Ecologie & tereinstudie

0.0(0)
studied byStudied by 1 person
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/101

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Biology

10th

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

102 Terms

1
New cards
Ecologie
de studie van de wederzijdse beïnvloeding tussen organismen onderling en tussen organismen en hun milieu.
2
New cards
ecosysteem
levensgemeenschap(pen) + bioto(o)p(en)
3
New cards
levensgemeenschap
een geheel van organismen van dezelfde en verschillende soorten die in hetzelfde milieu voorkomen en elkaar beïnvloeden
4
New cards
biotische factoren
- onderlinge beïnvloeding van organismen (= levende wezens), en dus ook van de levensgemeenschap. - levende factoren die de levensgemeenschap beïnvloeden vbn: hoeveelheid voedsel, predator-prooi, parasieten, dieren als bestuivers, paargedrag, nestbouw en nestgelegenheid, ..
5
New cards
abiotische factoren
niet-levende factoren die de levensgemeenschap beïnvloeden. vbn: hoeveelheid H2O, O2 en mineralen, temperatuur, neerslag, bodemtype, reliëf, zonlicht, wind, pH, ...
6
New cards
biotoop
het gebied dat wordt ingenomen door een levensgemeenschap. Het heeft zijn specifieke abiotische factoren
7
New cards
habitat
de plaats die een organisme inneemt in de biotoop
8
New cards
niche
de specifieke functie van een organisme binnen haar habitat, in de biotoop
9
New cards
ecosysteem (definite)
dynamisch geheel van organismen en hun niet-levende omgeving die op een bepaald plaats ( = biotoop) een functionele eenheid vormen.
10
New cards
niet levende omgeving
biotoop, habitat, niche
11
New cards
beïnvloedt organismen met abiotische factoren
biotoop
12
New cards
beïnvloeden elkaar en de abiotische factoren van de biotoop
organismen
13
New cards
populatie
groep organismen van dezelfde soort
14
New cards
soort
kan onderling voortplanten
15
New cards
biosfeer
- het gedeelte van de aarde en de dampkring dat door organismen wordt bewoond. - een smalle band rondom de aarde die zich uitbreidt tot op de diepste oceaanbodem en tot hoog in de atmosfeer en alle levende wezens omvat.
16
New cards
macroklimaat
een vrijwel eenzelfde klimaat dat binnen een groot gebied heerst
17
New cards
bioom
vegetatiegordel
18
New cards
bioom/vegetatiegordel
- groot gebied met een welbepaald macroklimaat, waarin specifieke levensgemeenschappen voorkomen - groot gebied met een zekere topografie waarin bepaalde soorten van organismen samen voorkomen. vbn: tropische bossen, loofbossen, naaldbossen, grasland, woestijnen, toendra's
19
New cards
microklimaat
klein gebied dat wordt gekenmerkt door zijn eigen typische abiotische en biotische factoren
20
New cards
ecosysteemen
micro-, macroklimaten,...
21
New cards
organisatieniveau biosfeer
atoom, molecule, orgaan-cel, cel, orgaan, organisme, individu, populatie, levensgemeenschap, ecosysteem, bioom, biosfeer
22
New cards
samenstelling biosfeer (groot naar klein)
biosfeer, bioom, ecosysteem,biotoop met levensgemeenschap, habitat, niche
23
New cards
vegetatiezone
een bepaald gebied waar een bepaald type plantengroei domineert onder invloed van het klimaat
24
New cards
vegetatietype
het type plantengroei dat overheersend voorkomt in een bepaald gebied, en dit gebied is dan natuurlijk de vegetatiezone
25
New cards
evenwicht stabiele zoetwaterecosystemen
door gelijk van productie en afbraak van organische stoffen
26
New cards
zelfreinigend vermogen van water
afgestorven planten en dieren worden door aërobe bacteriën afbreken tot minerale (anorganische) stoffen voor planten
27
New cards
biodiversiteit
verscheidenheid aan soorten
28
New cards
determineren
de naam van organismen opzoeken
29
New cards
inventariseren
het tellen/schatten van soorten en hun verspreiding in een gebied
30
New cards
indicatorsoorten
soorten die door hun aan/afwezigheid informatie over et gebied kunnen geven
31
New cards
Niveau van ecosystemen
De mens beïnvloedt zo goed als alle ecosystemen op aarde
32
New cards
Natuurlijke ecosystemen
ecosystemen zonder invloed van mens b.v. zuidpoolgebied, hoge toppen van de Himalaya
33
New cards
Half-natuurlijke ecosystemen
ecosysteem waarbij fauna en flora zich spontaan gevestigd hebben, maar beïnvloed door menselijke activiteiten b.v. natuurreservaten; veel van deze zijn klein en liggen sterk verspreid
34
New cards
Kunstmatige ecosystemen
ecosysteem dat volledig door de mens gecreëerd is b.v. wegbermen → rozetplanten
35
New cards
tredplanten
laag-groeiende planten die veel licht nodig hebben bv paardebloem, madeliefje
36
New cards
genetisch niveau
het DNA van planten, hoe goed ze kunnen overleven met natuurlijke selectie
37
New cards
betreding
betreding door; grote dieren, mensen → verdichting+ verharding boden → minder ruimte voor H2O, O2 en mineralen/ meer weerstand voor plantenwortels bij het groeien
38
New cards
begrazing, vermesting & verzuring (1)
grote grazers → natuurgebieden →

VD begrazing:

* opener karakter van landschap verder dichtgroeien van heide en duinen vermijden


* meer diversiteit in plantensoorten

ND begrazing:

* verstoring van plaatselijke diersoorten b.v. minder mieren, loopkevers en reptielen
39
New cards
begrazing, vermesting & verzuring (2)
grote grazers → faeces → **vermesting**; nitraten en nitrieten in de bodem →

VD:

* belangrijke voedingsstoffen voor planten

ND:

* overbemesting indien teveel
40
New cards
begrazing, vermesting & verzuring (3)
grote grazers → urine → **verzuring :**

* door urinezuur


* ammoniak (NH3) wordt door bodembacteriën omgezet in waterstofnitraat (HNO3)

→ sterfte van sommige planten en dieren
41
New cards
exoten
invasieve soorten; hebben geen natuurlijke vijanden → verdringen inheemse soorten → zorgt voor daling in biodiversiteit
42
New cards
Canadese Ganzen
eten massaal gras op bestemd voor o.a. koeien en vernietigen oogsten van landbouwers → grote hoeveelheid uitwerpselen:

* teveel voedingsstoffen in de bodem
* verzuring door nitrificatie
43
New cards
inheemse dieren met negatieve invloed
B.v. bevers: - bouwen dammen zodat akkers en weide onder water lopen - eten kruiden, struiken, fruitbomen, landbouwgewassen
44
New cards
successie
opeenvolgende verandering van de vegetatie in tijd
45
New cards
dood plantenmateriaal
zorgt voor meer hummus
46
New cards
primaire successie
start vanuit een onbegroeid gebied zonder bodem- of humuslaag
47
New cards
opvolgende vegetatietypes successie
pioniersvegetaties, overgangsvegetaties, climaxvegetaties
48
New cards
pioniersvegetatie
vestigen zich als op een onbegroeide plaats, hoge tolerantiegrens, weerstand voor sterke abiotische factoren, meestal één jarigen, veel lichte zaden verspreid via de wind, kiemen zeer snel, groeien en bloeien, - klein wortelstelsel en groot bladoppervlak
49
New cards
waarom spelen moerasplanten een belangrijke rol in het verlandingsproces
afgestorven plantenmateriaal bezinkt tussen wortelstokken van moerasplanten in de ondiepe waterzone, het slib hoogt de bodem stelselmatig op.
50
New cards
boomsoorten
lichtbomen, schaduwbomen
51
New cards
verstoring successie door
natuur (omgewaaide boom), mens (bos afbranden)
52
New cards
stationair stadium ecosysteem
afremming successie , beheer door de mens -\> stopt natuurlijk vegetatieproces
53
New cards
ecologisch bosbeheer
gestructureerd, selectief onderhoud/kappingen
54
New cards
pioniersvegetatie vb
Biestarwegras, klaproos, kamille, klein hoefblad, zandkool…
55
New cards
kenmerken pioniersvegetatie
* kunnen zich als eerste vestigen op een tot dan toe onbegroeide plaats en hebben een hoge tolerantiegrens
* kunnen weerstaan aan sterke abiotische factoren
* meestal éénjarigen
* veel lichte zaden verspreid via de wind
* planten die zeer snel kiemen, groeien en bloeien
* klein wortelstelsel en groot bladoppervlak
56
New cards
Hoe komt het dat telkens nieuwe soorten zich in een bepaald gebied kunnen vestigen en bestaande soorten geleidelijk aan verdwijnen?
Planten veranderen telkens de groeiomstandigheden, waardoor andere soorten de aanwezige soorten wegconcurreren
57
New cards
verlanding van een zoetwaterplas
1 waterplanten → groeien onder moeilijke omstandigheden in de plas = pioniersvegetatie

2 oeverplanten → slib wordt gevormd door afgestorven plantenmateriaal, verlanding naar midden van plas, oeverplanten schuiven dus op

3 moerasplanten → vestigen zich op het deels verlande gebied

4 broekbos → climaxvegetatie: broekbos met wilgen en elzen
58
New cards
trofie
voedsel
59
New cards
trofische structuur
hiërarchie voedselrelaties -\> bepalend voor energiedoorstroming en kringkringloop ecosysteem
60
New cards
volgorde hiërarchie (h -\> l)
carnivoren, carnivoren, herbivoren, producenten
61
New cards
voorbeeld hiërarchie
gras, muis, slang, buizard
62
New cards
producenten
planten, 1e trofisch niveau
63
New cards
consumenten 1e orde
planteneters/herbivoren , 2e trofisch niveau
64
New cards
consumenten 2e orde
vleeseters/carnivoren, 3e trofisch niveau
65
New cards
consumenten 3e orde
vleeseters, 4e trofisch niveau
66
New cards
dode organismen waren
producenten, consumenten 1e, 2e, 3e,... orde
67
New cards
namen trofische niveaus
producenten, consumenten, reducenten
68
New cards
producenten (def)
organismen met bladgroenkorrels die aan fotosynthese doen en energiearme stoffen omzetten in energierijk voedsel, niet afhankelijk andere levende wezens voor voedsel (= autotrofe organismen), eerste trofisch niveau
69
New cards
autotroof
het kunnen vormen van eigen voedsel via fotosynthese
70
New cards
heterotroof
zich moeten voeden met andere organismen
71
New cards
halfparasieten
halen grondstoffen uit andere planten maar doen zelf aan fotosynthese
72
New cards
consumenten (def)
organismen die niet aan fotosynthese doen (hebben geen bladgroen) zijn (on)rechtstreeks afhankelijk van groene planten voor hun voeding (= heterotrofe organismen), behoren tot het tweede en volgende trofische niveaus
73
New cards
consumenten o.a. 1e orde
alleseters/omnivoren, voeden met plant + dierlijke voeding afhankelijk van omstandigheden
74
New cards
opruimers dode resten
detrivoren/afvaleters (consumentne)
75
New cards
voedselketen
volgorde voedselbron organismen
76
New cards
voedselweb
verschillende voedselketens in verbinding
77
New cards
trofisch niveau
plaats organisme voedselketen
78
New cards
reducenten/opruimers
breken dode resten tot anorganische stoffen (co², water zout) -\> mineralisatie
79
New cards
vrijgekomen mineralen
opname producenten (schimmels, zwammen, ...)
80
New cards
materiekringloop
kringloop van omzettingen energiearme anorganische stoffen tot energierijke organische stoffen (vorm materie verandert, geheel niet)
81
New cards
meerderheid microorganismen
producenten (omdat ze autotroof zijn)
82
New cards
kwantitatief
hoeveelheid volgens aantallen
83
New cards
voedselrelaties kwantitatief
piramide volgens, aantallen, biomassa, energie
84
New cards
piramide van aantallen
aantal individuen neemt af met elk niveau
85
New cards
piramide biomassa
totale droge massa per trofisch niveau (10% biomassa vorig niveau)
86
New cards
piramide energie
hoeveelheid energie (weergegeven in biomassa) Joule
87
New cards
energiestroom
belangrijk woordje
88
New cards
energieverlies energiestroom
celademhaling, uitwerpselen, afgestorven weefsel
89
New cards
functies water in organismen
* leefomgeving voor vele organismen
* belangrijk reagens (beginproduct) bij chemische reacties in cel
* oplosmiddel voor vele stoffen in of buiten de cellen
* onmisbaar milieu waarin chemische reacties in en buiten de cel gebeuren
* transportmiddel voor vele stoffen
90
New cards
korte watercyclus

1. verdamping/evaporatie
2. condensatie & desublimenatie → vormen wolken
3. neerslag/precipatie → grotendeels terug in zeeën é oceanen
91
New cards
lange watercyclus

1. afvloeiing
2. insijpeling → bodemvocht & grondwater
3. waterstromen terug de zee in


1. verdamping/evaporatie oppervlaktewater → transpiratie
92
New cards
koolstofcyclus

1. fotosynthese
2. verbranding van voedingsstoffen via celademhaling
3. consumptie van voedsel
4. vorming van fossiele brandstoffen
5. verbranden van fossiele brandstoffen


1. afbreken van dode organismen door reducenten tot anorganische stoffen (= mineralisatie)
93
New cards
stikstofcyclus

1. knolletjesbacteriën → stikstof → ammoniumverbindingen
2. producenten → nemen nitraat op uit de bodem → plantaardige eiwitten
3. consumenten → plantaardige eiwitten → dierlijke eiwitten
4. reducenten → eiwitten → ammonificatie
5. Nitrificerende bacteriën → nitriet + nitraat


1. nitriet + nitraat → voedsel producenten/detrificerende bacteri¨¨en → detrificatie
94
New cards
energiestroom
* De energiestroom kan enkel doorgaan via de voortdurende input van lichtenergie door de zon. Bij elke overgang van trofisch niveau is er 90% energieverlies, en hierdoor ontstaat een energiestroom door een ecosysteem.
* De energiestroom ontstaat doordat alle lichtenergie van de zon via de voedselketen wordt doorgegeven, en uiteindelijk wordt omgezet in thermische energie. Hierdoor bestaat een voedselketen nooit uit meer dan 8 trofische niveaus, omdat er immers onvoldoende chemische energie over zou zijn
95
New cards
energieverlies
* celademhaling
* (= verbranding van voedingsstoffen in cel m.b.v. O2): chemische energie → thermische energie (warmte)
* biomassa-verlies:
* onverteerbaar materiaal
* uitwerpselen
* afgestorven weefsel
* organismen sterven vooraleer opgegeten te worden
* organismen worden slechts gedeeltelijk opgegeten …
96
New cards
Ecosysteemdiensten
goederen en diensten uit de natuur die de mens kan gebruiken


1. producerende; drinkbaar water, O2, steenkool
2. culturele; ontspanning
3. regulerende; strand + duinen bescherming stormvloeden


1. ondersteunende; energiestroom
97
New cards
eutrofiëring
is de vergroting van de voedselrijkdom in met name water
98
New cards
waterverontreiniging → vissterfte
knowt flashcard image
99
New cards
waterverontreiniging → eutrofiëren + waterbloei
knowt flashcard image
100
New cards
biologisch concentratie-effect
chemische stoffen stapelen zich op → hogere concentratie, hogere voedselkringloop → langzame vergiftiging