Économie

studied byStudied by 2 people
0.0(0)
Get a hint
Hint

Économie

1 / 25

encourage image

There's no tags or description

Looks like no one added any tags here yet for you.

26 Terms

1

Économie

Uit het Grieks:

oikos (οἶκος), huis en nomos (νόμος), regel. Letterlijk: huishoudkunde

Dit bestudeert de keuze die mensen maken bij de productie, consumptie en

distributie van schaarse goederen en diensten.

New cards
2

Vraag en aanbod

Het fundamentele model van een markteconomie. Het stelt dat hoe groter de vraag naar een product is, des te hoger de prijs zal zijn, totdat het aanbod de vraag overtreft. Op dat moment zal de prijs zakken totdat er een evenwicht is bereikt tussen hoeveelheid en prijs.

New cards
3

Laisser faire Onzichtbare hand

= ‘Laat maar doen’

Een economische benadering die pleit voor een minimale interventie van de overheid.

New cards
4

(Vrije) Markteconomie

Een markteconomie is een manier waarop een land zijn spullen maakt en verdeelt. In dit systeem maken bedrijven dingen die andere mensen willen kopen. Deze dingen worden dan verkocht op een markt, waar mensen ze kunnen kopen.

In een markteconomie wordt de prijs van iets bepaald door hoeveel mensen het willen (vraag) en hoeveel ervan beschikbaar zijn (aanbod). De overheid heeft niet zoveel controle over de prijzen; het wordt meer bepaald door wat mensen willen kopen en wat er beschikbaar is.

Dit soort economie ontstaat als mensen heel goed worden in bepaalde taken en werk verdelen, waardoor er extra spullen zijn die ze kunnen verkopen. In tegenstelling tot een bestaanseconomie, waar mensen vooral voor zichzelf produceren wat ze nodig hebben, zijn mensen in een markteconomie minder zelfvoorzienend en kopen ze meer dingen van anderen.

New cards
5

Kapitalisme

Een economisch systeem waarbij de productiemiddelen (fabrieken, machines ...) en distributie hoofdzakelijk eigendom zijn van particuliere individuen of ondernemingen. De prijzen van de arbeid en goederen worden op de vrije markt bepaald, niet door de overheid. Winsten worden opgeëist door bedrijfseigenaren of door aandeelhouders van ondernemingen.

New cards
6

Keynesianisme

Een school die in de jaren 1930 werd bedacht door de Britse econoom John Maynard Keynes. Hij geloofde de markteconomie moest worden gematigd door de tussenkomst van de overheid. Hij pleitte voor een anticyclisch fiscaal beleid, waarbij de overheid geld in de economie pompt in moeilijke tijden, maar uitgaven verlaagt wanneer het goed gaat.

New cards
7

Neoliberalisme

O.a. Milton Friedman ontwikkelde deze gedachtengang: het vertrekt van minder overheidsinterventie ten voordele van particuliere initiatieven, geleid door een vrije markteconomie = LIBERALISERING. Neoliberalen geloven in het verlagen van overheidsuitgaven, de PRIVATISERING van overheidsbedrijven, verlagen van belastingen en het wegnemen van alles wat handel belemmert (vergunningen, quota, kwaliteitscriteria, milieunormen ...) = DEREGULERIN

1. privatisering 2. deregulering 3. liberalisering

New cards
8

Monetarisme

Volgens Milton Friedman is de geldhoeveelheid de belangrijkste factor voor de economische prestaties van een land. Te veel geld in de economie zou leiden tot hoge inflatie, terwijl te weinig geld tot hogere rentetarieven, waardoor de consument meer geneigd zal zijn te sparen en minder zal uitgeven.

New cards
9

Marxisme

Bedacht door Karl Marx en Friedrich Engels met belangrijkste grondregel dat de geschiedenis kan worden samengevat tot een klassenstrijd tussen de arbeidersklasse en de bourgeoisie. Marx was van mening dat kapitalisten winst maakten door de arbeidersklasse uit te buiten en een arbeidersopstand het onvermijdelijke resultaat van deze ongelijke verhouding zou zijn.

New cards
10

Socialisme

In enge, economische zin, is dit een economisch systeem waarbij de productiemiddelen en – distributie eigendom zijn van de arbeiders of van de overheid. De prijzen van lonen en goederen worden door de overheid bepaald en niet door de markt.

New cards
11

Marktsocialisme

Probeert zowel het socialisme als de marktmechanisme van vraag en aanbod met elkaar te combineren.

(Tegenwoordig in China, Vietnam en Laos)

New cards
12

Kredietcrisis

= Credit crunch

Een beperking van de beschikbaarheid van krediet of leningen. Dit is vaak het resultaat van een verlies van vertrouwen in een sector van de financiële markt, met als gevolg dat investeerders hun geld opnemen en dit investeren in meer veilige sectoren.

(cf. bankencrisis 2008)

New cards
13

Inflatie

Stijging van de prijzen van goederen en diensten gedurende een bepaalde periode. Een lage inflatie wordt doorgaans als goed beschouwd. Een zeer hoge inflatie leidt tot instabiliteit op de financiële markten en onrust onder de werknemers omdat de werkelijke waarde van hun loon daalt = KOOPKRACHT.

New cards
14

Bruto Binnenlands Product

(BBP)

De som van alle goederen en diensten die in een land per jaar worden verkocht.

Formule = consumptie + investering + overheidsuitgaven + export – import

Dit is de gangbare indicator om van een land succesvolle economische prestaties te meten.

Kritiek: het is een smalle succesindicator, want het houdt geen rekening houdt met andere factoren die belangrijk zijn voor de kwaliteit van het leven zoals de welvaartsverdeling, levensverwachting, achteruitgang milieu.

New cards
15

Wisselkoers

De waarde van een valuta ten opzichte van een andere valuta. Bv. als 1 dollar = 0.61 euro dan is 1 euro = 1.63 dollar

New cards
16

Big Mac-index

Bedacht door het tijdschrift ‘The Economist’ om de waarde van valuta te illustreren. Men vergelijkt de prijs van een Big Mac in twee verschillende landen. Als deze niet overeenkomt met de werkelijke verhouding van de valuta t.o.v. elkaar dan is valuta over-of ondergewaardeerd.

New cards
17

Lobbysist

Een persoon die wordt aangesteld om de overheid over te halen om een beleid vast te stellen dat in het speciale belang is van een bepaalde groep of een bepaald bedrijf.

New cards
18

Economische recessie

de economische activiteit is op een relatief

Product (BBP) van een land tijdens twee achtereenvolgende trimesters is afgenomen.

lange termijn

verlaagd: wanneer het Bruto Binnenlands

In de economie betekent dit dat de economische groei daalt en lager is dan gemiddeld.

New cards
19

Economische depressie

De economische depressie is een toestand die nog een stap verder gaat dan de recessie. De

economische

depressie

is een ergere, langere toestand dan de recessie. Het gaat hierbij om een soms

jarenlange vermindering van de productie en de consumptie.

New cards
20

Saturatie van de markt

Verzadiging van de markt waarbij in een volgende fase het aanbod, de vraag overstijgt.

New cards
21

Agro-industrie

Grootschalige en machinale bewerking van agrarische producten

New cards
22

Agro-ecologie

Een concept om landbouwtechnieken en wetenschappen te gebruiken voor betere landbouw,

meer biodiversiteit en als aanpak tegen klimaatopwarming en honger.

New cards
23

UNFAO

United Nation Food Agriculture Organization

New cards
24

Greenwashing

Is het groener of maatschappelijk verantwoorder voordoen van een bedrijf of organisatie dan dat

deze daadwerkelijk is. Deze organisatie doet zich voor alsof zij weloverwogen met het milieu en-of

andere maatschappelijke thema`s omgaat, maar dit blijkt vaak niet meer dan een likje verf.

New cards
25

Ecomodernisme

Het ecomodernisme is een stroming in het debat over duurzaamheid. Ecomod

New cards
26

Antropogene klimaatopwarming

Opwarming van het klimaat te wijten aan de menselijke activiteit sinds het begin van de Industriële Revolutie in de 18e eeuw.

New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 28 people
... ago
5.0(2)
note Note
studied byStudied by 3 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 7 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 16 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 4 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 27 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 34 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 118 people
... ago
5.0(1)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard (21)
studied byStudied by 2 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (265)
studied byStudied by 19 people
... ago
4.0(1)
flashcards Flashcard (24)
studied byStudied by 51 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (46)
studied byStudied by 34 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (23)
studied byStudied by 23 people
... ago
5.0(4)
flashcards Flashcard (53)
studied byStudied by 26 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (30)
studied byStudied by 45 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (25)
studied byStudied by 17 people
... ago
5.0(1)
robot