale
dochteronderneming / filiaal
fusionner
fuseren
la faillite
het faillissement
déposer le bilan
het faillissement aanvragen
un commerçant failli
een failliete handelaar
la vente publique
openbare verkoop
la fraude/le détournement de fonds
fraude / verduistering
la Chambre de Commerce
Kamer van Koophandel
le Registre du commerce
Handelsregister
la politique des prix
prijsbeleid
la hausse des prix/la baisse des prix
prijsstijging / prijsdaling
l'inflation / le taux d'inflation
inflatie
des prix stables / le prix plafond / le prix plancher
stabiele, maximum- en minimumprijzen
limiter l'inflation à...
inflatie beperken tot...
l'indice des prix à la consommation
prijsindexcijfer gezinsconsumptie
la planification
economische planning
les prévisions économiques
economische prognoses
l'activité économique
economische bedrijvigheid
le développement économique
economische ontwikkeling
la croissance économique
economische groei
une tendance à la hausse
stijgende tendens
la hausse du niveau de vie
stijging levensstandaard
l'offre et la demande
vraag en aanbod
la crise économique
economische crisis
Un économiste est à la tête de l'entreprise.
Een econoom staat aan het hoofd van het bedrijf.
La société a déposé le bilan auprès du tribunal de commerce.
Het bedrijf heeft het faillissement aangevraagd.
Les commerçants sont libres de se faire concurrence.
Handelaars mogen elkaar vrij beconcurreren.
La demande dépasse de loin l'offre
De vraag is veel groter dan het aanbod.
Les prix ne cessent d'augmenter
De prijzen blijven stijgen.
Le directeur a confiance dans l'avenir de son entreprise
De directeur heeft vertrouwen in de toekomst van zijn bedrijf.
Il prévoit un taux de croissance de 6 % de son chiffre d'affaires
Hij verwacht een omzetgroei van 6 procent.
L'activité économique s'est fortement accrue
De economische bedrijvigheid is sterk gegroeid.
Le parlement discute et vote le plan
Het parlement bespreekt en stemt over het plan.
Ces facteurs sont favorables au développement de l'industrie
Deze factoren bevorderen de ontwikkeling van de industrie.