Home
Explore
Exams
Search for anything
Login
Get started
Home
Language
A-Level French
regelmatie werkwoorden
0.0
(0)
Rate it
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
Flashcards
Card Sorting
1/300
Earn XP
Description and Tags
French
A-Level French
11th
Add tags
301 Terms
View all (301)
Star these 301
1
New cards
accepter
aanvaarden
2
New cards
adorer
gek zijn op
3
New cards
aider
helpen
4
New cards
aimer
houden van
5
New cards
ajouter
eraan toevoegen
6
New cards
améliorer
verbeteren
7
New cards
(s')arrêter
stoppen, arresteren
8
New cards
arriver
aankomen
9
New cards
s'approcher (de qqch ou de qqn)
(iets of iemand) naderen
10
New cards
assurer, s'assurer de
geruststellen, zich verzekeren van
11
New cards
bavarder
babbelen
12
New cards
briller
schitteren, stralen
13
New cards
se brosser (les dents)
( je tanden) poetsen
14
New cards
brûler
branden
15
New cards
cacher
verstoppen
16
New cards
se casser
( je arm, been, ...) breken
17
New cards
chanter
zingen
18
New cards
chercher
zoeken
19
New cards
comparer
vergelijken
20
New cards
compter (sur)
tellen, rekenen op
21
New cards
continuer
verdergaan
22
New cards
se coucher
gaan slapen
23
New cards
crier
roepen, schreeuwen
24
New cards
danser
dansen
25
New cards
demander
vragen
26
New cards
décider
beslissen
27
New cards
deviner
raden
28
New cards
déjeuner
lunchen, ontbijten
29
New cards
détester
haten
30
New cards
donner
geven
31
New cards
entrer
binnengaan
32
New cards
écouter
luisteren
33
New cards
embrasser
kussen, omhelzen
34
New cards
étudier
studeren
35
New cards
éviter
vermijden
36
New cards
exister
bestaan
37
New cards
expliquer
verklaren, uitleggen
38
New cards
s'exprimer
zich uitdrukken
39
New cards
fermer
sluiten
40
New cards
former
vormen, maken
41
New cards
frapper
slaan
42
New cards
gagner
winnen
43
New cards
garder
behouden
44
New cards
glisser
glijden
45
New cards
habiter
wonen
46
New cards
inventer
uitvinden
47
New cards
inviter
uitnodigen
48
New cards
jouer
spelen
49
New cards
manquer
missen, ontbreken
50
New cards
marcher
gaan, stappen
51
New cards
monter
naar boven gaan, opstappen
52
New cards
montrer
tonen
53
New cards
noter
noteren, nota nemen
54
New cards
occuper
bezetten
55
New cards
oser
durven
56
New cards
oublier
vergeten
57
New cards
parler
praten, spreken
58
New cards
passer
passeren, gebeuren, doorbrengen
59
New cards
penser
denken
60
New cards
pleurer
huilen
61
New cards
porter
dragen
62
New cards
apporter
meebrengen
63
New cards
pousser
duwen
64
New cards
préparer
klaarmaken, voorbereiden
65
New cards
présenter
voorstellen
66
New cards
prier
bidden
67
New cards
quitter
verlaten
68
New cards
raconter
vertellen
69
New cards
regarder
kijken
70
New cards
refuser
weigeren
71
New cards
remercier
bedanken
72
New cards
(se) rencontrer
(elkaar) ontmoeten
73
New cards
rentrer
naar huis gaan, terug binnenkomen, thuiskomen
74
New cards
se reposer
uitrusten
75
New cards
rester
blijven
76
New cards
retourner
terugkeren
77
New cards
rigoler
lachen, een grapje maken
78
New cards
réviser
herhalen, nog eens doornemen
79
New cards
rêver
dromen
80
New cards
rouler
rollen, rijden
81
New cards
sauver
redden
82
New cards
(se) soigner
(zich) verzorgen
83
New cards
tirer
trekken
84
New cards
tomber
vallen
85
New cards
toucher
aanraken
86
New cards
tourner
draaien
87
New cards
travailler
werken
88
New cards
traverser
oversteken, (dwars) gaan door
89
New cards
tuer
doden
90
New cards
utiliser
gebruiken
91
New cards
voler
vliegen, stelen
92
New cards
visiter
bezoeken
93
New cards
s'amuser
zich amuseren
94
New cards
se dépêcher
zich haasten
95
New cards
se laver
zich wassen
96
New cards
se marier
trouwen
97
New cards
arranger
rangschikken, regelen
98
New cards
bouger
bewegen, verplaatsen
99
New cards
changer
veranderen
100
New cards
charger
laden, opdragen
Load more